Maasniel - De Thooren





































































































































































Klik op afbeelding
voor foto-pagina.

Laatst gewijzigd: 17-03-2013 © Jan Ruiten

De Thooren als leengoed
van de erfvoogdij van Roermond
Eiermert Maasniel, gemeente Roermond. (51° 11' 45,34" N - 6° 00' 39,90" O.)

In grote lijnen is de geschiedenis van Huis De Thooren aan de rand van het dorp Maasniel al bekend. In de loop der tijd werden er wel meer rechten toegedicht aan het voormalige leengoed, zonder dat daarvoor enig bewijs was te geven. Het zou een vrij-adellijk goed geweest zijn met jachtrecht en met asielrecht voor misdadigers. Op deze pagina laten we die verhalen voor wat ze zijn. Dit opstel geeft een totaal nieuwe kijk hoe Herteveldts hof en goed uiteindelijk is overgegaan op advocaat Petit. (Zie o.a.: Jan Ruiten Onder den Klockenslagh van Neel, blz. 198 e.v. Nu ook op: www.maasniel.nl )

Eind 17e eeuw werd voor het Hof van Gelder proces gevoerd tussen Christoffel baron van Cortenbach, erfvoogd van Roermond, en de erfgenamen van de burgemeesters Smeets en Dencken. Eind 17e eeuw stond het Huis De Thooren te Maasniel op naam van advocaat Christopher Laurentius Petit, in maart 1667 getrouwd met Maria Smeets. Na het overlijden van jonker Henrick van Hertevelt was het goed in februari 1659 als leen verheven door Derick Smeets (1600-1666), burger van Roermond. Dat deed hij mede namens zijn zwager Johan Dencken, en verder namens de erfgenamen Tobben en Egbert van Hergraeven.

Burgemeester en raadsverwant Derick Smeets was getrouwd met Catharina Spee. Johan Dencken, eveneens burgemeester en raadsverwant, was getrouwd met diens zuster Mechteld Smeets. Beide gezwagers hadden tevens zitting in het armenbestuur, Smeets tevens als boekhouder. Eind 17e eeuw stond het oud-Hertevelds goed te Maasniel op naam van meerdere personen, o.a. advocaat C.L. Petit (1642-1707), als schoonzoon van de eerste, en de raadsverwant Caspar de Bor als erfgenaam van de tweede.

Maar er waren meer personen die een deel van Hertevelds goed hadden verworven. Over en weer bleken er misverstanden te bestaan over de omvang van het leen en de aard der onderhavige goederen. De zaak speelde in 1684-85. Het pakketje paperassen hoort niet thuis in het archief van het Hof van Gelder, maar stamt waarschijnlijk uit een familie-archief en is tijdens de Roermondse archiefkwestie eind 19e eeuw per abuis in Maastricht terechtgekomen. Sindsdien zijn ze daar blijven liggen in de donkere krochten van het Rijksarchief. Onlangs is de bundel papieren uit zijn doornroosjeslaap gewekt en samen met andere archiefstukken weer terug bezorgd in het Gemeentearchief van Roermond. Daar wachten ze ongeduldig om hun geheimen, zo lang bewaard, prijs te geven.

Vooreerst moet gezegd worden, dat het leengoed niet door jonker Henrick van Herteveld was verkocht aan Henrick Smeets (+ okt. 1637) en vrouw Alitghen Philipsen (+ eind 1648), om daarmee zijn schulden aan het Roermondse echtpaar te voldoen. In voornoemd artikel wordt al terecht opgemerkt dat het Huis De Thooren met de landerijen niet voorkomt in de nalatenschap van het echtpaar, in april 1649 opgesteld na het overlijden van de weduwe Smeets.

Wel worden genoemd het huis De Moriaen, gelegen op de hoek van de Markt en de Varkensmarkt, het land te Vlodrop en in het Roermondse Veld en de vele kapitalen die her en der waren uitgezet. Ook het huis in de Neerstraat komt voor in de lijst en wordt in een adem genoemd met het hofke achter de Hoogkerk. In juli 1643 had jonker Henrick van Herteveld met instemming van zijn moeder het tuintje uit vriendschap gegeven aan Alitghen wegens verleende diensten. Het leengoed te Maasniel is in elk geval na 1649 van de hand gedaan door de erfgenamen van jonker van Herteveld. Waarschijnlijk pas na 1655.

Zo wordt dat ook nadrukkelijk in het proces vermeld. Het leen werd voor het eerst na het overlijden van de jonker opnieuw verheven op 23 februari 1659 door burgemeester Derick Smeets, mede uit naam van zijn zwager Johan Dencken, beiden als aencooperen van hof en goed, en verder namens de erfgenamen Tobben en voor Egbert van Hergraeven voor het 1/9 deel.

Bij die gelegenheid heeft Derick Smeets als leenheffer zijn zoon Hendrick tot vazal of leendrager naar voren geschoven. Men mag immers verwachten, dat de zoon zijn vader zou overleven, waardoor de eerstvolgende leenverheffing nog wat jaren kon worden verschoven. Hendrick Smeets stierf in 1676 (of daaromtrent). Tot zolang heeft het leen op zijn naam gestaan.

