Aerwinkelsweg ca. 1700
(Foto rechts in bezit van Har Senssen, Posterholt.)
Rentmeester Hendriks met zoon Jan.
(Foto Har Senssen, Posterholt.)
Echtpaar Daemen,
Aerwinkelsweg 1942.
(foto Wiel Daemen, Reutje) |
Laatst
bijgewerkt: 06-03-2012 © Jan Ruiten
Het laatste huis aan
de Aerwinkelsweg heeft een eeuw lang dienst gedaan als rentmeesterswoning.
In 1679 stond hier de boerderij van Jan Hilwijgen. Na hem werden huis
en hof verdeeld tussen zijn schoonzoon Areth Rinboom en diens zwager
Peter Helvigen. Voorlopig behielden beide schoonbroers de goederen
in gemeenschappelijk bezit. De feitelijke erfdeling vond eerst jaren
later plaats. We volgen we het wel en wee van beide families. Op deze
pagina gaan we dan verder met de elkaar opvolgende generaties die
het huis van Rinbooms bewoonden. In 1835 werd de woning verkocht aan
de nieuwe eigenaar van de Aerwinkel.
Het andere huis werd na het overlijden van Martin Hilwegen vererfd
op zijn minderjarige dochtertjes Catharina en Cornelia. Meer hierover
op de volgende pagina.
Jan Hilwijgen
Het laatste huis aan de Aerwinkelsweg stond in 1679 op
naam van Jan Hilwijgen (ca.1640-1685). Hij werd aangeslagen voor liefst
4 rijksdaalders; het op een na hoogste bedrag in het Reutje. Alleen de
eigenaar van Daswijlerhof betaalde meer. Ook het grondbezit van Heilwighen
was navenant: 10 bunders akkerland stonden op zijn naam. Voor de akkerwinning
beschikte Jan tevens over een paard. In 1682 was hij samen met enkele
andere boeren vijf dagen op de zogenaamde swaeren dienst geweest:
elk met zijn paard voor een karrevracht naar elders op last van vreemd
legervolk.
Jan Hilwegen was eind mei 1667 getrouwd
met Euckel Sloetmaeckers. Vermoedelijk was hij een zoon van Goert
Helwegen en Anneke Sillen. In 1642 woonden zijn ouders nog in
Montfort. Tien jaar later ging het echtpaar boeren op 't Sittardt. Na
vier jaar werd de pacht voortijdig beëindigd.
Het echtpaar Helwegen is daarna in de gemeente blijven wonen. Goert stierf
er in mei 1672. Ook de ouders van Euckel (ca.1640-1694) zijn alleen via
een omweg te achterhalen. In mei 1642 lieten Peter Schlosmacker
en Marie Neiven hun zoontje Andries dopen. De jongen was genoemd naar
zijn grootvader Driess Neyven. Diens goederen in het Reutje werden in
1627 op zijn kinderen vererfd. Op die manier kan de boerderij aan de Aerwinkelsweg
zijn overgegaan op het echtpaar Hilwijgen. Er zijn echter geen archiefstukken
voorhanden die dit kunnen bevestigen.
Ook de doopinschrijving van Jan en Euckel zijn niet bekend. Peter Sloetmaecker
stierf in november 1666. Zijn vrouw volgde hem vier maanden later in het
graf. Waarschijnlijk was Euckel de enige erfgenaam van haar ouders. Naast
huis en hof bracht zij ook nog meerdere akkers mee in het huwelijk. Jan
zal daar weinig of niets aan onroerend goed hebben toegevoegd. Zijn zus
Gertrudis trouwde in 1680 met Wolter Beuckers. Het echtpaar
kocht de boerderij van de erven van Neer, eveneens aan de Aerwinkelsweg
gelegen.
Het echtpaar Helvigen kreeg vijf kinderen.
De namen van beide grootmoeders komen terug onder de dochters, terwijl
hun zoon vernoemd werd naar zijn grootvader Peter Sloetmaeckers. Naderhand
komen we alleen nog de oudste dochter Anna en haar broer Peter in het
Reutje tegen. Anna Helvigen trouwde in mei 1695 met haar
achterneef Arnold (ca.1667-1744), zoon van Willem Rinboom op de Aerwinkel.
Peter Helvigen trouwde in april 1701 met Cornelia Houben.
