Tournai
Zuid
Noord
|
Laatst
bijgewerkt: 30-03-2012 © Jan Ruiten
POURTANT
ofwel: hoe Joseph Bonné in Sint-Odiliënberg
verzeild raakte en hoe het de landverhuizer hier sindsdien verging...
Een deur die stiekem werd dichtgetrokken.
Heimelijke voetstappen over de donkere straat in het slapende dorp. Dan,
plotseling, kletterend glasgerinkel midden in de stille nacht... Dat was
een paar dagen terug. Het nieuws verspreidde zich snel als een lopend
vuurtje door het dorp. Een kwajongensstreek? Vreemd gespuis midden in
de nacht terwijl het dorp sliep? Men was het alweer bijna vergeten...
“Het is maer bogt wat in’t
dorp is. Ik sal’t geheele dorp in verdriet brengen.”
Alleen maar dronkemans- taal, of stak er toch meer achter?
Op die dinsdagmiddag in januari 1780 kwam het eindelijk tot een uitbarsting.
Midden in het dorp. Dat de schepenen zich nu maar eens lieten zien!
Joseph Bonné, radmaker van beroep,
woonde toen nog niet zolang in Berg. In november 1778 was hij getrouwd
met Marie Reusen. Het jonge gezin telde nog maar een dochtertje toen Bonné
voor zoveel tumult zorgde op het pleintje bij de dorpsput. Nog vier kinderen
zouden volgen. Via de zoons Mathias en Frans verspreidde de naam Bonné
zich uit over de dorpen en gehuchten in de Roerstreek. In dit artikel
gaat het over de “stamvader” Joseph Bonné uit Doornik
(B).
We kunnen stellen, dat de radmaker zich
min of meer noodgedwongen in Sint-Odiliënberg heeft neergelaten.
Daar is hij aangekomen met de ‘kroetwijn kermis’
(midden augustus) in 1778. Of hij op de kermis of kort daarna zijn lief
voor het eerst heeft ontmoet? In elk geval trouwde hij enkele maanden
later tegen St. Maarten met Anna Maria Reusen (of: de
Reus). De vrouw woonde toen nog bij haar moeder thuis in de Hoofdstraat.
Enkele jaren later werden huis en hof gedeeld in twee woningen: het huis
van schrijnwerker Joseph Bonné en dat van diens
zwager Hendrick Reusen. Aan de overkant van de straat
stond het huis van de gerichtsbode Jacob Ramaekers.
Het is niet bekend of Bonné veel opdrachten kreeg. Andere inwoners
van het dorp hadden al naam gemaakt, zoals daar waren schepen
Heijligers als timmerman en radmaker, schepen Van der Borgh als
smid en radmaker, timmerman Frencken en verder radmaker en timmerman Pelsers,
terwijl diens zoon ook al op z’n eigen was begonnen. Verder was
er nog de werkplaats van de weduwe Fijten.
Als buitenstaander moest hij dan toch wat meer in zijn mars hebben, wilde
Bonné zich hier met succes vestigen. Al snel kreeg hij in het dorp
de bijnaam ‘Pourtant’. Dat had natuurlijk te maken
met zijn Waalse afkomst.
Nachtelijk rumoer
In de nacht van vrijdag op zaterdag, om half drie in de
vroege ochtend, werd het echtpaar Hastenraede opgeschrikt door glasgerinkel,
afkomstig uit de gerichtskamer. Mathijs woonde toen nog in het huis van
zijn schoonvader schepen Van der Borgh. Daar bevond zich in die jaren
ook de gerichtskamer, zoals ruim een halve eeuw voordien in het huis ‘Op
de Heuvel’ ernaast. Mathijs is opgestaan en heeft licht gemaakt
om poolshoogte te nemen. In de gerichtskamer bleken de beide bovenvensters
te zijn ingeslagen.
Naast Hastenraede en zijn vrouw diende zich nog een derde getuige van
het nachtelijk gerucht aan. Hendrick, de 13-jarige zoon van gerichtsbode
Raemaeckers, was wakker geworden van een gerucht aan
de overkant van de straat. In het huis van Joseph Bonné, die inwoonde
bij Ruisen, was iemand vroeger opgestaan dan de gewoonte was. De jongen
had duidelijk gehoord dat iemand midden in de nacht naar buiten was gegaan
en de deur achter zich dichttrok. Meer wist hij niet te zeggen; maar wel
nog, dat iedereen de volgende dag kon zien dat die nacht de ramen van
de gerichtskamer waren ingeslagen! Dez gebeurtenis bleef voor iedereen
een raadsel en onopgelost.