De erfvoogd kon of wilde maar niet begrijpen, waarom de nieuwe eigenaars nog geen nieuwe hulder hadden aangesteld om Hertevelds goed als leen te verheffen. Het uitstel had al meerdere kosten met zich meegebracht. Ondertussen waren hof en goed na overlijden van Hendrick Smeets overgegaan op zijn zwager C.L. Petit, getrouwd met Maria Smeets. Binnen jaar en dag diende een nieuwe leendrager aangesteld te worden, hetgeen niet gebeurd was.

Dit misverstand is niet uit de lucht gegrepen. Hertevelds goed, ondertussen op meerdere personen overgegaan, was slechts ten dele leenroerig aan de erfvoogdij. De overige goederen waren allodiaal, dus vrij eigen goed. Van het leen zelf was liefst 2/3 deel op anderen overgegaan. Sedert de aankoop door de gezwagers, de burgemeesters en raadsverwanten Smeets en Dencken in 1659, waren de goederen ondertussen gekomen in de tweede en derde hand. (Boven: De Thooren anno 1766. Detail ingekleurde kaart uit het register der keurmedige goederen. Archief Daelenbroek inv.nr. 77.)

De nieuwe eigenaars pretendeerden niets te weten van enige leenverhouding. De openbare verkoop door de erfgenamen Dencken in de herberg van Liesbeth Heuskens had immers plaats gevonden ten overstaan van de schepenen Woesting en Schrijvers, dus als vertegenwoordigers van het gerecht van Maasniel. Een leenroerig goed kon alleen door het leenhof worden overgedragen.

Maar dan nog: wat zou de erfvoogd zich druk maken over de kosten verbonden aan het leenverheffen, wanneer hij zelf aan de beklaagden het tienvoudige schuldig was?

Van de opbrengst zou dan de schuld van 700 pattacons worden afgelost aan mevrouw Kettelaer. Dat was het bedrag dat alleen al wijlen Johan Dencken had besteed aan de nodige verbeteringen van hof en goed. De werkelijke kosten waren vele malen groter. Er was sprake van duizenden pattacons. Het huis De Thooren was ten tijde van jonker van Herteveld geheel onderkomen geraakt.

Voor jaar en dag was advocaat Petit persoonlijk in de leenzaal van de erfvoogdij geweest en had daar lange tijd moeten wachten, terwijl hij door de erfvoogd zelf nog met wijn en bier beschonken werd. Daarbij werd besloten om te wachten met de leenverheffing, om eerst nader uit te zoeken welke percelen nog verder onder het leengoed vielen. Zo werd bevonden dat de gedaagden enkel het derde deel van het leen in bezit hadden. Waarom zouden zij dan allen de kosten voor hun rekening moeten nemen?

Advocaat van den Bergh en zijn zwager, beiden van de tak Creijaerts waren in het leen voor enkel 1/9 deel gegoed. De rest was in het bezit van meer andere personen, zonder te weten wie wat toekwam. In januari 1684 presenteerden zowel van den Bergh alsook de gedaagden, om het leen te verheffen. Zij zouden daartoe hun aandeel in de kosten betalen. Daarmee ging de erfvoogd niet akkoord.

Baron van Cortenbach verlangde een dubbele betaling, omdat het leen al zolang had open gelegen (dus niet beleend was), dat in die tussentijd wel een dubbele opvolging plaats had kunnen vinden. Petit verweerde hiertegen, dat het verlies niet aan hem te wijten was, maar aan diegenen die de overige delen van het Hertevelds leen hadden verhandeld en verkocht.

Verder speelden er meer onduidelijkheden mee over de status van huis, hof en goederen. De erfgenamen Smeets en Dencken waren zich er aanvankelijk niet van bewust dat hun nieuwe bezit leenroerig was aan de erfvoogdij. Toen het deel van de erfgenamen Hergraeff was verkocht, werd dit deel door advocaat van den Bergh, ook namens de gebroeders van Wessem beschud. Dat gebeurde voor het gericht van Maasniel, niet wetende dat het om een leengoed handelde.

Tegelijkertijd had de erfvoogd ook een zaak aangespannen tegen Mathijs van Suchtelen. Diens goederen zouden ondertussen al doorverkocht zijn. Hoewel de baron beide geschillen afzonderlijk wilde afhandelen, had van Suchtelen zich aan de kant van Petit en consorten gevoegd. Mathijs van Suchtelen was getrouwd met Gertrudis Tobben. Het gezin woonde in het dorp en voerde een herberg, gelegen tegenover het raadhuis. Verder hadden zij uit erfenis nog enkele bezittingen in de stad, die zij voor en na hadden verkocht.