Beide echtparen deelden gelijkelijk huis,
hof en 8 morgen akkerland. Dat was bijlange niet meer zoveel als dertig
jaar daarvoor. Toen was dat nog zo'n 10 bunder. Opvallend is wel, dat
de meeste akkers, evenals de boerderij, gelegen waren naast grond van
dhr. Willem Basel, pastoor der parochie. Tellen we dit bij elkaar, dan
komen we op zo'n 20 morgen. Er moet dus nog een derde partij zijn geweest,
maar die is niet meer op te sporen.
De goederen in het Reutje, 10 tot 12 morgen land, heide en broek had de
pastoor in 1689 gekregen van dhr. Charles, priester van het begijnhof
in Roermond. In ruil daarvoor zou een mis gelezen worden op de sterfdagen
van de drie parochieheiligen. Nadat enkele opeenvolgende parochieherders
de opbrengst van het land hadden genoten, ging de grond over op het bisdom.
Familie
Helwegen
In 1750 wonen hier nog steeds de kleinzoons van het echtpaar Hilwegen
gebroederlijk naast elkaar: Merten Halvers(!) en Willem Rijnboom. Na de
eerste erfdeling verloopt de geschiedenis van beide huizen langs elkaar
heen. Voorlopig heeft er geen verdere opdeling onder de kinderen plaatsgevonden.
Enkele generaties achter elkaar ging het grondbezit via een zoon of dochter
verder. De overige kinderen werden van hun erfdeel uitgekocht en zochten
elders hun heil.
Peter Helwigen (1677-1731) trouwde in 1701 met Cornelia
Houben (16---1746). Nog in 1717 stond het grondbezit onverdeeld op naam
van de twee zwagers. Samen deelden zij 9 morgen land, broek en heide,
terwijl Peter nog anderhalve morgen land voor zich alleen had. De akkers
aan de Holleweg waren belast met een erfpacht van 2 vat rogge en 2 vat
boekweit, elk jaar te leveren aan de armenkas van het kerspel. Nu is niet
meer te achterhalen, wie van beiden de ouderlijke boerderij overnam en
wie ernaast zijn eigen huis bouwde.
Bij Helwigen in de stal stonden twee koeien. In 1729 kreeg de boer de
beestenschat kwijtgescholden. Toen was de schuur achter het huis omgevallen.
Sedert 1713 werd het echtpaar Helwegen ook al in de hoofdenschat lager
aangeslagen dan de buren. Zes jaar later staat de reden daarvan aangegeven:
Cornelia Houben was blind geworden.
Uit hun huwelijk zijn zeven kinderen bekend: vijf zoons en twee dochters,
maar ze zouden niet allemaal de kinderjaren overleven. Zoon Jan (1702-1788)
trouwde in oktober 1727 te Herten met Ida Janssen. Zij gingen in Roer
wonen. Zijn broer Linnert (1704-1758) trouwde in mei 1735 met Sophia Klomp.
Aanvankelijk woonde hij als huurder elders in het Reutje. Rond 1740 verhuisde
het gezin naar Vlodrop/Posterholt. Linnerd hertrouwde daar met Sophia
Litgens. Catrien Helwegen (1715-na 1780) trouwde eerst in september 1757
met Peter van Cruchten, weduwnaar van Cornelia Janssen. Het gezin van
Cruchten woonde in het dorp.
Na het overlijden van zijn moeder nam Martin Helwyge
(1711-1768) huis en hof aan de Aerwinkelsweg over. Hij trouwde in eerste
huwelijk in oktober 1746 in de kerk van Vlodrop met Gertrudis Werens.
Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend. In juli 1753 hertrouwde Martin
met Gertruy (1715-1766), dochter van Corst Beurskens en Catharina Hermans.
In de stal stonden drie koeien.
Omdat de overige kinderen elders zijn gaan wonen, heeft Martin vrijwel
al het akkerland van zijn ouders overgenomen. Hoeveel dat toen nog was,
kan alleen bij benadering gezegd worden: zo'n 4 tot 5 morgen. Het echtpaar
kreeg twee dochters: Catharina (1754-1830) en Cornelia (1757-1829). In
november 1764 verkochten hun ouders de moestuin aan het echtpaar Winckens.
Tien jaar later werd deze verkoop nogmaals bevestigd.
Naast z’n eigen land had Martyn nog enkele akkers van het armenbestuur
in pacht. Daarvoor betaalde hij jaarlijks 10 vat rogge en 4 vat boekweit.
