Maasniel - Stoffer Cox

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Laatst bijgewerkt: 15-06-2019 © Jan Ruiten

EEN 'NIEUWE' TAK AAN DE COX-BOOM
gewijzigde pagina!

In het boek 'Onder den Klockenslagh van Maasniel, Leeuwen en Asenray' wordt zekere Stoffer Cox opgevoerd als landbouwer en grondeigenaar aan Vaesgensbrug, ofwel op het drielandenpunt waar het Gulickse Melick, de stad Roermond en de heerlijkheid Maasniel bij elkaar kwamen. Over zijn afkomst was toen nog niets bekend. (Jan Ruiten: Klockenslagh, blz. 478 e.v.)

Aan Vaesgensbrug
In 1655 kochten Stoffer Cox en Hilken Cremers 2 morgen akkerland: 'van den pael aff op st. Urbanuswegh aldernaest 't uytterste eyckenboomken naer Cloostershoff-wartz.' De akker werd in 1711 door hun zoon Matthijs overgedragen aan Merten Versteegen als aflossing van een schuld.

In 1680 werd Hilken Cremers genoemd als weduwe van Stoffer Cox. Matthijs had het werk van zijn vader overgenomen. Hij trouwde in februari 1686 met Methien Hermens. Het echtpaar bleef kinderloos. Broer Jan Cox was in november 1681 getrouwd met Gertruydt Linderts, geboortig van Swalmen als dochter van Lindert Sillen en Ida op gen Beeck. Haar ouders waren afkomstig van Asenray, maar Lindert was te Swalmen gaan boeren op de Tuyserhof te Swalmen.

Ook Jan en vrouw Gertruydt komen we een tijdlang tegen als pachters op Bosmanshof aan het Gebroek. Via hun zoon Stoffer Cox, omstreeks 1720 getrouwd met Catharina Scheepers wordt de familienaam voortgezet. Enkele generaties verder is het o.a. Jan Cox die de familienaam in Echt en omstreken voortzet.

Al in het bunderboek van 1628 werd zekere Stoffel Cox aangeslagen voor 2½ morgen akkerland waar naderhand de boerderij van zijn naamgenoot stond. Een verband tussen beiden kon niet gelegd worden. De tijdsspanne tussen Stoffel Cox begin 17e eeuw en de kinderen van het echtpaar Cox-Cremers was nogal groot om daaraan enig verband te knopen.

Overdrachts-protocollen Roermond
In 1625 en 1626 verkocht zekere Christoffer Cocx, toen nog minderjarig, en daarom met instemming van het stadsbestuur, enkele stukken grond aan de Wolfskuil en het ander achter het Melaatsenhuis. Beide stukken waren gelegen op Roermonds gebied. Het laatste stuk verkocht hij aan zijn neef Andries Bordels. (GAR: archief Hoofdgerecht 314-f.28 en f. 127.)

In 1630 verkocht zekere Stoffer Cox zijn (deel in het) visrecht aan het bovenste bat op de Roer aan de licentiaat Gerardt Cocx. Enkele maanden later verkoopt hij een moestuin buiten de stad aan het echtpaar Van der Smidtsen-Selissen. En diezelfde dag beleende diezelfde Stoffer Cox, Geritszoon, een stuk grasland op het Weerdje aan de bovenste molen bij hetzelfde echtpaar. Twee jaar later geeft hij het stuk land, gelegen aan de bat in de haven in pandschap aan molenaar Scheiven, voor de duur van twaalf jaar. (GAR: archief Hoofgerecht 315-f.5, 10, 11 en 57.)

Het duurt dan tot 1649 voor zijn naam opnieuw in de overdracht-registers opduikt. Christoffer Cox en vrouw Hilleken verkochten begin juni 3 morgen land in het Ham buiten de stad, met recht van visserij en van steel, met de heggen tussen dit erf en het gasthuis-dries, aan de kinderen Scheijven. Bij deze overdracht behoorde ook het stuk land dat door de Roer in de winter meestal onderliep, voorheen Cocx-water genoemd. Tot dan toe had het echtpaar Scheijven de grond al in pandschap bezeten en werd nu in definitieve verkoop omgezet. (GAR: archief Hoofdgerecht 316-f.82.)

Midden december 1650 verkocht Hilleken Cremers, bij afwezigheid van haar man, hun aandeel in een huis in de Neerstraat. Stoffer Cox zelf verbleef toen voor de duur van zeker enkele weken te Zutphen, waar de volmacht tot verkoop werd opgemaakt. De reden van zijn verblijf aldaar is niet bekend. (GAR: archief Hoofdgerecht 316-f.130.)