Die dinsdagmiddag in
februari
Het andere voorval vond tien dagen later plaats.
Meerdere dorpsbewoners waren getuige van het insulte oproer door
Joseph Bonné, in de wandeling Pourtant genoemd,
die midden in het dorp op klaarlichte dag stampij had gemaakt.
Schepen Van der Borgh had hem al schreeuwende en tierende
vanuit het raam de (Raadhuis)straat zien opkomen, die van onder in het
dorp naar zijn huis liep, gewapend met een stuk hout in z'n hand. Even
later trof hij Bonné in de huiskamer, nog steeds razende. Hij heeft
hem toen het huis uit gewerkt, terwijl de indringer riep, dat het
al schelmen zijn wat in Berg is.
Verder had de schepen andern horen mompelen,
dat in Linne het gerucht ging dat Joseph Bonné het huisje van Heijligers
in brand had gestoken. (NB. Dit
huis stond verderop in de straat en was kort voordien in vlammen opgegaan.
Zie: Jan Ruiten Wilken ayn gen Rinboum, in Roerstreek 2002, blz.
171 onderaan.)
De 30-jarige Hendrick Willems
was die dinsdagmiddag werkzaam aan het brouwhuis op de Heuvel om het vat
te binden, toen omstreeks 4 uur Joseph Bonné, in de wandel Pourtant
genoemd, aan kwam lopen met een stuk hout in z'n hand, waarmee hij op
de grond stootte, voor het venster van het gerichtshuis. en daarna begon
te dreigen voor het huis van schepen Heijligers, roepende: "Sij
sijn alle groote dief!" en dat Joseph tierde, dat zijn vrouw
wel 3 rijksdaalders boete had moeten betalen voor een busselke holt uit
het broek had gehouwen.
Ook Marie, de vrouw van Willems voegde daar nog aan toe, dat zij Joseph
had horen roepen, dat hij het geld nog liever zou verdrinken, dan de boete
te betalen. En dat de schepenen allen schelmen waren, en dat hij een galg
zou maken om de grote schepen (= Heijligers) aan op te hangen.
Wiro Frencken wist te getuigen dat Bonné eerst nog onder in het
dorp bij de ramaker Bolders was geweest om zich moed
in te drinken.
De weduwe Johanna Duisterwaldt, alias Belle Han, had gezien dat Joseph
Bonné, bijgenaamd Pourtant, met vloeken en tieren heeft
staan dreigen voor het raam van de gerichtskamer, zwaaiende met een stuk
elsenhout. Zij heeft naderhand met hulp van twee andere vrouwen Bonné
naar huis gebracht.
Die bewuste dinsdagmiddag stond
het jong van Raemaekers weer vooraan. Hij had gezien,
dat Joseph Bonné, alias Pourtant bij de dorpsput stond te tieren
en voor de woning van schepen Heijligers een groot tumult ende oproer
gemaekt heeft en met een stuk hout in de hand stond te dreigen, roepende
"den schepen Heijligers is maer eenen schelm ende honsvot".
En dat hij Heijligers niet nodig had, maar dat hij zich de galg zelf kon
timmeren. Verder zou Bonné geroepen hebben, dat de schepen moest
durven naar buiten te komen, dat hij hem dan wel krijgen zou.
Maar die bewuste middag
was schepen Dirck Heijligers naar de stad en had van het hele tumult pas
na thuiskomst vernomen.
|
Vragenlijst bij het vooronderzoek |
Ondervraging
De dag na het voorval is Agnes Stams, de vrouw van Heijligers
naar het huis van schepen Van der Borgh gegaan. Daar trof zij in de gelagkamer
Joseph Bonné. Zij vroeg hem op de man af, wat zij hem in de weg
gelegd had en waarom hij de vorige dag zo’n drukte had gemaakt.
Bonné zei dat hij toen ‘besoffen’ was geweest.
Daarna vertelde hij over de boete die zijn vrouw opgelegd was voor het
illegaal hout kappen. Agnes gaf daarop te kennen, dat zijn vrouw en zijn
schoonmoeder dat verzonnen hadden. Bonné besefte
toen ook, dat de vrouwen een slechte zin hadden.
Nadat de getuigen die laatste januaridag waren gehoord, werd Joseph Bonné
zelf enkele dagen later op 4 februari aan de tand gevoeld. De man bekende
dat hij die dag nogal dronken was geweest en zich niet meer kon herinneren
wat hij gedaan of gezegd had en dat hij eigenlijk geen reden had om zoveel
drukte te maken.
