Laatst
bijgewerkt: 28-1-2012 © Jan Ruiten
STEVEN
VAN HELDEN
Over de juiste toedracht
van de huizen aan het begin van de Aerwinkelsweg (even nummers) is
minder met zekerheid bekend. Zeker over de bewoning voor 1800. Volgens
de schatlijsten woonden hier lange tijd minder gezinnen vergeleken
met de huizenschat van 1682. Toen woonde hier het gezin van Steven
van Helden. Zijn kleindochter trouwde omstreeks 1715 met Jan Stockx
uit Roermond. Die naam bleef toen generaties lang in het Reutje hangen.
In 1644 kochten Heyn van Helden
en zijn vrouw Trijn voor 54 goudguldens een huis en hof in het Reutje.
De boerderij was gelegen tussen het erf van Heins vader en Dirrick Neyvens
goed. De boerderij is naderhand overgegaan op hun jongste zoon Steven,
zo genoemd naar zijn grootvader Steven van Helden. Bij de doopinschrijving
in januari 1645 werd de naam van de kleine niet ingevuld, dus blijft het
gissen of het inderdaad om Steven ging.
Zijn vader trouwde naderhand in tweede huwelijk met zekere Mercken. Uit
dit tweede huwelijk werden nog twee dochters geboren: Alet en Anna. In
de gemeenterekening van 1660 werd hun moeder aangeslagen voor hetgene
zij van haeren mans vader had geërfd. Veel was dat overigens
niet. De vrouw stierf in september 1676.
Steven van Helden (1645?-1685) was toen al getrouwd met zekere Catharina.
Aan de Aerwinkelsweg werden hun vier kinderen geboren. Na het overlijden
van de huisvader in april 1685 hebben we niets meer van het gezin vernomen.
Van de vrouw is de familienaam niet bekend, waardoor het moeilijk is haar
verdere levensloop nog te achterhalen.
Ook van de kinderen komen we verder niets meer te weten. Na het overlijden
van hun vader werden zij weliswaar nog jaren ontzien in de landschat,
maar in de overige schatlijsten wordt het gezin niet meer genoemd. Waarschijnlijk
is Catharina met de kinderen naar elders vertrokken. Na 1717 is er nog
sprake van de weduwe van Steven van Helden, die in het bunderboek te hoog
zou zijn aangeslagen.
Het waren drie kleine huisjes, die hier rond 1680 stonden en voor het
laagste bedrag van een rijksdaalder werden aangeslagen. Het doet herinneren
aan de twee kleine hoefpletzen die schepen Peykens hier in 1624
voor 10 daalders aankocht van Enken, begijn in de Noenhof te Roermond,
dochter van Jan Reinkens. Beide moestuinen waren gelegen tussen de straat
en de vlootgraaf, maar lagen niet naast elkaar.
Tilman Lefos
Anna van Helden (1654-1723), trouwde in januari 1685
met Tilman Lefos (ca.1645-1728). Zij hebben huis en hof van haar halfbroer
Steven overgenomen. Daarnaast had Tilman drie morgen land om te beakkeren.
In de beestenschat werd hij meestal voor een of twee koeien aangeslagen.
Tilman Lefos kwam van buiten de gemeente. Naar eigen zeggen is hij omstreeks
z’n veertigste kort voor zijn huwelijk in het Reutje komen wonen.
Zijn familie woonde in de buurt, want zijn broer en zussen komen we tegen
onder de doopgetuigen: Jan, Clara en Martina Lefos.
Van de vier kinderen noemen we hier alleen dochter Marie (1691-1745).
Het meisje trouwde omstreeks 1715 met Jan Stocks (1689-1755),
zoon van Lambert Stox en Catharina Vissers uit Roermond. Als enig nagebleven
kind erfde Marie de boerderij met de akkers. Het echtpaar Stocks kreeg
vijf kinderen. In 1734 werd Jan aangeslagen voor drie koebeesten en vijf
bijen(volken). De jongens werkten mee op het boerenbedrijf. Hun vader
verdiende tevens de kost als snijder.
Na het overlijden van zijn vrouw in november 1745 hertrouwde Jan Stocks
met Helena Bloemers. Kort daarop werd de boerderij in het Reutje overgedaan
aan het gezin Linssen. Jan zelf is toen met zijn tweede vrouw in het dorp
gaan wonen. De kleermaker stierf in februari 1755 in
grote armoede.
