Foto's Har Senssen, Posterholt
Laatst bijgewerkt 11-01-2013 © Jan Ruiten

DE ABDISSENHOF AAN MUNNICHSBOSCH

Verscholen tussen het geboomte van Munnichsbosch ligt een oude hoeve, die eeuwenlang met de aanpalende grond deel uitmaakte van de vele bezittingen der Munsterabdij in Roermond. De oudste gegevens gaan terug tot in de late Middeleeuwen. Naast akkerbouw was het bijbehorende bos een belangrijk bestand van dit landgoed. Er is dan ook nu nog sprake van de Bosserboer en de Bosserhof. Nadat de Munsterabdij door de Franse overheid in 1797 werd opgeheven en de stiftdames elders hun woning zochten, kwamen de diverse kloostergoederen onder beheer van de Nationale Domeinen. Wat betreft Munnichsbosch heeft het nog bijna drie decennia geduurd voordat de boerderij in 1826 verkocht werd aan de heren Gruyters en Van Mulbracht.

Oorspronkelijk zijn het twee verschillende goederen geweest, die begin 14e eeuw door de Munsterabdij werden samengevoegd. Toen sprak men nog van de hof aan gen Raetgen.

In het jaar 1307 droeg Wilhelm hertog van Gulick en Gelre meerdere goederen over aan de abdis van het Klooster van O.L.Vrouw te Roermond. Hiertoe behoorde ook “den hoff int Ratgen mit acker, weiden, benden, boschen, vissereien; neit ausgescheiden”. (Archief Munsterabdij: Daelenbroek i.n. 1004: Busch 2.)

Ruim een eeuw later alweer, in maart 1439, verkocht Johan Pluckhart aan de Munsterabdij een bos “in ghen alden raet” tegen een jaarpacht van 3 malder rogge. Het klooster had daarnaast al een bos. Een deel van de grond is (naderhand) tot akkerland gebroken en werd door de Bosscherboer bewerkt. Voor toezicht in haar bossen, had het convent een boshoeder in dienst.

Het hele complex werd in later eeuwen Munnichsbosch genoemd en lag ingesloten tussen de Roskammerheide (N.), de Aeckerweg (O.), de gemeenten Echt (Z.) en Montfort (W.). De Vlootbeek liep dwars door het het bos.

Volgens het bunderboek (van 1717) omvatte het landgoed aan landrangen, bongerd, houtgewas, bos, broek, waterachtige plaatsen en heiden, tesamen 383 morgen, 2 vierdel, 3 roeden, waarvan jaarlijks aan landschat moest betaald worden: 68 gl. 17 st. 5¼ d.

Bij de beschrijvingen van pachtgoederen, handelt het vaak over de eigenaars en in mindere mate over de boerderij en haar bewoners zelf. Van de archieven van de Munsterabdij is bitter weinig bewaard gebleven. Vooral in de Franse Tijd moet veel verloren zijn gegaan. In zo'n geval komen we dan al gauw op eventuele rechtszaken waarin de boerderij onderwerp van twist moet zijn geweest.

In Roerstreek '93 schrijft Peter Geuskens over de weg door het landgoed, die als kerkenpad werd gebruikt door de bewoners van Genouwen. Andere passanten werden zoveel mogelijk geweerd. En daarover ontstond uiteindelijk opnieuw proces in 1702. (Peter Geuskens: Trammelant om een doorgangsweg door het Munnichsbosch, in Roerstreek '93, blz. 113 e.v.)

De Munsterabdij bezat geen tiendrecht in het Reutje, of elders in de gemeente. Alleen de boswachter op Munnichsbosch kreeg als toeslag op zijn loon een tiende van de oogst op een akker aan Brentje. Alleen indien het klooster in (een van) de aangrenzende gemeenten tienden op de veldvruchten inde, zou dat een eventuele tiendschuur op de boerderij nog kunnen rechtvaardigen.

Het kan er op wijzen, dat het gebouw in het verleden een andere functie heeft gehad.