De laatste levering werd gedaan kort na zijn overlijden door de voogd
van zijn kinderen. De meisjes gingen spoedig elders werken als dienstmeid.
Hun tante, de weduwe van Cruchten kwam toen met haar zoontje in huis wonen.
De vrouw was aangewezen op steun uit de armenkas. Zo kreeg Catrien bijvoorbeeld
geld voor een paar klompen voor haar zoon Linnerd en een andere keer anderhalf
doek om een hemd van te maken en een vel voor een leren broek.
Rond 1800 werden huis, hof en akkers opgedeeld tussen Catharina
Helwegen, getrouwd met Dominicus Montforts, en haar zuster Cornelia
Helwegen, de weduwe Gijsberts.
Familie
Rijnboom
Anna Helvigen (1670-1727) trouwde in mei 1695 met Areth Rinbooms
(ca.1667-1744), zoon van Willem Renboom en Marie Hoems. Zijn ouders hadden
de Aerwinkel onder Posterholt gepacht. Voorheen was hij in oktober 1693
al getrouwd geweest met Ida Daemen uit het Reutje. Zijn vrouw stierf evenwel
reeds een maand na de huwelijksinzegening. Daarop hertrouwde hij met zijn
achternicht Anna. Hoe de verwantschap in elkaar zit, staat nergens aangegeven.
Omdat zijn schoonouders overleden waren, nam Areth meteen het werk over
op de boerderij aan de Aerwinkelsweg. Ook nadat Peter Helvigen in april
1701 was getrouwd, deelden beiden broederlijk huis, hof en land. En dat
bleef voorlopig zo. Volgens het bunderboek van 1717 was dat ruim 10 morgen
land, heide en broek.
Naderhand stonden hier twee huizen. Terwijl de een het oude huis overnam,
bouwde de ander in de naastgelegen moestuin zijn eigen huis. Beiden hadden
twee koeien in de stal staan. Areth beschikte tevens over een paard om
het land te beakkeren.
Rond 1710 werden de peerdtslieden verplicht tot militaire diensten. In
december trok de kolonne met de Nieuwborgse troepen naar Sittard. Een
jaar later volgde Areth met meer andere boeren het leger van Postert naar
Wickray. Het was zeker geen vrijwilligerswerk. In november 1713 werd weer
een beroep op de akkerman gedaan. Bij terugkomst was het paard van de
zware karrevracht dusdanig verzwakt (bedorven), dat het dier
haar veulen verworpen heeft.
In 1734 had Reynboom liefst zeven koebeesten in de stal staan, terwijl
Peter Helwegen het met een minder deed. Het is duidelijk, dat beiden nu
ook ander land onder de ploeg hadden. Dat blijkt o.a. uit een pachtovereenkomst
tussen de paters jezuïeten en Aret Reinboom in oktober 1731. Tegen
een jaarlijkse levering van negen vat vruchten -half rogge, half boekweit-
nam Aret een stuk akkerland van drie morgen aan de Holleweg in pacht.
Het contract werd gesloten voor de tijd van acht jaar.
Voor en na zochten de kinderen Reinboom elders hun heil. Alleen Willem
en zijn jongste zus Liesbet (1708-1744) bleven in het Reutje achter. De
vrouw woonde sinds 1740 met haar man Jacob Wolters in het huis aan de
overkant van de straat.
Willem Rinboom (1699-1775) was op meidag 1737 getrouwd
met Marie Coenen. Ook zijn “achterneef” Willem trouwde die
dag. Het was dus een dubbele bruiloft, die de familie onder de meiboom
vierde. Marie (1709-1771) was een dochter van Anton Coenen en Catharina
van der Biesen uit Montfort. Haar grootouders hebben voordien ook in het
Reutje gewoond. Daar was haar vader in april 1678 geboren als zoon van
Willem Coenen en Maria Segers van Neer, nicht van Euckel Sloetmaekers.
Het echtpaar Rinboom kreeg zes kinderen. Naderhand bleef alleen hun dochter
Anna in het Reutje wonen. De anderen stierven jong of verhuisden naar
elders. Op die manier werden de erfgoederen die in 1717 nog op naam van
hun grootvader Areth Rinboom stonden, steeds aan een van de kinderen doorgegeven.
In de stal stonden vier koeien. Later kwamen daar nog eens zes schapen
bij. Weinig keuters in het Reutje, die het beter deden.