Thijs Stocks
De oudste zoon Thijs Stocks (1716-1768) was in april 1743 getrouwd met
Anna van der Kitsen (ca. 1715-1784). Hij ging toen naast
zijn ouders wonen. Dat moet de huisplaats zijn geweest, die in 1679 nog
op naam stond van de kinderen Maessen. Aanvankelijk werden Jan en Thijs
Stocks nog als buren genoteerd in de schatlijst. Het vak van kleermaker
heeft Thijs uiteraard van zijn vader geleerd. Tot zijn levenseinde verdiende
ook hij de kost als snijder.
Thijs had twee koeien op stal staan. Van hem konden we ruim 2 morgen land
achterhalen. Waarschijnlijk heeft hij daarnaast nog land in pacht genomen.
Als geen ander hield hij zich bezig met de bijenteelt. Liefst 14 korven
stonden op het erf. Naderhand werden in het Reutje minder korven geteld.
Tussen 1750 en 1765 was het aantal gehalveerd. Ook daarna ging de bijenteelt
achteruit.
Ook met Stocks ging het bergafwaarts, terwijl hij ook nog eens concurrentie
kreeg van buurman Winkens uit Karken. Twee snijders naast elkaar in zo’n
kleine gemeenschap! De een raakte steeds verder in de schulden, terwijl
het de ander steeds meer voor de wind ging. Een deel van de akkers werd
verkocht. In de schatlijsten werd Thijs (pro deo) ontslagen
van zijn verplichtingen. En na zijn overlijden kon de weduwe het tij niet
meer keren. Maar dat was het lot van meer boeren in het Reutje.
Ook elders nam de armoe toe. Vanwege het “jubilee”
in 1758 werd overeengekomen, dat de armen en behoeftigen van hun belastingschuld
verlost zouden worden. De schatheffer zou dan 1/3 deel dragen, indien
de gemeente de resterende schulden zou kwijtschelden. Het waren overwegend
inwoners van het Reutje die hiervoor in aanmerking kwamen. Mattijs Stocxs
“den armen snijder” werd liefst voor 21 rijksdaalders
ontzien. En ook de schuld van 18 pattacons die hun overleden vader had
achtergelaten, werd de twee broers kwijtgescholden.
Voorlopig bleef This vrij van zijn schatplicht,
ook als snijder. Hij moest dan wel beloven, dat hij de huishuur van 1
rijksdaalder aan het kapittel zou blijven betalen. (Mogelijk slaat dat
op het huis van zijn stiefmoeder in het dorp.) En dat terwijl het zijn
broer Nijs juist zo goed ging. Met vier koeien op stal boerde deze beter
dan de meeste naburen in het Reutje.
Dat het de weduwe Stoks ook nadien niet voor de wind ging, blijkt uit
de registers van de armenkas. Hoofdzakelijk waren dat
leveringen in rogge en boekweit voor brood en pap. Toen zij haar been
had gebroken kreeg zij een pattacon om de nodige spullen te kopen voor
“hetgeen zij nodig heeft”. Tenslotte kreeg haar zoon
(Lambert) nog een nieuwe hoed. Na het overlijden van hun moeder woonden
broer en zus voor korte tijd alleen in huis.
Lambert Stoks
Dirck Stocks (1744-1774) was in september 1771 getrouwd met Marie Wolters
(1750-1827), dochter van Martin Wolters en Catharina Cuijpers uit Posterholt.
Daar ging het jonge echtpaar wonen. Hun eerste kind liet niet lang meer
op zich wachten. Hun tweede kind kwam eerst enkele maanden na het overlijden
van Dirck. Enkele jaren nadien hertrouwde Marie Wolters met Nicolaus Huckelhoven.
Waarschijnlijk zijn haar twee voorkinderen jong gestorven.
Lambert Stocks (1748-1828) trouwde in oktober 1785 met
Mechel (1760-1816), dochter van Simon Smeets en Helena Wijers uit Posterholt.