Gertrudis was geboortig van Roermond. Zij was een dochter van zekere Rombolt Tobben en Anna van Herteveld. Hoe de verwantschap van haar moeder met de jonkers gezien moet worden is niet duidelijk. In het proces wordt daar ook niet naar verwezen. Mogelijk was zij een nicht of tante van Henrick van Herteveld. Onder de doopgetuigen bij het gezin Tobben komen de jonkers of aanverwanten echter niet voor.

De erfvoogd toonde de voorwaarden van de openbare verkoop, hierboven genoemd, door de erfgenamen van Johan Dencken in de herberg van Elisabeth Heuskens. (Lees: Elisabeth van Suchtelen, echtgenote van Hendrick Heuskens!) Daarin is sprake van de helft van Herteveldts goed, zowel allodiale alsook leengoederen en wel 1/3 deel van een "alinck leen" van de erfvoogdij, dat hen bij lot was toegevallen bij de erfdeling in juli 1683.

Verder had hij een brief van de burgemeester Johan Dencken aan de erfgenamen van de burgemeester Henrick Smeets, waarin stond dat enkele percelen van het leengoed zouden verkocht zijn zonder medeweten van de toenmalige leenvrouwe. Daarin werden zij gesommeerd om binnen acht dagen de omvang der morgentalen plus de regenoten op te geven.

Petit zegt, dat de erfvoogd zich wat betreft de openbare verkoop moest richten tot de erfgenamen Dencken, omdat het hemzelf niet aanging.

In hun beschouwing (of pleidooi) voor het Hof lieten de verweerders weten, dat zij ook meerdere goederen onder het leen hebben teruggebracht, die voorheen door Egbert Hergraeff verkocht waren. En dat zij hun deel van het leen met wel duizenden guldens (elders: pattacons) aan nieuwe timmer verbeterd hebben.

Verder wijzen zij erop, dat de erfvoogd zich in het verleden niet op de hoogte had laten stellen van de omvang van het leengoed. Daardoor was het mogelijk, dat 2/3 deel daarvan in de tussentijd verdonkerd en vervreemd en doorverkocht was, terwijl het resterende derde deel, in bezit van Petit en consorten, daarentegen nog compleet was.


De Thooren en omgeving. Detail boenderkaart uit 1786.

Partijen zijn toen ook bezig geweest om te achterhalen welke goederen in Maasniel afkomstig waren van de familie van Herteveld, en wat daarvan leenroerig was aan de erfvoogdij van Roermond. Tussen de papieren zit echter geen stuk dat daarvan resultaat geeft.

Conclusies:
1. Het goed De Thooren werd pas na het overlijden van Henrick van Herteveld in 1659 verkocht. Niet aan het echtpaar Hendrick Smeets en Eulitgen Philips, maar aan hun zoon en schoonzoon Derick Smeets (+ nov. 1666) en Johan Dencken (+ dec. 1676). Hendrick Smeets, zoon van Derick werd toen de nieuwe vazal of leendrager van het Hertevelds-leen.

2. De nieuwe eigenaars hebben het huis grondig met nieuwe timmer en herbouw verbeterd voor een bedrag van wel duizenden pattacons.

3. Huis, hof en land bedroegen niet meer dan het derde deel van het oud Hertevelds goed. De andere twee delen waren op anderen overgegaan. Slechts een deel hiervan behoorde tot het oorspronkelijke leengoed, maar was samen met de overige allodiale erven middels verkoop hiervan vervreemd.

4. Het echtpaar Petit-Smeets verwierf De Thooren na overlijden van hun (schoon)broer Hendrick Smeets (omstreeks 1676), terwijl zij het deel van Johan Dencken in 1683 hadden verworven op de openbare verkoop in de herberg van Heuskens.

5. Een (klein) deel van het oorspronkelijke Hertevelds goed is overgegaan op (de erfgenamen) van Matthias Creijaerts, in eerste huwelijk getrouwd met Maria van Leeuwen en in tweede huwelijk met Anna Bosmans. Hij was mede-eigenaar van de Brandewijer aan de Broekhin, voorheen ook Tobben Wijer genoemd. De naam verwijst naar de familie Tobben in Roermond. Rombolt Tobben was voor 1610 getrouwd met Anna van Herteveldt. Hoe de verwantschap ligt met jonker van Herteveldt op de Thooren is niet bekend. Wel is duidelijk, dat hun schoonzoon Matthijs van Suchtelen (enkele bunders) grond had uit het voormalige bezit van de familie Herteveld te Maasniel.

- Huis en hof De Thooren waren in de eerste plaats onderhorig aan de erfvoogdij van Roermond, terwijl de familie van Meerssen en vervolgens de jonkers van Herteveld het goed enkel in leen hadden. De vermeende vrij-adellijke status was dus niet van deze families afkomstig.

Het merendeel van deze percelen stond in 1682 half op naam van Dencken en half op naam van Petit.

Aanverwante artikelen op deze site:
- De familie Petit als (mede-)eigenaar van de Oudeborg te Merum;
- Linssenhof in het Reutje ruim anderhalve eeuw in bezit van de familie Petit;
- Fotopagina over het Huis De Thooren
.