Naderhand zou schoonzoon Geel van Cruchten (1743-1802)
de boerderij uitbreiden. Hij was in mei 1767 getrouwd met hun dochter
Anna (1740-1795). In 1781 kochten zij van de erfgenamen Leyendeckers drie
akkers voor 36 pattacons. De herbergier op de Roskam wist de aankoop evenwel
naar zich toe te trekken. Daarop verkocht hij voor 18 pattacons alsnog
het land op de Koul aan Geel. Uit de nalatenschap van wijlen pastoor Basel
kocht Geel van Cruchten in 1789 ruim 7 morgen land, alsook de moestuin
met bakoven aan de drenk.
Ook hier waren huis en hof niet verder opgedeeld, maar door een der kinderen
overgenomen. In dit geval was dat Marie, de oudste dochter. Haar broer
Willem (1743-1795) was naar Vlodrop vertrokken. Daar woonde hij nog toen
hij in augustus 1781 voor de pastoor van Maasniel trouwde met Petronella
van der Velden. De weduwe Cox woonde toen met haar kinderen in hun huisje
op de Spick. Willem nam het werk van zijn voorganger over. Uit dit tweede
huwelijk werden nog eens vier kinderen geboren.
Catharina Rijnboom (1745-1781) had al jaren verkering met Jan Rijnboom
uit het dorp vooraleer zij in 1779 toestemming kregen om te trouwen. Voor
haar huwelijk woonde Catharina als meid in de stad, maar beiden verloren
elkaar niet uit het oog. Hoelang hun verloving ook had geduurd, zo kort
duurde hun huwelijk. Het echtpaar ging op de Hongerkamp in Posterholt
wonen. Kort na de geboorte van hun zoontje, stierven moeder en kind.
Geel
van Cruchten
In 1789 ging het bisdom over tot de openbare verkoop
van haar bezittingen in het Reutje. De goederen werden afzonderlijk ingezet
en aan de meestbiedende verkocht. Bij elkaar zo’n 15 morgen land.
De opgegeven maten en de situering van de akkers waren ontleend aan het
bunderboek uit 1717. Daaruit bleek, dat de grond afkomstig was van dhr.
Basel, toentertijd pastoor te Sint-Odiliënberg en deken van Montfort.
Na zijn overlijden was het land op de pastorie overgegaan en vervolgens
aan het bisdom vervallen.
Enkele boeren uit het Reutje konden tijdens
de veiling hun grondbezit uitbreiden. Alleen bij de 10e koop werd een
andere grondmaat aangegeven dan bij de meting in 1717. Dit deel werd omschreven
als een akker met hofken in Reutjes Kemp, grenzend aan
Aerwinkels land, naast de drenk en met de hoofden op de straat en het
broek. Daartoe behoorde ook het hofken over de weg met het houtgewas
daarachter. Alles bij elkaar 4 morgen en 3 vierdel groot. In 1717 nog
gemeten op slechts 3 morgen en 2 vierdel.
En toch klopt dit verschil in maat, want
huis en tuin vielen immers buiten de landschat en werden derhalve niet
in het bunderboek opgenomen, terwijl nu ook een perceel broekhout werd
meegerekend. De akker behoorde dus bij een pachthofken aan de drenk. De
10e koop ging samen met nog eens 2 ½ morgen land voor 294 pattacons
over op Geel van Cruchten. Zoveel geld had de akkerman
niet, zodat hij meteen een lening van 150 pattacons afsloot met de aankoop
als onderpand.
De eerstvolgende bron waaruit dit grondbezit valt af te leiden is te vinden
in de kadastrale leggers van 1843. Dan zijn we ruim een halve eeuw verder.
In die tijdsspanne kan veel gebeurd zijn. Gelukkig beschikt het gemeentearchief
over een register, waarin de situatie al vanaf 1820 werd bijgehouden.
Het grondbezit van Geel was grotendeels
overgegaan op zijn schoonzoon Jean Smits uit Melick.
Diens weduwe had in 1823 ruim 330 are land op haar naam staan, waaronder
een akker aan de gemeentegrens, ruim 110 are groot. (Anno 1717: 3 morgen
en 2 vierdel.) Aan de overkant van de weg lagen huis, tuin en houtgewas.
Over de ligging van de boerderij werden we even op het verkeerde been
gezet. De schatinner had aan de veuve Schmits nog een ander huis
toebedeeld, gelegen op de hoek van de straat. Dat zou dan het hofken geweest
zijn. En aanvankelijk had ik juist daar dan ook de oude drinkplaats gesitueerd.
