Naast de Gemeyn Drenck - In het Reutje

 

Laatst bijgewerkt: 15-10-2011© Jan Ruiten

NAAST DE GEMEYN DRENCK

Peter van Nieuwkercken was soldaat te Montfort gelegerd toen hij in 1635 trouwde met Euckel van Helden uit het Reutje. Het echtpaar kocht huis en hof aan de drenk op het eind van de Aerwinkelsweg. Waarschijnlijk hebben ze daar maar kort gewoond. Na verblijf in Roermond ging het gezin elders in het Reutje wonen. Drie generaties lang kunnen we de familie in de streek nog volgen, maar halverwege de 18e eeuw komen we de naam nergens meer tegen.
Op deze pagina volgt het relaas over de huisplaats aan de drenk, over Peter deMey, alias Grauers, alias van Nieuwkercken en zijn nakomeling in het Reutje.

Begin 1638 kochten Peter Grauers en zijn vrouw Alitgen voor 33 Roermondse daalders een huisplatz int Reudtgen van het echtpaar Knorren. De plaats was gelegen tussen Steffen van Heldens erf en die gemeine paet drinck. Of er ook een huis heeft gestaan, blijkt niet uit de overdracht. Maar toevallig werd de verkoop naderhand nog eens opgeschreven. En dan staat er daadwerkelijk een hoeffstaedt (=boerderij), gelegen neffens die gemeine drenck.

Huis en hof waren afkomstig van Johan Lenartz. In 1596 woonde hij nog met zijn vrouw Johanna in Roermond. In juli van dat jaar werd daar hun dochtertje Barbara gedoopt.

Tien jaar later komen we Jan Lenartz van Herkenbosche in het Reutje tegen. Hij was toen alweer hertrouwd met Geerdtgen van Valckenburch. Maar zijn voordochter was hem lief genoeg om haar erfgoederen zeker te stellen. In dat jaar (1606) kocht Jan de inkomsten van enkele stukken land in het Reutje: een schuldbrief ten laste van Hein en Giel van Helden. Daarmee was Berbken verzekerd van een jaarlijkse erfpacht van 5 malder en 10 kop rogge.

Vier jaar later ging Jan een grondruil aan met Liscken Tacken. Hij deed daarbij afstand van een akker in de Roelack onder Herkenbosch en een moestuin aan de Moerkensport te Roermond. In ruil daarvoor verwierf hij al haar erfgoederen in het Reutje, afkomstig van Liskens grootvader. Deze goederen werden niet nader omschreven, maar het moet veel meer geweest zijn dan hetgeen hij afstond. En dat alles stond nu op naam van dochter Berbke, terwijl Jan er voorlopig zelf het vruchtgebruik van genoot.

Maar zijn vrouw Geerdtgen was het niet met deze beschikking eens. De vrouw beweerde namelijk, dat zij aan de overdracht van haar eigen geld had meebetaald. Wel meer dan 200 daalders!

Daar had Geerdtgen het al vaker met haar man over gehad. Johan had zijn vrouw toen doodleuk de raad gegeven de kwestie dan maar aan het gericht voor te leggen. Dat had Geerdtgen ook al meerdere keren gedaan, echter resultaat. Nu wilde zij alles zwart op wit.

Men kwam overeen om genoemde aankopen voor de helft aan Berbke te laten en de andere helft aan Johans nakinderen. Indien zijn voordochter daar niet mee zou instemmen, dan moest het verschuldigde geld aan Geerdtgens kinderen worden uitbetaald. En “solangh sulxs niet en gescheugt”, zou zij als moeder van de inkomsten mogen profiteren. Geerdtgen wilde natuurlijk, dat haar eigen kinderen niets tekort kwamen en het geld alvast voor hen opzij leggen.


Thrijn Deckers
In mei 1624 verkocht Johan van Herckenbosch aan Jan Deckers een “hoeffplaetzken int Roetgen” tussen Steven van Heldens erf en de drenck, met de beide kopzijden uitkomende op de straat en de vlootgraaf. Daarbij kwam ook nog een halve morgen land.