Naaste verwanten
Al bij de verkoop in mei 1630 werd Stoffer genoemd als zoon van Gerard Cox. De stukken grond zijn inderdaad te herleiden naar het echtpaar Gerard Cocx en Liesbeth Bordels. Stoffer werd in januari 1604 geboren als jongste van 8 kinderen. Hij verloor al vrij jong zijn ouders. Zijn vader stierf in 1606 en zijn moeder ca. 1617. Zij was toen in tweede huwelijk getrouwd met Philip Reinharts (broer van de schout van Swalmen?).

Het is vooral wegens zijn grondbezit, dat hij uit erfenis heeft verworven, waardoor we Stoffer Cox kunnen vereenzelvigen met de jongste zoon van het echtpaar Cox-Bordels uit de Brugstraat.
In juli 1622 gaven zijn oom Thomas Bordels en broer Gerard Cocx opdracht aan Theodorus Verklincken, om iedereen die schulden had bij hun pupil, tot betaling te manen en alles in het werk te stellen om het geld te innen.

Eerst uit de akte uit 1649 blijkt dat Christoffer en Hilleken zijn getrouwd. Hun kinderen worden ook eerst in die jaren geboren. Waar zou Stoffer dan al die tijd hebben rondgehangen?

Avonturier
Nieuw onderzoek heeft aangetoond, dat Stoffer enig overgebleven kind blijkt te zijn van het echtpaar Gerard Cocx en Lysbeth Bordels. Zijn moeder was het huis in de Brugstraat kwijtgeraakt aan haar voornaamste schuldeiser, Gootse van Dulcken. Decennia later werd het huis aangekocht door de brouwer Jan Cox. Nu blijkt, dat deze Jan Cox niet identiek is aan de eerstgeborene uit het gezin Cocx-Bordels. De resterende erfgoederen waren allemaal op Stoffer overgegaan, evenals het aandeel in het huis van zijn oom en tante in de Neerstraat.

Stoffer Cox had verder weining binding met zijn geboortestad. Waarschijnlijk was dat de reden, dat hij het avontuur had opgezocht. Hij diende namelijk (van voor 1630 tot na 1632) als ruiter in de compagnie van graaf Hendrik van den Bergh. Als zodanig maakte hij meerdere belegeringen en veldslagen mee. Het geld, dat hij opstreek met de verkoop van voornoemde erfgoederen, had hij waarschijnlijk nodig voor de aanschaf van een paard en een nieuwe uitrusting.

Mogelijk was Stoffer er al bij, toen de graaf in juni 1629 op verzoek van de landvoogdes Isabella vanuit Turnhout richting Meierij trok met een leger, bestaande uit 7.000 ruiters en 25.000 man voetvolk met 16 stuks geschut. (Let wel: ook Roermond was toen Spaans, en Stoffer vocht dus in het leger van de koning van Spanje; hun 'natuurlijke vorst' naar het gevoelen van de Roermondenaren.)

"In 1632 liep graaf Hendrik over naar de Staatsen! In de daaropvolgende veldtocht langs de Maas, speelde hij Venlo en Roermond in Staatse handen. In 1633 werd hij openlijk lid van het Staatse leger, evenwel zonder dat hij bij zijn volgelingen veel navolging vond." (Wikipedia)

Of Stoffer het daarmee ook voor gezien hield, is niet bekend. Bleef hij trouw aan graaf Hendrik, ook toen deze naar het vijandelijke kamp was overgestapt? Of ging hij zijn heil elders zoeken? Tijdens de belegering van zijn geboortestad Roermond in juni 1632 door Frederik Hendrik, bevond Stoffer Cox, ruiter in de compagnie van de graaf, zich in de buurt van Aken; evenals zijn plaatsgenoten Linnerdt Tobben en Peter van Maestricht, die in hetzelfde leger dienden. Van den Bergh had er wel voor gezorgd, dat de stad niet al te sterk was bezet bij die belegering, zodat de inname weinig tijd in beslag zou nemen. Officieel was Van den Bergh toen nog in Spaanse dienst. (Ronald de Graaf: Oorlog, mijn arme schapen, blz. 467.
Afbeeldingen links: C.vander Pols op Wikipedia: Wandtegels en de Tachtigjarige Oorlog.)