Belangrijker voor ons zijn de antwoorden op de inleidende vragen over
wie en wat hij was. Wie was deze nieuwkomer in het dorp en hoe was hij
hier verzeild geraakt?
Joseph Bonné was toen naar eigen zeggen ongeveer drieëndertig
jaar oud en geboortig van Doornik. Zijn vader was kleermaker
van vrouwenkleren en zijn moeder kokkin, ofwel gaarkeukenhoudster.
Zelf was hij timmerman en schrijnwerker van beroep. Daarnaast had hij
enige tijd ook als barbier en pruikenmaker gewerkt. Hij woonde in het
dorp vanaf de kroedwijn-kermis in 1778. (Dat is eigenlijk de verhollandste
term voor kroedwieën, de dag van het kruid wijden half augustus.)
Enkele maanden later, om precies te zijn op 10 november was hij toen getrouwd
met Anna Maria de Reus. (Haar voorouders: klik
hier.)
Vervolgens
werd hem gevraagd naar ‘de occasie’ waardoor hij
hier gekomen was. Joseph Bonné gaf te kennen, dat hij was gedeserteerd
uit het leger van ‘haere Keijserlijke Majesteijt’
uit het regiment van Viersen in de compagnie van Second Majoor.
Joseph was dus soldaat in het Oostenrijkse leger geweest. Na zijn desertie
leek hem het ambt Montfort het meest veilige toevluchtsoord.
Dat was immers Staats territorium in die tijd en tot zover reikte de macht
van Maria Theresia niet.
Dan doet zich iets vreemds voor. In de schatlijsten uit
die tijd, waarin nauwkeurig de hoofden- (en beesten-)schat werden bijgehouden,
staat over het boekjaar 1784 nog onder de naam Jospeh Bonné dat
man en vrouw beiden werden aangeslagen. Het jaar daarop wordt alleen nog
zijn vrouw aangerekend. En dat blijft zo tot en met 1790. Bonné
was niet naar elders vertrokken. Immers, in die tijd werden nog twee kinderen
geboren in het gezin van Pourtant. De schat-inner geeft geen reden op,
zodat we alleen kunnen gissen naar het waarom.
Rijst verder de vraag, hoeveel vrijheid zijn nieuwe woonplaats de ex-soldaat
kon bieden. Of beter gezegd, de streek waarin hij zich had neergelaten.
Melick en Herkenbosch waren Gulicks gebied. Maar in Roermond
liep Joseph Bonné toch zeker de kans om als deserteur opgepakt
te worden. Het resterende Overkwartier van Gelre, met Roermond als hoofdstad,
was immers Oostenrijks gebied.
|
|
Vanaf
1791 komt Joseph Bonné opnieuw voor in de schatlijsten van de gemeente
als buurman van Gerard Janssen. In zijn artikelenserie over deze klokkenmaker
van Berg stelt A. van Pol enkele keren wie de klokkenstoelen
gemaakt kan hebben. Het gaat over de periode van 1789 tot en met 1820.
In Roerstreek ’98 oppert de schrijver andermaal de mogelijkheid
dat Janssen de klokken van zijn schoonfamilie betrok. Maar diens vrouw
Barbara Cloudt was een dochter van schepen Cloudt uit Lerop en die was
beslist geen timmerman of schrijnwerker, zoals buurman Bonné. (Hoewel
niet meer in de schatlijsten, maar wel als zodanig werd Joseph Bonné
nog in 1806 timmerman genoemd bij het huwelijk van zoon
Frans met Elisabeth Geurts.) Meer dan een vermoeden is deze optie niet.
Nr. 1366: Joseph Bonnet
uit Odilienberg nr. 180, 60 jr. (*ca.1739)
1,673 m, haar en wenkbrauwen bruin, blauwe ogen, gewone neus, grote mond,
ronde kin, mager ovaal gezicht (cheveux et sourcils bruns,
yeux bleus, nez ord.re, bouche grande, menton rond, visage maigre et oval)
dd. 21 floreal VII = 10-5-1799 naar Tournai. Hij tekent met x.
Nog één keer Tournai zien...
Ondertussen was de politieke kaart van West Europa danig veranderd. Met
de komst van de Fransen waren verouderde machten (tijdelijk) buiten werking
gesteld.
Wat nu Limburg heet was in 1796 samengevoegd tot het departement
der Nedermaas met weldra nieuwe wetten, nieuwe belastingen enz.
Zelfs de eeuwenoude kalender had afgedaan.