Jan Deckers heeft met zijn vrouw Peetgen inderdaad een tijdlang in het Reutje gewoond. Waarschijnlijk tot 1630. Toen nam hij het erfdeel van zijn schoonouders elders in de gemeente over. Zijn zwager Johan aen gen Diepenbruck deed toen voor 50 daalders afstand van de wederhelft.

De huisplaats (of moestuin) aan de drenck is naderhand overgegaan op zijn neef Geercken Knorren, nazoon van de weduwe Thrijn Deckers. Geerckens moeder was voorheen getrouwd met Jan Raemaeckers in gen Raetgen, in zijn leven schepen (1588-1602) in de bank van Sint-Odiliënberg. Uit dit huwelijk waren twee zoons geboren: Gerhardt en Heinrich.

Daarna hertrouwde Thrijn Deckers met This Knorren van Karken. In februari 1620 deden de jongens afstand van een stuk land op den Schleutel ten gunste van hun halfbroer Geercken Knorren. Trijn is mogelijk een dochter van Gerit Deckers, die in 1551 werd aangeslagen voor 3 vat haver vanwege zijn akkerland in het Reutje.

Geercken Knorren (ca.1605-1663) trouwde in januari 1628 met Peterken Rameckers, dochter van Reincken, “gouverneur int Reutgen”. Vervolgens werden hier hun vier zoontjes geboren: Reiner, Jan, Lenardt en Mathijs.

In december 1635 kocht het echtpaar voor 33 enkele Roermondse daalders* een boomgaard aan de steeg, anderhalf vierdel groot (ca. 12 are) en voor nog eens bijna 25 daalders anderhalve morgen houtgewas in het broek. Daarna moeten Geercken en zijn vrouw Peterken dan toch besloten hebben om elders te gaan wonen, want in april 1638 verkocht het echtpaar Knorren huis en hof aan “die gemeine paet drinck” aan het echtpaar Grauers.


In die jaren komen we in Roermond Peter Deckers met vrouw Trincken van Linne tegen. Ongetwijfeld naaste familie van de vorigen, want Peter Deckers was afkomstig uit het Reutje: ‘uytgen Raetgen’. In Roermond staan hun drie kinderen ingeschreven: Godefridus (1607), Joanna (1609) en Christina (1611). Het echtpaar nam in 1617 een lening op van 100 gulden met als onderpand drie stukken land buiten de stadsmuren. In 1625 kocht het echtpaar Deckers voor 440 gulden een huis in de Beggardstraat. Peter Deckers was brouwer van beroep.

Peter deMey en zijn vrouw Auckel
De overdracht van de boerderij uit 1638 werd naderhand opnieuw in het register bijgeschreven. De ligging was identiek en ook nu hield het echtpaar Knorren er 33 daalders aan over. De eerste keer werden als aankopers genoemd: Peter Grauers en zijn vrouw Alitgen. Nu waren het Peter en Alitgen deMey. Veertig jaar later komt Peter onder diezelfde naam nog voor in de schatlijst van 1677.

Peter deMey kocht in 1638 van de familie Raemaeckers nog enkele stukken grond aan de Aeckerstraat. We komen dan uit op zekere 3 morgen. Volgens de landschat uit 1687 werd het akkerland van Peter deMey, tien jaar na zijn dood, berekend op nog maar 2 vierdel morgen. Onder de naam Grauers komen in het doopregister geen kinderen voor.

En eerst in juni 1652 werd Johanna deMey ten doop gehouden. Heeft het echtpaar dan zo lang stilgezeten? Ik denk het niet. Peter was afkomstig van Nijkercken (of Neukirchen). En onder die naam kreeg hij in september 1630 van de pastoor van ‘Berg een vrijbrief om te trouwen met Alet van Helden, jongedochter uit het Reutje.

Daaropvolgend kunnen we de doopinschrijving van vijf kinderen van Peter van Nieuwkercken achterhalen. Vooreerst zijn dat de dochters Trincken (*1631) en Helena (*1633) en als laatste zoon Jan (*1654). Tussendoor komen we het echtpaar in Roermond tegen. Daar werden de dochters Aleidis (*1641) en Catharina (*1643) geboren.