Het hofken lag volgens de beschrijving van 1789 immers aan de drenk. Maar
aan het begin van de straat stond het huis van de weduwe van Peter
Smeets. Dat was niet eens familie. Toen de fout werd ontdekt,
heeft men het huis van de post afgeschreven.
Op het eind van de Aerwinkelsweg lag
sinds mensenheugenis de paet-drinck. Hierlangs liep vanouds de
veedrift naar het Putbroek. En wanneer de kudde tegen de avond via Aerwinkels
dijkweg terugkeerde gelijk een kneeuwlende langzame reke, hielden
de beesten hier aan, hun steerten al slaan, en zopen nen zeup uit
de beke. Tot zover was alles duidelijk: het pastoorshofken lag dus
op het eind van de Aerwinkelsweg, dicht bij de slagboom.
Terug naar 1789. Toen Geel van Cruchten de grond van het bisdom kocht,
woonde hij hier al vele jaren, sinds zijn huwelijk in mei 1767 met Anna
Rijnboom. Eind dat jaar stierf zijn schoonvader en Geel nam van
hem huis en hof over. En dan wordt (voor de onderzoeker) nog meer duidelijk.
Het hofken, dat Geel had aangekocht,
was niet meer dan een moestuin. Dus helemaal geen pachthofken. Het land
van wijlen pastoor Basel werd immers in delen aan de boeren verpacht,
zonder dat daarbij een huis was getimmerd. Het hofken was een moestuin,
waarop (naderhand) een bakoven is gemetseld. Onze zoektocht naar een tweede
pachtboerderij in het Reutje is dus op niets uitgelopen. Maar wat niet
is, kan nog komen.
Geel (1743-1802) was een zoon van Peter
van Cruchten en Cornelia Janssen. Evenals zijn neef Hendrick kocht hij
aan het Reutje nog meer andere goederen dan uit de veiling van 1789. Volgens
de telling van zo’n tien jaar later bezat Geel naast huis en hof
nog ruim 11 morgen akkerland.
Daarbij kwam nog enig pachtland. Hij
had immers 15 morgen land onder de ploeg, merendeels bezaaid met rogge.
Maar ook 2 morgen met haver, zoals de meeste boeren met een paard. Mogelijk
dat hij nog tijd had om ook voor anderen het land om te ploegen. Ook had
Geel een stuk land met vlas bezaaid. Verder had hij nog een eind broek
achter het huis.
In de stal stonden 2 koeien. Hij hield
geen varkens. In de belastinglijsten werd hij toen voor
meer dan de doorsnee keuter in het Reutje aangeslagen. Het huis telde
5 deuren en vensters en was daarmee een van de grotere woningen in het
Reutje. Waarschijnlijk een van de weinige huizen opgemetseld met baksteen.
Begin 1797 ging de zoon van Giel van Cruchten uit het Reutje, waarschijnlijk
de 20-jarige Willem, naar de Wolfhagermühle om meel te halen.
Maar onderweg werden hem kar en paard afgenomen door de Franse gemeentecommissaris
in Vlodrop. Kort daarop heeft schepen Heijligers nog
voor hem klaar gekregen, dat het arrest werd opgeheven, en kon Willem
weer met kar en paard huiswaarts keren.
Aerwinkelsweg
10
Na het overlijden van Geel van Cruchten in 1802 gingen de boerderij en
een deel van het land over op zijn dochter Maria (1772-1830): 165 are
akkerland, 2 ha heide en een stukje broek. De jonge vrouw was in 1794
getrouwd met Jan Smeets (1774-1816), zoon van Peter Schmitz
en Margaretha Tellers, akkerlieden te Melick.
Haar broer Anton erfde 1 ha land. Hij
ging in Posterholt wonen. Hun zus Catharina van Cruchten trouwde met Jan
Pelsers, timmerman uit het dorp. Zij verkochten hun erfdeel aan anderen.
Van de kinderen Smeets werden naderhand nog de zoons Joseph, Michiel,
Peter en Jan genoemd en hun zus Anna.
Hun vader stierf in juni 1816 na een
“langdurende waterzugtende ziekte”. Ook zijn vrouw
Marie van Cruchten stierf naderhand in december 1830 in het ziekbed aan
waterzucht, die vergezeld ging met koude koorts.
In maart 1831 gingen de erfgenamen Smeets over tot de erfdeling.