De benaming In gene Munnickshof komen we al in 1604 en Munnicxboss in 1607. Beide keren handelde het over de pachters, de gebroeders Jan en Gerardt Kempkens. Nog ouder is de benaming Munckhof in het cijnsregister van de kerk van Berg uit 1587, dat weer een afschrift uit 1566 is. De notitie betreft Peter Kempkens van Linne, bouwknecht op Munckhof, die een stuk land in het Reutje met een erfcijns belast. Die belening en notitie hoeven niet met een van beide jaartallen verbonden te zijn, maar is wel uit die tijd. (GAR afd. IV nr. 183: Archief Parochie St. Odilienberg, inv.nr. 1, stuk op perkament.)

Jan Kempkens op Mevrouwen Hoff

Begin 17e eeuw woonden de gebroeders Kempkens op de Munnicksbosch, waarschijnlijk afkomstig uit Linne, danwel Herten. Rond 1600 had zekere Jan Kempken enkele morgen land te Ool. In 1607 en 1612 waren dat Jan Kempken der in Munnicxbosch woont en Geret Munnicxbos. In 1622 alleen nog Jan Kempkens in Munnicxbosch.

Meer over hen komen we te weten uit de overdrachtsboeken van Roermond uit die tijd. In juni 1598 droegen Johan Kempkens de jonge (x Grietgen) en broer Rutger in erfwisseling aan hun oom Gerhart Kempkens en vrouw Geertgen Storms een schuur en tuin op de Hamstraat tegenover de kloosterpoort van de Munsterabdij. In ruil kregen de broers daarvoor de goederen onder Merum en Linne. In 1604 stond de schuur nog steeds op naam van Gerardt In gene Munnickshof.

Hun ouders hadden de huisplaats in de stad nog niet zo lang in bezit. In december 1591 had Sybert van Reydt de schuur en de poortweg van zijn huis afgepaald en verkocht aan Jan op den Camp en vrouw Itgen. Daarbij werden over de erfscheiding enkele afspraken gemaakt, over de afvoer van het regenwater, het dichtmaken van vensters enz.

Dat was niet het enige bezit van de pachter binnen de stadsmuren. Al in juni van voornoemd jaar 1591 hadden Gyrken Kempkens en vrouw Goertge drie delen in een huis vooraan in de Oliestraat gekocht van Willem Puyll en vrouw. Jaren nadien verwierf het echtpaar het resterende vierde deel in eigendom.

Waarom die interesse voor een huis in de stad, terwijl de halfman zijn werk en onderkomen toch op geruime afstand had? Hij blijkt ook niet de enige te zijn geweest, die zijn geld stak in een behuizing binnen de stadsmuren. Ook Willem Helwegen op de Lillaert te Linne (1586), schepen Reinboom uit Sint-Odiliënberg (1602) en Corst Baeckhoven uit Maasniel (1598) en meer anderen kochten een huis in de stad, terwijl ze zelf buiten Roermond bleven wonen en werken.

Daarna werd het huis van Gerardt van den Camp nog enkele keren genoemd. In 1617 blijkt de pachter te zijn gestorven. Als naaste erfgenamen gelden onder andere de kinderen van zijn broer. In november van dat jaar kocht Jan van den Camp (x Grietgen), waarschijnlijk identiek aan genoemde Johan Kempkens de jonge, van Merten Maessen en vrouw Geertge de halfscheidt van het huis. De wederhelft kocht hij van de overige verwanten. Daaronder herkennen we Lietgen Beusers en vrouw Baetse uit het Reutje, verder Jan Storms, Thonis Kempkens en Peter Corsten, allen met de vrouw en (voornoemde) Rutger van den Camp voor zich.

Jan Kempkens, alias op den Camp, is zijn oom opgevolgd als pachter: in november 1635 stond het huis op naam van de halfman in den Moninxbosch. In 1653 verkochten Peter Houben uit Posterholt en (vrouw) Jenne Kempkens het huis in de Oliestraat.