Waarom juist daar? Bij de aankoop van de boerderij stond ook vermeld, dat Peter toen nog diende als soldaat te Montfort. Het kan er dus op duiden, dat hij was overgeplaatst naar het garnizoen in de stad. Wegens de oorlogstroebelen in die dagen, heeft Peter veiligheidshalve zijn vrouw en kinderen meegenomen. Adelheid komen we geregeld onder haar roepnaam Euckel tegen. Dat was toen geen ongebruikelijke naam in het Reutje en omgeving.

Bij gebrek aan bronmateriaal komen we Peter deMey pas decennia later weer in het Reutje tegen. In de schatlijst van 1677 werd hij twee huizen vanaf Daswijlerhof genoemd. Zijn naam werd weer doorgestreept, mogelijk omdat hij als (ex-)soldaat daarvan was vrijgesteld. Peter van Nieuwkircken stierf in september 1680. Zijn vrouw was hem vijf jaar eerder in het graf voorgegaan.

Situering van de drinkplaats
Het heeft heel wat hoofdbrekens gekost om de ligging van de drinkplaats te situeren. Afgaande op de vermelding van Peter deMey in de schatlijst van 1677, zou de drinkplaats naast zijn huis, dus op de hoek van van de twee straten midden in het Reutje hebben gelegen. Daar was ook wel genoeg plaats voor een drinkbak of een waterpoel, precies op de plek waar eeuwen later uit godsvrucht een kruis werd geplaatst. Maar zo eenvoudig is het niet. Dat blijkt wel uit het volgende.

Dan blijkt, dat Peter deMey daar als huurder woonde. In de huizenschat van 1679, een jaar voor zijn overlijden, wordt hij immers niet genoemd. Het huis, dat Peter en zijn vrouw Euckel in 1638 hebben aangekocht moet dus ergens anders hebben gelegen. Maar wel van achteren uitschietende op de leigraaf!

In 1789 (de drinck) en omstreeks 1835 werd de drinkplaats weer enkele keren genoemd. De stukken handelen enkel nog over een moestuin naast de drinkplaats. Het heeft wel even geduurd voordat de situering daarvan definitief bepaald kon worden. Namelijk op het eind van de Aerwinkelsweg.

Op de oude kadasterkaart staat daar inderdaad een pad getekend richting moeras. Daarom sprak men dus in 1638 dan ook over de “gemeine paet-drinck”. Ook deze ligging lijkt logisch. Sedert aloude tijden liep de veedrift van het Reutje naar Putbroek immers via Aerwinkels dijkweg. Voordat de koeien ‘s avonds terugkeerden naar de stal, werd hier na de lange tocht nog even halt gehouden.

Dan stuiten we op een nieuw bezwaar: volgens diezelfde kadasterkaart liep de vlootgraaf niet zover door. Dat komt dus niet overeen met de plaatsbeschrijving van de huisplaats twee eeuwen daarvoor. Een bouwtekening uit 1930 geeft de oplossing. De tuin (van Aerwinkelsweg 6) liep maar tot halverwege het perceel en daarachter lag een wei. De scheidslijn daartussen lag precies ter hoogte van de graaf. Het zal in die tijd niet meer dan een greppel geweest zijn, die alleen nog bij zware neerslag volliep. Het broekland is in de loop der eeuwen droger geworden. Oude moerasgrond werd in de 19e eeuw ontgonnen tot wei- en akkerland.

Aanvankelijk heeft Peter deMey met vrouw en kinderen dus gewoond in zijn huis op het einde van de Aerwinkelsweg. Na zijn verblijf in de stad is Peter elders in het Reutje gaan wonen, nadat zijn huis was onderkomen.

Volgens de hoofdenschat sleet de oud-militair zijn levensavond in een van de twee huizen van de familie Daemen. In de schatlijst van 1679 komt hij zelf niet als huiseigenaar voor. Het vervallen huis aan de drenk is niet meer herbouwd. De overdracht uit 1789 spreekt weliswaar van “een hofken”, maar daarmee werd enkel een moestuin bedoeld.

