Herten - Keubenhof












K


























Laatst bijgewerkt: 02-03-2016 © Jan Ruiten

OP ZOEK NAAR DE
ABDISSENHOF TE HERTEN

De Munsterabdij te Roermond bezat al sinds onheuglijke tijden zowel binnen als buiten het stadsgebied meerdere pachtboerderijen voor het onderhoud van de kloosterlingen. Het waren zonder uitzondering grote pachthoeven met een bovengemiddeld grondbezit. De namen van deze boerderijen zijn nu nog steeds bekend, ook buiten de gemeentegrenzen. Een uitzondering hierop is de abdissenhof te Herten. Nog voor de gemeente middels het kadaster in kaart werd gebracht, was de boerderij al lang verdwenen en de grond onder meerdere personen opgedeeld. De vergetelheid werd in gang gezet.

De boerderij op het Ham (35 bunders) buiten de stad werd in de tweede helft van de vorige eeuw aan haar lot overgelaten, om uiteindelijk te worden opgeruimd. Ook de boerderij op Muggenbroek (10+24 bunders), op de grens van de stad en het Gulickse Melick is in die tijd verdwenen. De Polack (35 bunders) over de Maas verloor haar land aan de pleziervaart. Kloostershof te Asenray (66 bunders) blinkt weliswaar als nooit tevoren, maar is haar grondbezit van akkers, weiden en broekland volledig kwijtgeraakt. Alleen de boerderij in het Munnichsbosch (100 bunders) heeft haar plaats en houtbestand als oud-kloostergoed behouden.

De abdissenhof te Herten heeft als enige geen sporen in het geheugen nagelaten. Ook in afgestofte archiefstukken wordt zij nauwelijks besproken. Het zijn slechts losse fragmenten en te weinig ook waaruit de onderzoeker kan putten, om een duidelijk beeld te scheppen. En toch was er geen boerderij binnen de gemeente die meer grondbezit kende dan de pachthof van het Munster.

Al sinds geruime tijd probeerden de erfgenamen Spee hun pachthof te Roer buiten het gezag van het stadsbestuur te houden. Bij hoog en laag hielden zij vol, dat de boerderij onder de vrijheerlijkheid Daelenbroek viel. In de oudste leenverheffingen staat het inderdaad keer op keer ook nadrukkelijk zo vermeld! Het Magistraet van de stad beweerde het tegendeel. Uit de landschat van de heerlijkheid Herten, Merum en Ool komt de boerderij te Roer dan ook niet voor.

Tussen de paperassen, die in de loop van het proces werden aangelegd, bevinden zich afschriften van deze landschat van voor en na 1600. Bijna steevast werd Mevrouw de abdis als eerste en grootste grondeigenaar genoemd. In 1622 werd de Munsterabdij aangeslagen voor ruim 63 bunders. In 1630 telde haar hoff tot Harten al bijna 10 bunders meer. In deze lijsten werden de pachters eveneens genoemd voor hun aandeel in de grondpacht.

In het Verdrachsboeck (Donderdagsprotocollen) van de stad wordt midden december 1618 terloops genoemd zekere Jan Joosten, halfener op der Vrouwen abdisse hof tot Merum. Waarschijnlijk hebben we te doen met de vader van eveneens Jan Joosten, die in mei 1635 genoemd werd in zijn functie van schepen te Herten. Hij was toen 38 jaar oud. Jaren later, in maart 1660 trad hij op als getuige in voornoemd proces: Jan Joosten, alias Keub, geboren en getogen te Herten, maar ondertussen verhuisd naar Neer in de graafschap Horn. Daar was hij voor z'n eigen gaan boeren.

Keubenhoff te Herten

Zijn ouders waren in 1606 op Keubenhoff in Herten komen wonen. (In september 1609 werd "Jan op Kebenhoff" als doopgetuige genoemd in het gezin Neiven-Vossen te Roermond.) Daarna heeft hij de pacht van hen overgenomen. Hij is gedurende 24 jaar schepen geweest in het gericht van Herten. Zodoende wist hij te getuigen dat Breyerhof te Roer "noch wel eenen scheut wechs binnen de limieten Roerwaerts ende Ruremondswaerts" lag en als zodanig nooit aan Herten schatting had betaald. Het vertrek van Joosten uit de gemeente lag tussen 1640 en 1650. In het ene geval komt hij nog voor als schepen, namelijk bij de verkoop van de Oudenborgh te Merum. Tien jaar later blijkt zijn plaats door een ander te zijn overgenomen.