Zijn zus Catrien ging elders in de kost als dienstmeid. Bert Stox beakkerde
niet meer dan een halve morgen. En waarschijnlijk was dat alleen de grond
achter de boerderij. In de stal stond een koe. Evenals bij zijn zwager
Peter Smeets (1755-1802). Peter was in april 1796 getrouwd
met Catharina Stox (1759-1828). Beiden waren toen toch al op leeftijd.
Enkele jaren later kwamen zij met hun dochtertje Heleen in het Reutje
wonen. Zij betrokken toen het huis van de erven Cloudt. Tevens beakkerde
Smeets hun land, zo'n anderhalve morgen, ingezaaid met rogge.
Andere boeren verdienden nog wat bij met de vlasteelt,
maar dat was voor hen niet weggelegd. Peter Smeets stierf in april 1802.
Catharina trok met haar twee kinderen bij haar broer in. De boerenwoning
was groot genoeg voor twee gezinnen. Volgens de Tranchotkaart van 1807
stond op deze huisplaats nog steeds een enkele woning. Dat betekent, dat
de weduwe Smeets het huis op de hoek van de straat eerst daarna heeft
laten bouwen. Ook de tuin werd toen opgesplitst.
Van de kinderen Smeets uit Posterholt was er niemand, die de boerderij
aan de Donk wilde overnemen. In november 1811 verkochten zij huis, schuur,
stal, moeshof en land aan het echtpaar Puts-Gelissen voor 400 franks.
Van de koopsom ging 1/3 deel naar de weduwe van Mathieu Smeets in Braunsraeth.
Catharina Stoks kreeg een gelijk deel namens haar kinderen,
terwijl de rest aan haar broer toeviel. Ook hij kon het geld goed gebruiken.
Lambert was al oud van jaren en kon nog
moeilijk op zichzelf passen. Daarvoor deed hij een beroep op zijn oudste
zoon. In november 1820 schonk de oude man zijn lemen huis met schuur en
stal en de moestuin aan Theodoor, getrouwd met Maria Wolters. Deze schenking
onder levenden hield in, dat het echtpaar de boerderij voortaan als hun
eigendom kon gebruiken. In ruil daarvoor kreeg Lambert een lijfrente van
4,72 florins per jaar. Verder zou het jonge stel voor hem zorgen en oppassen,
zowel in ziekte als gezondheid.
De erven Stoks
Volgens de Tranchotkaart van omstreeks 1810 stond op de hoek van de Aerwinkelsweg
toen nog geen woning. Dat zou betekenen, dat de boerderij van de erven
Stocks nog niet was opgeplitst in twee huishoudens. Lambert woonde rond
1800 in het ouderlijk huis, terwijl zijn zwager Peter Smeets het huis
van de erven Cloudt had betrokken, zoals uitdrukkelijk vermeld in de schatlijst
van 1798/99. Tien jaar later was de woning van de weduwe Smeets toch voltooid.
Beide huizen werden aangeslagen voor slechts een deur en raam (“maisons
n’ayant qu’une porte et une fenetre”). Op de latere
kadasterkaart zien we hier echter twee boerderijen staan, die anders doen
vermoeden. Maar ondertussen kan er natuurlijk het een en ander aangebouwd
zijn.
Lambert Stoks (1748-1828) was in oktober 1785 getrouwd
met Mechteld Smeets uit Posterholt. Mechteld (1760-1816) was een zus van
Peter. Die trouwde op zijn beurt in april 1796 met Catharina, de jongste
zus van Lambert. Zij blijken de enige erfgenamen te zijn van hun ouders
Thijs Stocks en Anna van der Kitsen.
Smeets
Catharina Stoks (1759-1828) is na het overlijden van haar man in april
1802 niet meer hertrouwd. Zij woonde in het nieuwe huis op de hoek alleen
met haar dochtertje Lena (1797-1879). Het meisje trouwde in oktober 1823
met Peter Wolters (1797-1861) uit Vlodrop, zoon van Leon
Wolters en Margaretha Zink.
In 1836 stonden in de stal twee jonge
koeien. Naast het huisje met de schuur, stal en moeshof in het Reutje
hadden zij nog drie akkers en twee weien in het broek, bij elkaar nog
eens 68 are groot. Kort voor zijn overlijden gingen daar nog 12 are vanaf.
in juli 1861 verkocht het echtpaar een akker op het Reutjesveld aan timmerman
Knoben.