Er zijn nog zeker twee andere kinderen geweest. In januari 1629 trouwde Geertrude Kempkens, dochter van de pachter op Moninckhoff met Willem van Poll. Haar broer Jan was daarbij als getuige aanwezig. Zelf trouwde Jan Kempkens in augustus van dat jaar met Gebel Storms.

Tot zover de relatie tussen de Munnicksbosch en de familie Kempkens. De volgende pachter op de boerderij was zekere Jan van Herten, getrouwd met Thiske Maessen. Zij verkochten toen een akker in het Roerderveld aan het Waeijbroek. De nieuwe pachters op Mevrouwen hoff in’t Monnicxbosch kennen we al wegens het huis van wijlen Frederick Scholten, in zijn leven molenaar (van de Munsterabdij) te Merum. In mei 1636 had het echtpaar het huis met stalling, tuin, brouwhuis in de Bakkerstraat gekocht van Claes Scholten. In augustus 1650 verkochten zij het huis weer. (Zie elders op deze website: Klockenslagh > Herten > Molenaar te Merum.)
Begin 1637 stond dit huis op naam van Jan Mullers. Dat kan erop duiden, dat hij eerst nog molenaar is geweest (te Merum) alvorens hij de pacht op de Munnicxhof overnam.


In het begin van de 19e eeuw zal Munnichsbosch nog niet de aanblik van een cultuurbos hebben gegeven, zoals nu het geval is.

De pacht op de Munnichsbosch

Al in de 17e eeuw, en mogelijk nog eerder, woonde er op het goed Munnichsbos naast een pachter ook een boshoeder of veldschut. Nabij de boerderij stond zijn bescheiden huis met de moestuin ernaast. Dat is zo gebleven tot ver in de 19e eeuw. Ook dan komen we de veldschut van de domeinbossen daar tegen.

Jan Paulussen uit het Reutje (1787-1868) nam dienst als soldaat in het leger van Napoleon. Weer terug thuis na een diensttijd van zeven jaar, trouwde hij in januari 1815 met Margaretha Wolters (1776-1846) van Munnichsbosch. Het jonge stel ging wonen in de boswachterswoning op het Domeingoed. De belangrijste taak was natuurlijk optreden tegen stropers en illegale houtkap. En dat kon men een ex-militair wel toevertrouwen.

Toen de Belgen tijdelijk het bestuur overnamen, hield Paulissen het voor gezien en vertrok hij naar zijn ouderlijk huis. Zijn functie van boswachter werd overgenomen door Adriaan Demarteau uit Bocholt. Op die manier is de familie Demarteau in het Reutje terecht gekomen.

Volgens opgave uit 1783 genoot de boswachter vrije bewoning met moeshof en een jaarloon van 30 pattacons, met inbegrip van polver- en hagelgeld. Verder beschikte hij over het boshoeders bempdje aan de brug of slagboom, en het nieuw gebroken land, de zogenaamde Kalverhof, tegen betaling van 7½ patt, dat jaarlijks van zijn loon werd gekort.

Het geschoten wild en de gevangen vissen uit het Vloot gingen naar het Munster, alles volgens afspraak, gemaakt tussen de abdij en Peter Cloudt. Verder genoot hij een akker van 2 morgen op het Reutje, tegen betaling van 4 vat rogge en 4 vat boekweit. Tot slot genoot hij nog een tiendje uit het Reutjesveld van 4½ malder aan akkervruchten.

Hendrick Wolters op Munnixbosch beschikte over 4 paarden en hield verder 10 melkkoeien, 6 rinderen (4 van twee, en 2 van een voeder), 8 varkens van een jaar en 2 kremen met baggen. Van dit alles werd de helft geleverd door de abdij en de wederhelft werd door de pachter meegebracht.

Van het akker- en weideland en van 7 morgen grasgewas te Ool moest Wolters leveren: 30 malder rogge, 3 malder gerst, 13 malder boekweit, een 3-jarig rind, 60 pond goede boter en omtrent St. Rumachis 4 overjarige keurvarkens, dat bargen of gilsen moesten zijn. Aan geldpacht betaalde hij 27 patt. De abdij kreeg verder het fruit van 4 keurbomen en de helft van de overige fruitbomen. Alles volgens contract durende van Pasen 1777 tot Pasen 1789.
(RHCL Archief Hof van Gelder te Venlo inv.nr. 893.)