Mogelijk krijgen we meer duidelijkheid hierover met het echtpaar Johan Joesten en Mericken Cremers. Zij kochten in november 1624 van de erfgenamen Willems een huis met brouwhuis op de hoek van de Oliestraat in Roermond (hoek Christoffelstraat) tegenover de Meelwaag. De koopprijs bedroeg 550 gulden en 1½ malder rogge. Het huis was belast met cijns van 5 malder rogge aan het St. Stevens-altaar in de H. Geestkerk, te betalen met 15 gulden. In april 1646 verkoopt het echtpaar Joosten het huis voor 625 gulden aan Johan Solemaecker, brouwer, en vrouw Catharina Meijers. (GAR, Hoofdgerecht inv.nr. 314-f.96 en 316-f.48.)

Jaren later, in maart 1673, komt de weduwe Solemaeckers hierop terug, met de mededeling dat Johan Joosten ofte Ceuben het huis had belast met 100 rijksdaalders, hetgeen toen (in 1646) in mindering van de koopprijs werd gebracht. De last verviel nu op haar drie kinderen. (GAR, Hoofdgerecht inv.nr. 318-f.65.)

De naam Keubenhoff verwijst naar de toponiem Keubenkamp die in de uitbreidingsplannen van de toenmalige gemeente Herten heeft stand gehouden. De naam komen we ook tegen in het bunderboek van Herten, in 1766 door de ijverige leen-griffier J.B. Haex opgemaakt als kopie van het register uit 1682. Bij het oorspronkelijke grondboek behoorden ook zo'n 20-tal kaarten, genummerd van A tot en met T. Huisplaatsen werden daarin slechts zijdelings genoemd. Het ging immers om het overige grondbezit waarop de landschat gebaseerd was.

Het bunderboek van 1682 geeft 85 bunders op, behorende tot de Abdije van 't Munster. Beduidend meer dan aan het begin van die eeuw. De grotere stukken lagen om en nabij de boerderij. De rest lag verspreid over de gemeente.

 

In een proces tussen de abdis en de vrijheer werd de laatste in 1629 door het Hof gelast om het paard in kwestie terug te geven, danwel 51 rijksdaalders te betalen plus een halve daalder voor elke dag dat hij het paard in arrest heeft gehouden, plus de vijf goudgulden die de halfman op haar hof te Herten al had betaald. Daarbij kwamen nog de kosten van 19 malder gerst, die de abdis op haar pachthof had laten dorsen, het malder ad 8 gulden. (GAR: Aanwinst Maastricht, ongeordende stukken.)


Detail kadasterkaart C1 waarop enkele gronden van de voormalige Keubenhof staan ingetekend.
In rood alleen die percelen van de Munsterabdij, die te plaatsen waren.

De Overkamp nabij de kerk, langs het Hondsbergje blijkt de meest logische plaats om de voormalige abdissenhof te situeren. Ook in het bunderboek van 1682 wordt de huisplaats daar genoemd, samen met de aangrenzende boomgaard. In 1648 is sprake van een oudere erfdeling betreffende een andere huisplaats van 2 morgen, gelegen tussen de boomgaard van de abdisse op het Munster en de Hoogstraat. (Geel blok op de kaart.)

Aan de hand van dit bunderboek is een eerste schets van enig grondbezit wel te geven met de Steenakker aan de Maas, de kamp met de huisplaats en de Keubenkamp. Een nadere invulling kunnen we nog niet maken. De Steynacker werd in 1682 gemeten op 1634 roeden en 69 voet, ofwel ruim 3½ bunder. Dat komt precies overeen met de meting omstreeks 1840 door het kadaster. Ook de meting van den Kuebenkamp, tussen de weegen komt in beide verslagen uit op ruim 9 ha. De kamp aan de overkant van de karbaan naar Merum en met de kopzijde op de Gulickerweg, die de limiet vormde tussen het gericht van Herten en de buurtschap Roer, werd gemeten op 71/3 bunder. Dat komt exact overeen met de meting uit 1840 van de grond rechts op de kaart. Overigens had de Munsterabdij aan de andere kant van de limiet nog enkele grote stukken land te Roer. (Op bovenstaande kaart in de rechter bovenhoek.)

 

Minder overtuigend is de meting van de kamp midden op de grote kaart. Toch is dit tot nog toe de meest aannemelijke plaats waar in het verre verleden de Abdissenhof heeft gestaan. Volgens meting door het kadaster omstreeks 1820 was de Overkamp 3 ha groot als een geheel. De gegevens uit 1682 wijzen naar de huisplaats van Jan Kurvers. Dat is dezelfde huisplaats als hierboven genoemd in de erfdeling. Bij de laatste meting was het kampje naast het huis van Kurvers 195 roeden groot (wat overeenkomt met de 41 are in 1840), gelegen tussen Munster-goed en het straetgen.

