Linssen c.s. - In het Reutje

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Sef Gijsbers


Truu Storms

 

Klik op de foto's voor grotere afbeeldingen:

 

 

Laatst bijgewerkt: 25-1-2012 © Jan Ruiten

LINSSEN c.s.

Dit hoofdstuk begint met Lins Linsen, naar wie Linssenhof vernoemd is, om vervolgens zijn nakomelingen onder de loep te nemen. Het is niet duidelijk, of Lins het huis gekocht heeft, nog voordat hij de pacht op Dasweilerhof overnam, of dat hij hier enkel gehuurd woonde. Door het ontbreken van enige vermelding in de overdrachtsprotocollen, blijft op of Lins het huis aan zijn zoon Winand in eigendom heeft overgelaten. Of heeft Winand het huis verworven middels zijn huwelijk met Margaretha, dochter van de vorige eigenaar Nijs Stox? Gegevens over de huizen in het Reutje uit die periode zijn uiterst miniem.

Lens Lensen (1713-1801) kwam van Posterholt. Daar was hij geboren als zoon van Peter Linssen en Ida Tellers. Lins trouwde in oktober 1741 in de kerk van Vlodrop -maar voor de pastoor van ‘Bergh- met Gertrudis Wijnen. Niet lang daarna verhuisde het echtpaar naar de Aerwinkelsweg in het Reutje. Daar woonde Lins met vrouw en kinderen in het huis tussen de boerderij van Thijs Stocks en het erf van Peter Smeets. Met een koe en twee kalveren onderscheidde hij zich in niets van de overige keuters in de buurt.

Van de zeven kinderen stierven de meesten kort na de geboorte. Lins had geen land van z’n eigen, maar hield voorlopig wel enkele akkers uit de armenkas in pacht, waarvoor hij jaarlijks 13 vat rogge en 7 vat boekweit leverde. Hij moet voldoende land onder de ploeg gehad hebben om er een paard op na te houden.

Lins woonde nog niet zo lang in het Reutje, toen hem zijn paard werd ontvreemd. Een kwartiermeester van een doortrekkend garnizoen had het dier meegenomen. De schepenen Cloudt en Everts zijn daarop twee dagen onderweg geweest om het paard weer op te sporen.

Tegen Pasen 1761 verliet Jan Paulissen Daswijlerhof. Toen nam Lins de pacht van de boerderij over. Hij zou er blijven wonen tot zijn overlijden. Naderhand werd de boerderij steeds vaker naar hem vernoemd en staat nu nog bekend onder de naam Linssenhof.

Tot eind 1764 heeft Paulissen nog enkele jaren in het Reutje gewoond, alvorens hij met vrouw en kinderen naar Posterholt verhuisde. Toen nam kleermaker Winckens zijn intrek in het huis aan de Aerwinkelsweg. Arnold Winckens uit Karken was getrouwd met Marie van Cruchten, jongedochter van Jan van Cruchten en Marie Beckers, akkerlieden in het Reutje. Enkele jaren eerder had haar broer Hendrick de boerderij van Smeets aangekocht. Zo’n tien jaar lang waren zij dus buren.

Lins boerde goed op de kleine pachthof. Hij heeft er ruim 35 jaar gewoond. Toen zijn huis aan de Aerwinkelsweg in 1776 vrij kwam, ging zijn zoon Peter (1743-1785) er met vrouw en kinderen wonen. Peter Linssen was in februari 1770 getrouwd met Catharina Storms. Zij hadden zo’n 3 morgen akkerland verworven. In verschillende schatlijsten werd de akkerman aangeslagen voor een koe en een kalf. In 1781 verloor het echtpaar vier kinderen kort na elkaar. Ook in het gezin van zijn broer Winand was de kindersterfte groot. Na Peters overlijden bleef de weduwe Linssen nog lange tijd alleen in het huis achter. De vrouw stierf in september 1794 op dezelfde dag als haar dochter Marie.