Toen hun vader stierf, werkte de tweeling
Odiel en Catharina elders in de gemeente als dienstmeid. De laatste vertrok
naderhand naar Antwerpen. Margaretha Wolters woonde toen met haar man
in Viersen.
Ida Wolters (1826-1896) trouwde in april 1860 met Jan Vergoossen
(1831-1899).
De vrouw nam alle goederen van haar ouders
over. In 1863 stonden in de stal een koe en een kalf. Heleen Smeets bleef
tot haar overlijden in november 1879 bij haar dochter in huis wonen. De
roerende goederen werden geschat op 140 gulden, te weten de koe, huismeubels,
linnengoed, akkergereedschap en veldvruchten.
St.-Petrusstraat 3
Jan Vergoossen had in mei 1885 van winkelier Frans Schmitz voor 250 gulden
contant geld een ander huis gekocht, afkomstig van de erven Paulissen.
De woning lag op een steenworp afstand.
Enkele jaren later liet hij zijn (vervallen)
huis op de hoek slopen en met de grond gelijk maken. De grond werd naderhand
verkocht aan buurman Jacob Smeets. Omstreeks 1895 liet hij ook zijn woning
afbreken en bouwde hij er een nieuwe boerderij, bestaande uit huis, schuur,
stal en een grote tuin, samen gemeten op 15.55 are.
Kort daarop stierf Ida Wolters
in juli 1896. In de stal stonden toen twee koeien, geschat op f.180. De
huismeubels, zoals stoelen, tafels, kist, kast, beddegoed en keukengerief
en haar kleren werden geraamd op f.90. Huis en tuin en de twee akkers
hadden een waarde van liefst f.500. In de ouderlijke goederen, zoals de
tuin en het erf op de hoek van de straat, was zij voor een vierde deel
berechtigd. Dat betekent, dat de kinderen Wolters nog niet tot een erfdeling
waren gekomen.
Zoon Peter Vergoossen (1865-1953) ging als akkerknecht
op de Aerwinkel werken. Naderhand kwam hij weer naar huis terug. Hij trouwde
in april 1891 met Anna Catharina Meuwissen (1866-1944) uit Montfort. Peter
nam het ouderlijk huis aan de St.-Petrusstraat over. Helena Vergoossen,
getrouwd met Peter Cuypers woonde toen enkele huizen verderop aan de Reutjesweg.
Hun zus Catharina was in Vlodrop gaan wonen.
Lambert Stoks
In het ander huis van de erven Stoks aan het begin van de Aerwinkelsweg
woonde het gezin van zoon Lambert. Zijn vrouw Mechteld schonk het leven
aan zeven kinderen. We komen ze naderhand niet allemaal meer tegen, want
sommigen stierven in het kinderbed. Voor de akkerwinning beschikte Lambert
slechts over een halve morgen akkerland en dat was enkel en alleen de
grond achter zijn huis. Hij had geen land gepacht. In de stal stond een
koe.
Lambert Stoks was al oud van jaren en kon nog maar moeilijk voor zichzelf
zorgen, toen hij in november 1820 zijn lemen huisje met
schuur, stal en moeshof aan zijn oudste zoon schonk. Theodoor Stoks was
in april 1811 getrouwd met Leen Wolters. In ruil daarvoor kreeg Lambert
een lijfrente van 4,72 florins per jaar. Verder zou het jonge stel op
hem passen, zowel in ziekte als gezondheid. Het echtpaar Stoks mocht huis
en hof voortaan dus als zijn eigendom beschouwen. Daarmee werden de overige
kinderen van de erfenis uitgesloten.
Jan Stoks (1793-1852) woonde in 1829 met vrouw en kinderen
aan Reutjes veestraat. Hij had het “leyme huysken met moeshofke”
twee jaar eerder gekocht van dhr. Meyer op de Aerwinkel. De grondeigenaar
had het huis in 1810 gekocht van de erven Linssen. In 1840 kocht Jan Stoks
van de kinderen Puts “een stukje van een huisplaats en en stukje
van eenen moeshof, aaneen vast”, gelegen naast Linssenhof. Daar
is hij toen heen verhuisd.