Belangrijker was, dat de nieuwe machthebbers,
de Franse bezetter zo men wil, vrijheid, gelijkheid en
broederschap hoog in het vaandel voerden. Voor Joseph Bonné betekende
dit vrijheid om te gaan en te staan waar hij wou. Hij had vernomen, dat
hij met een geldige pas het dorp, ja, zelfs de streek kon verlaten als
vrij man!
En zo kon het gebeuren dat Joseph Bonné
de 21e floreal van het zevende jaar van de Franse Revolutie zich
meldde op het kanton bureau te Roermond met het verzoek om een ‘laissez
passer’, een vrijbrief met bestemming Tournai! Na twintig jaar
zag hij kans om een bezoek te brengen aan zijn geliefde geboorteplaats
Doornik, zijn verwanten en de vrienden uit zijn jeugd.
Het paspoort met de persoonsbeschrijving werd hem op
genoemde dag (10 mei 1799) uitgereikt. Volgens zijn opgave was hij toen
60 jaar oud. Mogelijk was hij van de zenuwen de tel kwijtgeraakt. Uiterlijke
kenmerken: 1,67 m., bruin haar, blauwe ogen, grote mond en een mager gezicht.
Zonder vrouw en kinderen ging Joseph Bonnet terug naar zijn geboortestreek.
Hoelang hij daarvoor had uitgetrokken staat nergens vermeld. Evenmin hoe
de tocht is verlopen. Het moet voor de oudere man een hele onderneming
zijn geweest. Het kan ook zijn, dat hij geld had gespaard voor de postkoets,
of misschien kon hij met vrachtvaarders meereizen van plaats tot plaats
tot in zijn geliefde Doornik.
In elk geval hoefde hij niet langer bang
te zijn om nog opgepakt te worden. De nieuwe tijd had hem dus inderdaad
de LIBERTÉ gebracht, waarop hij zolang gewacht had. Pourtant…
|
Uit trouwakte
dd. 11-7-1809 |
Levensavond
van een migrant
Het geboortejaar van Joseph Bonné is ook
bij benadering moeilijk aan te geven. Volgens zijn verklaring uit 1780
zou hij omstreeks 1747 geboren zijn. Volgens de volkstelling van 1796
komen we uit op 1756 en volgens genoemde vrijbrief zou hij zelfs omstreeks
1740 geboren zijn.
We weten dat Joseph Bonné weer in Sint-Odiliënberg is teruggekeerd.
Bij het huwelijk van zoon Frans met Elisabeth Geurts in april 1806 te
Linne, noteerde de ambtenaar over de bruidegom: "zoon
van Joseph Bonné, timmerman, hier aanwezig en toestemmend".
In feite was dat tevens de laatste keer dat we over hem nog iets vernemen.
Bij het huwelijk van de andere zoon Mathias
in juli 1809 te Montfort, verklaart de bruidegom nadrukkelijk:
"que le domicile et le lieu du décés de son père
lui sont inconnu". De verblijfplaats en het overlijden van zijn
vader waren hem niet bekend.
Zijn
laatste tocht...
Het huis in Sint-Odiliënberg ging (nog voor 1820) over op zoon Frans
Bonné, terwijl Mathieu in Montfort ging boeren. Ondanks intensief
speuren kon het overlijden van Joseph Bonné in de omgeving niet
achterhaald worden. Gezien de getuigenis van zijn zoon in 1809, blijft
er maar een conclusie over, dat Joseph Bonné, alias Pourtant, op
zijn oude dag kort na het overlijden van zijn vrouw (augustus 1808) door
heimwee overmand opnieuw de tocht naar zijn verleden begonnen
was... Zijn laatste tocht.
|
|
Bronnen:
RHCL te Maastricht 16.0674: inventaris archief Michiels van Kessenich en
van de overheidsfunctionarissen in het ambt Montfort, inv. nr. 1558.
RHCL te Maastricht 01.023: Inventaris van archief schepenbank Sint-Odiliënberg,
inv. nr. 144 e.v.
A. van Pol: De klokkenmaker van St. Odiliënberg (VI), in Roerstreek
’98, blz. 75.
Gemeente archief Roermond, afdeling 1.2: inventaris van het Kanton Roermond,
inv. nr. 112: paspoorten. Hieruit:
Nr. 1366: Joseph Bonnet uit Odilienberg nr. 180, 60 jr. (*ca.1739)
1,673 m, haar en wenkbrauwen bruin, blauwe ogen, gewone neus, grote mond,
ronde kin, mager ovaal gezicht (cheveux et sourcils bruns, yeux bleus, nez
ord.re, bouche grande, menton rond, visage maigre et oval) dd. 21 floreal
VII = 10-5-1799 naar Tournai. Tekent met x. |