Alleen de jongste, met name Gertruy Linssen (1784-1818), overleefde haar moeder. Zij was in juni 1808 te Heinsberg getrouwd met Heinrich Deckers (1773-na 1832). Voor het huwelijk waren o.a. de broers Jean en Michael Schoemackers uit het Rötgen overgekomen. In 1810 verkochten lakenfabrikant (lees: wever!) Deckers en vrouw hun huisje aan Reutjes veestraat aan het echtpaar Meyer op de Aerwinkel. Dat is dus aan de andere kant van het Reutjesbroek.

Kindschappe
Het huis aan de Aerwinkelsweg werd in 1794 bewoond door Winand Linssen (1755-1820), ossenboer. Huis en hof zouden volledig op hem overgaan. Winand was weduwnaar van Margaretha Stox (1756-1786). Als dochter van Nijs Stox en Marie Beckers was zij een halfzus van vrouw Winckens. Mogelijk waren huis en hof inderdaad door zijn vader aangekocht toen hij in het Reutje kwam wonen. Anderzijds blijft de mogelijkheid open, dat de boerderij door zijn vrouw in het huwelijk is gebracht. Zijn schoonvader zou in dat geval de huisplaats van zijn ouders hebben geërfd. Gegevens hierover ontbreken evenwel.

Uit zijn eerste huwelijk waren vier kinderen gebleven. Nu was Winand sinds juli 1788 hertrouwd met Anna Walraven, waarvan hij nog twee kinderen had. Beide echtelieden waren bij hun huwelijk een zogenaamde “kindschappe” aangegaan, om de belangen van de voor- en nakinderen zeker te stellen. Ze hadden evenwel nagelaten dit voor het gerecht vast te leggen. Die fout wilden ze nu goedmaken en dus werd familieberaad gehouden.

Jan Schoenmakers trad daarbij op namens zijn zwager en Leon Walraven namens zijn zus. En namens de voorkinderen zat Jos Pelsers aan tafel. Hij was getrouwd met Helena Winckens. Zijn schoonmoeder was een halfzus van wijlen Margaretha Stox. Na enig beraad, waarbij de goederen van de voorkinderen met die van Anna “tegen elkanderen gebalanceert” werden, vond men geen opmerkelijk verschil. Margaretha had zelf dus ook de nodige middelen mee in het huwelijk gebracht. Daarop werden zowel de kinderen van het eerste als die van het tweede bed samen als een kinderschap geteld. Het gericht nam dit advies over.

De woning aan de Aerwinkelsweg telde een deur en twee vensters. Geen groot huis dus. Daarachter lag de tuin die uitkwam op de vlootgraaf. Toch verdiende Winand meer dan de meeste andere keuters uit het Reutje. Al in de Franse tijd werd een grondlijst aangelegd, afgeleid uit het bunderboek van 1717. Winand Linssen had toen anderhalve morgen akkerland van z’n eigen, verdeeld over drie stukken. Daarnaast had hij nog meer akkers in pacht genomen. Volgens de telling uit 1800 had hij 8 morgen land met rogge bezaaid en nog een morgen met haver. Op een ander perceel teelde hij vlas.

Vooral de boeren in het buitengebied van Sint-Odiliënberg deden aan vlasteelt, waarbij die van het Reutje voor meer dan de helft aan de oogst bijdroegen. Voor de akkerwinning beschikte Winand over een trekos. Bij zijn overlijden bestond de boerderij uit huis met schuur en koestal met daarachter de tuin, samen ongeveer 8 are groot. Verder was het eigen akkerland verdubbeld tot een totaal van 100 are.

Maisonnette
Het huis met erf, schuur, stal en moestuin werd in 1820 gemeten 8.05 are. Daarnaast had hij 53.60 are land van z’n eigen; volgens de “memorie” was dit ruim een hectare.

Ook in zijn tweede huwelijk met Anna Walraven was de kindersterfte groot. Zeker acht kinderen stierven enkele uren na de geboorte of werden dood geboren. Als enige erfgenamen van Winand Linssen werden in 1820 zoon Jan (1776-1822) en dochter Marie (1784-1855) genoemd.