Maria Magadalena Wolters (1777-1834) was geboren aan Uylenbosch
als dochter van Dirck Wolters en Ida Beulen. Haar moeder kwam in 1820
bij het echtpaar Stoks in huis wonen. Daar stierf de vrouw tien jaar later
op 87-jarige leeftijd. Zij heeft nog mogen meemaken, dat haar zoon Jan
Hendrik Wolters eerder dat jaar tot burgemeester van de gemeente werd
gekozen. Voor het huishouden had de vrouw van Stoks de hulp van een meid.
In november 1826 nam Dirk Stoks een akker
aan de Bromboomkensweg in pand voor de duur van vijf jaar. Daarna zou
de grond weer terugvallen aan herbergier Schoenmakers op de Roskam. Bij
het intrekken van de belening kreeg Stoks de som geld van 28 gulden terugbetaald.
Zijn voordeel was ondertussen de opbrengst van het land. Verder had Stoks
nog twee akkers van z’n eigen, samen 66.75 are en nog twee lapjes
gras en hout in het broek.
Marie Wolters liet
in november 1834 de kinderen haar aandeel in het ouderlijk huis en land
na. Dat was het derde deel van de woning aan Uylenbosch, een akker aan
Mertensweegske en een stuk land aan de Holleweg. Haar oudste
dochters gingen elders als werkmeid in dienst. In 1843 erfden de kinderen
nog van hun tante, die ongehuwd was gebleven. Hun oom Jan Hendrik Wolters
was toen alweer enige tijd burgemeester van Sint-Odiliënberg.
Economisch ging het Theodoor Stoks (1787-1861) al wat
beter af dan voorheen. Naast de twee koeien had hij een trekos aangeschaft
voor de akkerwinning. (In 1860 waren er in de hele gemeente maar 10 boeren
met een trekos.) Ook was hij weer met de bijenteelt begonnen, die toen
langzaam weer op gang kwam. Op het erf had hij vijf bijenkorven staan.
De weduwnaar hertrouwde vier jaar na het overlijden van zijn vrouw in
februari 1838 met de weduwe Catharina Hommen uit het dorp. Haar dochter
Gertrui van der Kitsen kwam mee naar het Reutje. Het meisje trouwde eind
1856 met Pieter Jan Rijks uit Heythuysen. Zij gingen naderhand aan Linssensteeg
in het Reutje wonen.
Na zijn overlijden in augustus 1861
hadden de erven Stoks nagelaten om de erfgoederen op te geven. Geen van
de kinderen zou de boerderij overnemen. Enkele maanden later werden huis,
hof en akkers verkocht. Zoon Jan woonde sinds kort in het huis aan
Uylenbosch. Zijn drie zussen hadden al sinds lang buiten de gemeente
hun geluk gevonden. Anna Stoks was getrouwd met koster Engelen te Linne.
Haar zus Marie was getrouwd met bakker Weevers in Brachterbeek, terwijl
Heleen Stoks haar man naar Roermond was gevolgd.
Op de veiling in oktober 1861 gingen huis en tuin (5.80 are groot) over
op Jan Smeets. Ook de andere goederen gingen van de hand,
te weten een akker, schaapswei en een perceel hakhout; samen nog eens
52.85 are groot. De opbrengst van dit alles moet -volgens een andere bron-
zo’n 2000 franks hebben bedragen.
Aerwinkelsweg 2
Jan (1837-1876) was een zoon van Peter Smeets en Margaretha Puts, in hun
leven pachters op Linssenhof. In april 1863 trouwde hij met Margaretha
Sliepen (1841-1904) uit Posterholt. Dat jaar werd al een koe
met twee kalveren op zijn naam genoteerd. Naast huis en hof had Smeets
nog twee akkers en twee percelen dennenbos; bij elkaar ruim anderhalve
hectare groot. Het echtpaar kreeg drie dochters en drie zoons.
Na zijn overlijden in juni 1876 hertrouwde
de weduwe Smeets met Antoon Wolters (1836-1904) uit Echt.
Uit dit huwelijk werd nog zoon Mathijs geboren. De meeste kinderen gingen
al op jonge leeftijd elders werken.