De kinderen Nieukercken
Van de zes kinderen van het echtpaar deMey waarvan wel de doopinschrijving is gevonden, komen we naderhand hier niemand meer tegen. Wel kennen we Jacob Nieukercken alias Grauers en Steven van Nieuwkercken, soldaat, die geregeld bij elkaar over de vloer kwamen. In september 1661 trouwde Jacob Graven met Anna Jansen. Hun vijf kinderen worden om en om gedoopt onder de naam Grauers en Nieukercken.

Jacob woonde met zijn gezin in het dorp nabij de boerderij op Saps. Jacob (*ca.1635-1692) was een zoon van Hendrick Grauen, soldaat te Montfort, en van Elisabeth NN. In de verschillende schatlijsten werd Jacob wisselend van Nuykercken, Meijer en Grauen genoemd.

Zijn dochter Catharina trouwde in de zomer van 1694 onder de naam Graven met Jan Musers. Zij was in januari 1665 gedoopt als dochter van Jacob Nieukercken. En toen Jan in 1698 overleed, werd de weduwe opnieuw Catharina Nieukercken genoemd. Dat zegt dus genoeg.

Haar broer Areth Grauers (1677-1723) hield naderhand de naam Graeven aan. Hij woonde nabij het Houtkempken in het dorp. (Omdat de letter v in die tijd als een u geschreven werd, is niet duidelijk of we moeten lezen Grauen, dan wel Graven!)

Wat Steven betreft, hebben we meer redenen om aan te nemen dat hij een zoon was van het echtpaar deMey, ook al is zijn doopinschrijving niet gevonden. Zijn naam verwijst naar zijn grootvader Steven van Helden.

De jongeman was geboren en getogen in het Reutje. Daar zou hij naderhand, zo’n vijftig jaar oud, ook sterven. Steven van Nieuwkercken (ca.1645-1696) trouwde in november 1670 met Catharina Reuten, dochter van Jan. Hun eersteling kregen zij nog in ‘t Reutje, maar kort daarop verhuisde het gezin naar Montfort. Daar werden nog drie kinderen geboren. Evenals zijn vader voordien was Steven als soldaat in dienst gegaan: militis castri Montf(ordiensis).

Die laatste toevoeging zou er op kunnen duiden, dat hij inderdaad op het kasteel woonde. Maar dat hoeft niet. Het garnizoen in Montfort telde meer soldaten, die met vrouw en kinderen in het dorp woonden. Met Steven was het niet anders. Want toen hij omstreeks 1680 naar het Reutje was teruggekeerd, bleef Steven van Nieuwkircken voorlopig als militair in dienst.

Nog in 1688 werd hij als zodanig vrijgesteld van de hoofdenschat. Het gezin woonde in het huis naast de rademaker in de huidige Sint Petrusstraat. Dat is dus het sterfhuis van zijn vader geweest.

In juli 1690 werd Steven ervan beschuldigd een stuk houtgewas in het broek te hebben afgehouwen zonder toestemming van de eigenaar. Dat kwam hem te staan op een boete van liefst een goudgulden plus de proceskosten. Veel land van z’n eigen had de dagloner niet. Het moet iets meer dan anderhalve morgen geweest zijn.

Naderhand stond de grond op naam van zijn zoon Frans (1672-1708). Deze trouwde in februari 1699 en verliet met zijn vrouw Gertrudis de gemeente. Begin 1708 werd zijn overlijden in het kerkregister van Vlodrop bijgeschreven. (Hij kan dus net zo goed in Posterholt gewoond hebben.) Uit dit huwelijk zijn me geen kinderen bekend.

Zijn broer Jan (1674-1730) had voorlopig het huis van zijn vader overgenomen. Jan trouwde ca. 1703 in eerste huwelijk met Maria Bruels. Vervolgens werd zijn broer Peter hier als gezinshoofd genoemd. Tevens beakkerde hij het weinige land, dat op hun naam stond. Jan was toen aan Paerlo gaan wonen.