In 1810 woonde Jan met vrouw en kinderen nog aan Reutjes veestraat. In september van dat jaar werd dit huis door zijn nicht Gertrudis Linssen verkocht aan het echtpaar Meyer van de Aerwinkel. Jan was getrouwd met Catharina Grachten (1777-1844) uit Maasniel. Naderhand heeft het gezin nog enkele jaren in Melick gewoond. Daar werd zoon Pieter (1817-1868) geboren.

Na het overlijden van zijn vader keerde Jan weer terug naar het Reutje. Daar stierf hij zelf korte tijd later in maart 1822. Catharina hertrouwde het jaar daarop met Gerard Beek (1770-1828) uit Melick. Zij zou ook haar tweede man overleven.

In april 1828 werden de familieverhoudingen nogmaals genoemd in verband met een grondruil met juffrouw Petit van Linssenhof. Dat waren vooreerst de weduwe van Jan Linssen, nu hertrouwd met Gerard Beek, haar dochters Margaretha en Maria, elk met haar man, en broertje Pieter. Vervolgens de zus van Jan Linssen, met name Maria. De vrouw was toch al veertig jaar oud, toen zij in april 1725 trouwde met Wiro Cloudt uit het Reutje. Gerard en Wiro woonden toen als buren naast elkaar.

In 1836 werden huis en hof opgedeeld tussen de weduwe van Jan Linssen en haar schoonzus Marie Linssen, in april 1825 getrouwd met Wiro Cloudt (1794-1873), zoon van Hendrina. Hun dochtertje Cornelia stierf jong. Andere kinderen hebben zij niet gehad.

Cloudt had het voorhuis overgenomen met de (halve) schuur aan de achterkant. Daartussen lag de woning van het echtpaar Beek. Geen wonder dus, dat bij het overlijden van Jan Linssen in 1822 sprake was van een “maisonnette”. Cloudt en zijn zwagerse hadden elk slechts een koe in de stal.

Wiro Cloudt kocht bij de verkoop van de Roskammerheide samen met anderen een hectare struikgewas. Op zijn deel werd in 1855 een huis gezet en acht jaar later doorverkocht aan zijn “neef” Leon Wackers. Huis, tuin en schuur aan de Aerwinkelsweg gingen in 1865 over op Hendrik Geerlings. Wiro was ondertussen hertrouwd en elders in de gemeente gaan wonen.

In oktober 1854 verkocht Wiro 20 are akkerland op de Roskammerheide voor de prijs van 30 gulden aan Lambert Stoks. Een jaar later nog eens voor 60 gulden twee stukken wei en broek aan wethouder Wolters. Nog diezelfde maand stierf Marie in november 1855. Al haar bezittingen gingen volgens testament uit 1840 over op haar man. Huis, schuur en tuin, samen slechts 3.95 are groot, werden toch nog gewaardeerd op 250 gulden. De huismeubels werden geschat op 30 gulden.

Huis en tuin van de weduwe Linssen gingen in 1865 over op haar zoon Pieter Linssen. Die was toen alweer hertrouwd met de weduwe Eyckelenberg aan ’t Brentjen, verderop in het Reutje. Daar was hij ook gaan wonen. Zes jaar later werd zijn huis aan de Aerwinkelsweg verkocht aan gemeentesecretaris Heyligers. Die verkocht het nog datzelfde jaar door aan Christoffel Giesbers uit het Reutje. Naderhand zouden beide huizen weer vere-nigd worden tot een woning.

Hendrik Geerlings
Wiro hertrouwde in maart 1856 met Gertrudis Hoenen, de weduwe Geerlings. Kort daarvoor had hij op de Roskammerhei nog een tweede huis laten bouwen achter de boerderij van zijn broer Jan. Dat huis heeft hij in 1863 van de hand gedaan. Twee jaar later is het echtpaar in het huis van Geerlings in het dorp gaan wonen. De (halve) huisplaats aan de Aerwinkelsweg verkocht hij toen aan Hendrik Geerlings, zijn stiefzoon, voor de prijs van 150 gulden. Daarbij kwamen ze wel overeen, dat Wiro de halve moeshof nog voor z’n eigen mocht gebruiken. Op leeftijd gekomen werkte hij toch nog graag in de tuin.