Stoffer op gen Broock...
Waar Stoffer Cocx in de tussenliggende jaren tot 1649 heeft rondgezworven, is niet bekend. Misschien dat zijn naam ooit nog her en der opduikt, zodat we deze schets kunnen afmaken.

De geboorte van zijn vrouw Helena Cremers komt in de doopakten van Roermond niet voor. Zij was waarschijnlijk van elders afkomstig. Mogelijk woonde het stel aanvankelijk nog in Roermond zelf en is het echtpaar kort daarop aan het Gebroek gaan boeren. In de akten tussen 1649 en 1661 wordt geen enkele keer verwezen naar hun nieuwe woonplaats. Daartegenover staat, dat de geboorte van hun kinderen niet in Roermond wordt vermeld.

Meer duidelijkheid krijgen we tenslotte uit een proces anno 1657 tussen de kartuizers en zekere Ruth Scheijven vanwege een betwist recht van overpad. Scheijven voerde daarbij als getuige voor zijn zaak op Stoffer op gen Broock, van wie hij het stuk land jaren voordien had gekocht. (RHCL te Maastricht, 14.D049: archief kartuizers Roermond, inv.nr. 319.)

De nakomelingen van Stoffer Cox en Hilleken Creemers kunnen we dus terecht koppelen aan de Roermondse familie Cox. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen bekend: Jan, Thijs en Marie.

Jan Cox trouwde in november 1681 te Maasniel met Gertruydt Linderts, dochter van Lenaert Syllen en Ida op gen Beeck. Haar doop werd in 1649 te Swalmen opgetekend. Via hun zoon Christopher (1686-1750) zal de familielijn worden voortgezet.

Thijs Cox trouwde vijf jaar later in februari 1686 met zijn buurmeisje Methien, dochter van Hermen Jochems. Dit huwelijk bleef kinderloos. Marie Cox tenslotte was getrouwd met Hendrick op de Wijer.

Uit het voorgaande blijkt, dat Stoffer aan gen Broeck niet verwant was aan de andere tak Cox, die voor het eind van de 17e eeuw op de Spick in Maasniel vestigde. Deze Hendrik Cox (1638-1702), die middels zijn huwelijk met Margaretha van der Heyden, de erfgenaam werd van de Kleine Spick tussen Maasnie en Asenray. Hendrik was het vierde kind uit het tweede huwelijk van Stoffers oudste broer Jan met Adriana Graess, brouwers in de Brugstraat. Terwijl enkele van zijn (schoon)broers opgang maakten en rijkdom verwierven binnen de stadsmuren, bleek Hendrik met moeite zich het boerenbedrijf eigen te maken.

Familie-zegel
Jos Cox uit Maasniel, die meer onderzoek doet naar het verleden van zijn familie, kwam tot de ontdekking, dat het handmerk rechtsboven op de tekening wel erg veel overeenkomst vertoont met het embleem op het familie-zegel. (Zie ook de Cox-pagina elders op deze site.)

Het handmerk is het eigen teken dat Thijs Cox, nabuur aan het Gebroek, o.a. in 1711 gebruikte bij de overdracht van een stuk land als aflossing van een lening. Thijs en zijn vrouw Mettien Hermans waren beiden de schrijfkunst niet machtig, dus ondertekenden zij het document met hun handmerk. (GAR, Archief Daelenbroek, inv.nr. 604, akte dd. 15-10-1711.)

De ondertekening van Thijs is opvallend in zijn vorm. Geen kruisje, of een riek, zoals wel vaker voorkwam, ook geen eg, vaak gebruikt door peerdtslieden, boeren met een paard. Hieronder plaatsen we het handmerk uit 1711 naast een zegelafdruk van Diderick Koix uit 1569.

Het illustreert, hoe het huisteken binnen de familie van generatie op generatie werd doorgegeven; in dit geval door Stoffer Cox aan zijn zoons. Ook al waren zij het schrijven niet machtig, het familie-teken werd door hen wel nog gebruikt. Het is tevens een mooie bevestiging van de afkomst van Stoffer Cox, vernoemd naar de stadspatroon en in zijn jonge jaren ruiter in het leger van graaf Van den Berg.

Dit handmerk is een tijdseigen bewijs dat de lijn van de Roermondse regentenfamilie Cox, in mannelijke lijn is voortgezet door de nakomelingen van Stoffer aen gen Broock.


(Foto's: Jos Cox, Maasniel.)