In 1707 komen we het gezin in Posterholt tegen. Zeven jaar later keerde Jan met vrouw en kinderen terug naar het Reutje. Waarschijnlijk hebben de twee broers hetzelfde huis gedeeld. Breed zullen ze het er wel niet hebben gehad. Beiden werden aangeslagen voor een koe in de stal.

Enkele keren kregen de gebroeders Nuijkercken vrijstelling van de schat, omdat zij onder behoeftige omstandigheden leefden. Jan deelde het akkerland met broer Peter, daarnaast bewerkte hij ook het land van wijlen Tiske Schaep. Alles bij elkaar hadden zij dan toch nog zo’n acht morgen onder de ploeg. De vrouw van Jan stierf in juli 1724. Een kleine twee maanden later hertrouwde hij met Maria Michiels.

Peter van Nieuwkercken (1681-na 1717) trouwde omstreeks 1705 met Catharina Puts. Het echtpaar kreeg zes kinderen. In 1714 moesten Jan en Peter met nog twee andere boeren een gevangene naar het kasteel in Montfort brengen, hem insluiten en bewaken.

Het was de gearresteerde evenwel gelukt uit te breken. De mannen werden toen aangesproken op hun plichtsverzuim. Nu stond hen zelf een gevangenisstraf te wachten. De vier schutten verklaarden dat de ontsnapping buiten hun schuld en medeweten was gebeurd. En dat wilden zij zelfs onder ede getuigen. Daarop werd van verdere strafvervolging afgezien.

Drie jaar later kreeg het echtpaar Van Nieuwkercken nog een tweeling. Kort daarop moet het gezin naar elders verhuisd zijn. In de schatlijsten komt Peter na 1717 niet meer voor.

Na het overlijden van Jan van Nieuwkercken in januari 1730 komen we van deze familie niemand meer in het Reutje tegen. Zijn dochter Catharina trouwde in 1737 te Linne met Steven Reuten. Zij had nog contact met haar broer Lennerdt. Haar nicht Catharina trouwde in april 1755 met Peter van de Ven. Een week later stierf de vrouw.

Het verdwijnen van de familie naar elders blijkt ook uit de gemeenterekeningen van rond 1730. Meerdere akkers aan het Reutje -o.a. van de gebroeders Jan en Peter Nieuwkercken- lagen braak en werden geruime tijd niet meer beakkerd.

Alleen via Euckel van Nieuwkercken (1683-1727) werd de bloedlijn in het Reutje voortgezet. De vrouw was in oktober 1707 getrouwd met Gerard Halfkan uit Posterholt. Aanvankelijk woonde het gezin nog in het Reutje, maar zo’n vijf jaar later verhuisde Gerard met vrouw en dochtertje naar zijn geboorteplaats. Daar werden nog zes kinderen geboren. Hun zoon Michiel keerde na zijn huwelijk in september 1743 met Maria Timmermans terug naar het Reutje. Op die manier kunnen we de bloedlijn vanaf Steven van Helden (omstreeks 1600) tot in lengte van jaren nog doortrekken.

Deze stamlijn ziet er dan als volgt uit: (1) Gielke van Helden. (2) Heincken van Helden x Noelken. (3) Steven van Helden rond 1600. (4) Alet van Helden x 1630 Peter van Nijckerck. (5) Steven van Nieukirchen x 1670 Catharina Reuten. (6) Euckel van Nieukercken x 1707 Gerard Halfkan. (7) Geel Halfkan x Maria Timmermans. (8) Emilia de Halfkan x 1775 Adam Cloudt. (9) Gertrudis Cloudt x Peter Eysbruggers. (10) Willem Eysbruggers x 1825 Maria Marg. Linssen. (11) Arnold IJsbruggers x 1860 Isabella Ridderbeck. (12) Margaretha IJsbruggers: vertrekt met haar moeder ca. 1880 naar Roosteren. (Margaretha x Echt 1892 Gerard Koenen)