Hendrik Geerlings was in april 1864 getrouwd met Odilia Tits. Het echtpaar kreeg zes kinderen. De woning van Geerlings lag aan de straat. Om bij de schuur te komen en in de tuin te gaan werken, moest Hendrik dus eerst over het erf van Linssen. Huis, tuin en schuur werden bij elkaar gemeten op 3.95 are.

De opdeling van de huisplaats in twee delen stemde al gauw tot ontevredenheid. Veel ruimte was er niet. In de schuur werd een (slaap)kamer ingericht. In 1873 liet Geerlings ook het huis aan de straat verder uitbreiden. Voor de akkerwinning kocht hij nog een stuk land en wei. Bij elkaar toch nog 28 are groot. In mei 1881 beleende Hendrik Geerlings zijn huis met erf, schuur en tuintje voor 100 gulden bij winkelier Schmitz in het dorp. Vijf jaar later volgde de aflossing van de hypotheek. De koopman zat goed bij kas en kon in die tijd veel boeren met een lening aan geld helpen.

In 1895 kocht het echtpaar Geerlings van Peter Jan Rijks een ander huis met erf en tuin (12.30 are groot) aan de veldstraat. Daar ging hij vervolgens ook wonen. Zijn huis aan de Aerwinkelsweg verkocht hij kort daarop aan buurman Giesbers met wie hij zolang de huisplaats had gedeeld. Na een halve eeuw kwam een eind aan de opsplitsing van huis en hof.

Strodakbedekker
Het ander deel van de boerderij met moestuin, 3.85 are groot, was voorheen overgegaan op Pieter Linssen (1817-1868). Hij was in eerste huwelijk getrouwd met Anna Maria van Cruchten (1813-1855) uit Melick. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen bekend. Pieter hertrouwde in november 1860 met de weduwe Eyckelenberg. Hij ging toen wonen in haar huis aan Reutjes veestraat. Het sterfhuis van zijn ouders aan de Aerwinkelsweg ging daarna (in 1861) via gemeentesecretaris Heyligers over op Christoffel Giesbers.

Van de familie Linssen komen we dochter Catharina (1841-1909) nog als laatste in het Reutje tegen. De vrouw trouwde in 1876 met Laurens Heynen uit Linne. In 1907 verkocht de weduwe haar woning naast Linssenhof aan buurman Jacob Bonné.

In 1829 woonde de 11-jarige Stoffel Giesbers nog bij zijn ouders thuis. Hij was een zoon van “strooydekker” Wilm Geysbers en Catharina Beckers. Hun huis stond verderop aan de Aerwinkelsweg. Twee jaar later stierf zijn moeder. Daarop hertrouwde Willem met Cornelia van der Loo, die de zorg voor de kinderen overnam.

Stoffel (1817-1877) is toen elders in dienst gegaan om de kost te verdienen. Waarschijnlijk was dat in Posterholt, waar hij in oktober 1848 trouwde met Mechteld Meyers (1819-1884). Daar werd ook hun eerste kind geboren. Korte tijd later ging het gezin aan de Roskam wonen, waarschijnlijk als onderhuurder van herbergier Cuypers. Hij verdiende de kost onder andere als dagloner. Land van z’n eigen had hij niet. Van de vijf kinderen noemen we hier de zoons Mathis, Willem en Herman en dochter Marie. Zo’n tien jaar later, omstreeks 1860, verhuisde het gezin naar de Aerwinkelsweg. Huis en tuin werden gemeten op 3.85 are.