Een andere verplichting voor de halfman, maar dan van overheidswege was het (half)jaarlijks vegen van de Vloot tot aan het Sweeltje.

Deze gegevens stammen uit een lijst van inkomsten betreffende de Munsterabdij van haar goederen in Sint-Odiliënberg, opgemaakt in april 1783. Over het beheer van het houtbestand werd met geen woord gerept. Eerst met de komst van de spoorwegen gingen de grootgrondbezitters ertoe over tot het aanleggen van bossen met hoogopgaande stammen. Tevens drongen zij er bij de regering in Den Haag op aan om daartoe vooral hout uit eigen streken te gebruiken in plaats van uit de uitgestrekte bossen in bijvoorbeeld de Belgische Ardennen.


Aanvankelijke verdeling van de Munnichsbosch na verkoop door de Nationale Domeinen in 1826.
Inzet: de hofplaats met in het midden de hoeve en rechts het huisje met de moestuin voor de boswachter.

Verkoop van de Domeinbossen

De bossen op de grens van St. Odilienberg en Montfort werden in 1826 verkocht evenals meer andere bossen, verspreid gelegen in de streek. Van deze Domeinbossen noemen we hier het Kartuizerbos te Swalmen, het Kapittelbos te Ell, het Sterrenbos te Heijthuijsen, meerdere bossen onder Nunhem en Roggel. Dichter bij huis het Heijerbos tussen Munnichsbosch en De Waard en de Berkenkamp, voorheen het St. Jozefsbos genoemd.

Op 10 oktober was Artikel 3 onder de naam Moniekenbos aan de beurt. Alles bij elkaar bijna 100 bunders groot. Notaris Milliard hield zitting in de uitspanning van Andriessen op de Grote Markt te Roermond. De stukken land waren beplant met hoogstammige bomen zoals eiken, beuken en dennen, en met hakhout zoals eiken, beuken, notelaar en berken.

De verkoop was onderverdeeld in 7 grotere en kleinere percelen. Deze hoorden overigens niet allemaal tot de voormalige abdissenhof. Het deel van de Munnichsbosch op bovenstaande kaart op naam van boekdrukker Gerard Gruyters uit Roermond, moet volgens de beschrijving al eerder op hem zijn overgegaan. Natuurlijk was hij ter zitting aanwezig om zijn bezit aldaar te kunnen uitbreiden. Het heeft niet mogen zijn.

De zeven percelen werden eerst afzonderlijk bij opbod en afslag te koop aangeboden en daarna en masse ingezet. De nieuwe eigenaar van het gehele Artikel 3 werd advocaat Andreas van Mulbracht voor 39.900 gulden. Het was overigens niet het enige bos, dat hij die dagen op zijn naam kon schrijven.

Gruijters had toen al geboden en getekend voor perceel 4, het Scharveld, en perceel 7, de boswachterswoning met de tuin, midden op zijn landgoed gelegen. Dat ging dus niet door.

Op Artikel 4, het Heijerveld, linksboven op de tekening, groot 33 bunders, werd niet geboden; noch bij opbod, noch bij afslag. en bleef derhalve "ontoegewezen", dus niet verkocht. Naderhand blijkt dit perceel eveneens door Mulbracht te zijn gekocht.

De boswachter behield de vrije bewoning totdat de aankoop was betaald. Het huis was ingedeeld in een keuken en drie kamers, daarbij kwamen nog een schuur en stalling, samen met de tuin 14.83 are groot. Bij dit alles behoorde tevens een akker van 57.60 are in het Reutjesveld. (Gemeente-archief Roermond, archief notaris F.W. Milliard, inv.nr. 12.62.)


Aan Munnichsbosch (foto-archief H.V.R.)