In april 1881 beleende het echtpaar voor
100 gulden enkele percelen akkerland en dennenbos bij Frans Schmitz. De
winkelier hield tevens herberg in zijn huis in het dorp. Hij zat goed
bij kas en kon zodoende aan meerdere boeren een lening verstrekken. Twee
jaar later sloot het echtpaar Wolters bij dezelfde andermaal een hypotheek
van 200 gulden af. Dit keer werd ook het huis als onderpand ingezet.
Ook haar voorzoon Hendrik Smeets
nam in die tijd een lening op van 60 gulden met als onderpand zijn aandeel
in huis, hof en akkers. Hendrik werkte toen als schrijnwerker in de stad.
Een jaar later in november 1901 stond de boerderij in het Reutje op naam
van zijn broer Jacob Smeets. Die nam toen een lening van 330 gulden op
bij landbouwer Hilkens te Lerop, met als onderpand huis, tuin en erf aan
de Aerwinkelsweg, samen 14.65 are groot. Als bijpand stelde Jacob zijn
aandeel in het akkerland en dennenbos, te weten 1/6 deel in totaat 203
are.
Na het overlijden van Antoon Wolters werd het overige land van de erven
Smeets verkocht. Jacob trouwde in april 1908 met Anna Geerlings en ging
wonen in haar huis aan de Veldstraat. Na het overlijden
van zijn schoonouders gingen de kinderen Geerlings over tot verkoop van
de akkers en het roerend goed. Jacob verkocht bij die gelegenheid de boerderij
op de hoek van Aerwinkelsweg.
Huis, stal, schuur, erf en de twee tuinen,
samen 7.75 are groot gingen bij de veiling in juli 1910 over op Jan
Hoks. Een deel van de grond was afkomstig van de huisplaats van
de erven Vergoossen. De boerderij was al in 1888 afgebroken en met de
grond gelijk gemaakt. Jan Hokx (1862-na 1944) was geboortig van Horn.
Hij was in mei 1892 getrouwd met Ida Wouters (1865-1944).
Na het overlijden van Antoon Wolters
is hij hier als huurder komen wonen. In 1910 verwierf
Hokx het huis voor f.410 in eigendom. Voor de akkerwinning had hij 130
are land gepacht. In de stal stond een koe.
Dit familie-portret is gemaakt
t.g.v. het huwelijk van Jac Hoks en Marie Daemen in 1924.
Het bruidspaar staat in het midden met links en rechts zittend hun ouders.
1. en 2. NN Timmermans en echtgenote
Carolien NN; 3. en 4. peter en meter van 10; 5. Sef Hoks;
17. en 6. Dores Daemen en vrouw Berta; 7. Lies Timmermans, d.v. 1 en 2;
8. Deurke Daemen, oom van 10;
9. NN Cloudt van de hei; 10. en 11. het bruidspaar Jac Hoks en Marie Daemen;
12. en 13. Carolien en Cato Hoks; 22. en 14. Sjeng Hox en vrouw Bet (Könings?);
15. Jan Timmermans, z.v. 1 en 2; 16. Wielke Daemen, broer van 10;
18. en 19. Helena Coudt en Pierke Daemen, ouders van 11; 20. en 21. Sjeng
Hoks en Ida Wouters, ouders van 10;
23. Harrie Hox, 26. Tiel Hox, 27. Ellie Hox en 28. Jan Hox, allen kinderen
van 22 en 14;
24. Lieske Bonné en 25. Pierke Bonné, kinderen van Kuub
Bonné en Nes Daemen.
Links nog net te zien huize Hoks en op de achtergrond het huis Meuwissen.
NB.
De naam Hoks werd in Roermond ingeschreven als Hox.(Foto
dhr. Jack Hoks, Reutje.)
Huis en tuin gingen naderhand over op
schoonzoon Lambert van Heugten (1909-1992) uit Nederweert.
Twee jaar eerder was hij in augustus 1937 getrouwd met Carolina Hoks (1907-1991).
Voordien heeft Lambert aan Paarlo gewoond. Hij verwierf eerst dertig jaar
later ook de tuin van Vergoossen. Na de sloop in 1955 bleef alleen de
stal overeind. Twee jaar later werd er een nieuw huis gebouwd. Kort daarop
kwam daar weer een schuur bij. Op de hoek ging een deel van de huisplaats
over op de gemeente die er een transformatorhuisje plaatste. Lambert was
in dienst bij de Staatsmijnen.
|