Voorheen al werkte Stoffel (samen met zijn vader?) als strodekker. Nog lang werd dit zijn hoofdberoep genoemd. En als zodanig zal hij ook nog wel voldoende werk hebben gehad. Strodaken moesten geregeld vernieuwd, dan wel hersteld worden. Zeker na een zware storm was er veel schade aan de “gehuchten”. Naderhand werd hij weliswaar nog dakdekker genoemd zonder dat wij weten of de boeren in het Reutje ondertussen met de tijd waren meegegaan en steeds meer huizen met pannen lieten dekken.

Gijsbers
De jongens gingen na hun schooljaren elders in dienst. Mathijs vond werk bij Zeegers op Linssenhof. Na zijn huwelijk in 1877 verhuisde hij naar Roermond. Zijn twee broers gingen in Karken als knecht werken. Het echtpaar Giesbers verwierf het huis eerst in 1871, met de tuin 3.85 are groot. Stoffel stierf in juni 1877. Zijn vrouw volgde hem zeven jaar later in het graf, in augustus 1884. Kort daarop werden de meubels geveild. Dat bracht de kinderen 188 gulden op. Veel was het niet, als we bedenken dat zoon Willem toen voor de koe f.112 neertelde. Andere opkopers waren er niet, zodat de hele inboedel op hem overging. Huis en tuin werden slechts op 100 gulden geschat.

Herman Giesbers (1855-1916) keerde terug naar de Roskammerheide, waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Na het overlijden van zijn schoonvader nam hij daar de boerderij van Stoks over. Herman was in oktober 1880 getrouwd met diens dochter Maria Ida. Hij had toen al enige grond verworven. Hij wist zijn grondbezit uit te breiden tot 108 are, merendeels akkerland. Maar ook met twee percelen dennen en hakhout. Naast de akkerwinning deed hij dus ook aan bosbouw.

Willem Gijsbers (1851-1925) trouwde in april 1885 met Catharina van Cruchten (1853-1916). Zo’n tien jaar later kochten zij het huis van Geerlings; met de tuin 3.95 are groot. Het echtpaar kreeg drie dochters en twee zoons. Van Willem Fieten had hij voorheen nog een stuk akker en wei in het broek gekocht, 13.20 are groot. Dat was alles.

Nog pas 13 jaar jong ging hun dochter Ceciel in Posterholt in de kost. Via Wassenberg kwam het meisje in Gerderath terecht, waar zij nog steeds als dienstmeid de kost verdiende. Na het overlijden
van haar vader ging de vrouw naar Echt. Haar zus Mechteld was toen alweer weduwe van Jan Cloudt in Lerop. Hun broer Herman ging na zijn schooltijd in Herten werken. Later ging hij in Montfort wonen. Elisabeth Gijsbers trouwde in juli 1920 met Sil Demarteau uit het Reutje.

Hun moeder was in mei 1916 gestorven. Huis, tuin en erf (samen 7.80 are groot) werden geschat op f.2000. Volgens de opgave uit 1910 had Willem nog 160 are land gepacht voor de akkerwinning. Zijn eigen grondbezit kwam niet verder dan 21 are. Hij hield er nog een koe en twee varkens op na. Naderhand was het aantal koebeesten uitgebreid tot drie.

Aerwinkelsweg 4
Ook Josef Gijsbers (1892-1969) heeft een tijdlang in Posterholt gewerkt bij het echtpaar Schmits-Kanters. Na het overlijden van zijn vader in juni 1925 kocht hij van zijn broers en zussen het ouderlijk huis in het Reutje. Ook het ander deel van de huisplaats heeft hij verworven. Ander land heeft hij niet gehad. Josef was in juli 1919 getrouwd met zijn overbuurmeisje Gertrudis Storms (1895-1970). Elf kinderen werden hier geboren. Het huis met de schuur, stal en tuin werden nu gemeten op 7.65 are. De boerderij werd in 1953 tot woonhuis verbouwd.
(Echtpaar Gijsbers-Storms. Foto's: mevr. Truus Eykelenberg-Jacobs, Reutje.)