Anderzijds grensde dit Munster-goed, genoemd "Cueben huysplats en campken", in 1682 tussen Kurvers erf en de weg en was niet meer dan 526 roeden en 76 voet. Omgerekend is dat 116 are groot, ruim een bunder dus. Dat de huisplaats meegerekend werd, duidt erop, dat de boerderij er niet meer stond en de grond was omgeploegd. Het zou kunnen, dat de goederen van de Munsterabdij in de dingbank van Herten, Merum en Ool toen al aan meerdere boeren in delen werd verpacht. Nader onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

Ook de akker van de armenkas der parochie, gelegen naast de kusterije grensde anderzijds aan Munsters erf. Dat was in 1766 nog zo.

We sluiten niet af zonder te verwijzen naar het artikel van drs Jo van Herten: Een middeleeuwse kelder in Herten. De schrijver maakt daarin melding van muurresten, o.a. mergel, van een groter gebouw, dat daar ooit moet hebben gestaan. Mogelijk zelfs terugreikend naar het begin van de jaartelling, vanwege de vondsten uit de Romeinse tijd. De jongste fragmenten die werden aangetroffen stammen van voor 1650. (Roerstreek '77, blz. 146-149.)

Dat zou overeenkomen met de getuigenis van Jan Joosten in 1660. Hij was ruim voordien gestopt als pachter op Keubenhof en naar Neer verhuisd. Wanneer ook het bunderboek van 1682 erop wijst dat de huisplaats ondertussen als akker werd gebruikt, dan zou Joosten wel eens de laatste halfman van de kloostershof te Herten geweest kunnen zijn.

Het klooster zou de oudere fundamenten gebruikt kunnen hebben om juist daarop zijn pachthof te timmeren. Meer dan een overdenking is dat niet, wegens gebrek aan nadere gegevens. Er is geen enkel kaartmateriaal voorhanden dat dit kan bevestigen.

Dat het klooster ertoe was overgegaan om haar grondbezit onder de schepenbank van Herten, Merum en Ool aan meerdere boeren te verpachten, blijkt wel uit een proces dat de abdis voerde tegen drie van haar pachters. Hiervan resteert alleen de uitspraak van de schepenbank dd. 28 juli 1701. De gerichtsbode wordt belast om beslag te leggen op de vruchten, wassende op de landerijen die het Munster had verpacht aan Jan Mevissen, Lenart Schrijnewerckers en (de weduwe van) Lambert Smiets wegens achterstallige pacht. (GAR Archief Daelenbroek inv.nr. 254, processen.) Ook de pachters op Munnichsbosch en Kloostershof te Asenray hadden hier (wei)land in gebruik.

- - - o 0 o - - -

  Gemeentearchief Roermond:
Hoofdgerecht inv.nr. 399: dd. 31-5-1635, Jan Joosten, 38jr., schepen te Herten;
Oud Archief inv.nr. 1 (Verdrachsboek): dd. 15-12-1618 : Jan Joosten, halfener op der vrouwen abdisse hof tot Merum;
Archief Heerlijkheid Daelenbroek inv.nr. 312: kopie bunderboek 1682 schepenbank Herten.
Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht:
Archief Hof van Gelder te Roermond inv.nr. 317, procesnr. 796:
- dd. 1-3-1660: Jan Joosten alias Keub, oud 64 jaar, is geboren en getogen te Herten, woont nu te Neer in de graafschap Horn, bouwende zijn eigen goed.
- Heeft sedert 1606 op Keubenhoff als bij zijn ouders en daarna zelf gewoond, die op de voorschreven groue plaats is gelegen. Dat als Breyerhoff noch wel eenen scheut wechs binnen de voorss. limieten, Roerwaerts ende Ruremondswaerts gelegen is en heeft nooit aan Herten schatting gegeven, uitgenomen voor enige landerijen die notoirlijk onder Herten gehoren.
- Hij is 24 jaar lang schepen te Herten geweest en weet dat Breyenhoff geen schatting is afgevorderd geweest.

De begrenzing van de kamp, waarop de historische boerderij van het abdissen-goed heeft gestaan, is sedert eeuwen hetzelfde gebleven. Eind 19e eeuw werd de grond ingericht tot wingebied voor het drinkwaternet van Roermond en omgeving.