Zoon Josef trok het tweede lot, bestaande uit de boerderij met de moeshoven,
bakhuis en het broek daarachter in het “Bergereurtje”.
Dit erfdeel werd geschat op fl.448 (=Bfr.948,40). Hiertoe behoorde nog
een akker en stuk hei. Het overige land werd onder de andere vier erfgenamen
verdeeld. Maar de waarde van elk dezer loten was beduidend minder. Josef
zou ieder van hen nog fl.69,60 uitkeren. Om dat te kunnen betalen, ging
hij een lening van 370 gulden aan bij advocaat Van Mulbracht, eigenaar
van de Aerwinkel. Voor de erfdeling woonde Jozef met vrouw en twee kinderen
nog als huurder elders in het Reutje. Hij nam meteen bezit van het ouderlijke
huis, maar lang mocht hij er niet van genieten.
Josef stierf in april 1832 en zijn vrouw
Christina Wolters (1793-1858) hertrouwde daarop met Christiaan
Beckers uit Montfort. De boerderij verkeerde in slechte staat
en kon alleen met grote onkosten hersteld worden. En er waren toch al
schulden gemaakt. Daarom werd familieberaad gehouden. Daaruit volgde,
dat het beter was om de goederen te verkopen. Het geld dat -na aftrek
van de schulden- overbleef, zou voor de twee kinderen uitgezet worden
tot hun meerderjarigheid.
De notaris liet affiches drukken, waarop
de veiling werd aangekondigd, en in Roermond en omstreken ophangen. In
de herberg van Maessen vond eind maart 1835 de openbare verkoop plaats.
De boerderij met het broek en de twee moeshofkens gingen daarbij voor
600 franken over op advocaat Van Mulbracht.
Daartoe behoorden ook de koetroggen in
de stal, de paardenkrib, de heel in de schoorsteen en
de ladder naar de zolder. De akker in de Waterkuil en het stuk hei gingen
voor nog eens 200 franken op anderen over. Waarschijnlijk hebben de aankopers
ook de schulden overgenomen, anders zou de prijs wel hoger geweest zijn.
In elk geval konden de schulden in augustus 1836 aan de ooms en tante
worden uitbetaald.
Ten tijde van de veiling was ook Michiel
Smeets al overleden. Hij stierf na een langdurige ziekte in 1833 aan de
tering. Voorheen was hij getrouwd met de weduwe Margaretha Wolters.
Zij woonden een paar huizen verderop. En zijn broer Peter was sinds kort
op Linssenhof gaan boeren. Jan, de jongste, was toen “militair in
Belgendienst”. Wegens het familieberaad had hij verlof gekregen.
Enkele jaren later trouwde hij met Helena Reynders uit Posterholt. Daar
ging hij aanvankelijk ook wonen, totdat hij de kans kreeg om de boerderij
te kopen, waar voorheen zijn oudste broer had gewoond.
Christiaan Bekkers (1809-1855) vertrok kort na de veiling uit het Reutje
en verhuisde met vrouw en kinderen naar Posterholt. Daar gingen zij wonen
op de Donk. De boerderij werd sindsdien door de eigenaars van de Aerwinkel
verpacht.
Het Rentmeestershuis anno 1958. (Met dank
aan Har Senssen, Posterholt.)
Het hofken van Mulbracht
In juli 1830 kwam advocaat Andries van Mulbracht in het
bezit van het buitengoed de Aerwinkel, bestaande uit het herenhuis, de
boerenwoning, schuur, stalling en verdere gebouwen, moeshoven, plaatsen,
tuinen, boomgaard, lanen, vijvers, akkers, grasland, schaarbossen, abelen
en dennenbos. Alles bij elkaar ruim 48 ha groot. Tevens verwierf hij daarmee
het overige land van wijlen dhr. Meyer, de vorige eigenaar van de Aerwinkel.
Dat zijn nog eens 23 ha in en om het Reutje, verdeeld over meerdere grote
en kleine percelen, die waarschijnlijk in delen verpacht werden. Hij legde
er liefst het kapitale bedrag van fl.23.000 voor neer.
In maart 1835 verwierf Mulbracht voor 600 franks (omgerekend fl.283) de
boerderij van wijlen Joseph Smeets in het Reutje aan
het eind van de Aerwinkelsweg. Tussen de boerderij en het bakhuis lagen
nog twee andere tuintjes. De advocaat heeft die naderhand eveneens aangekocht.
De boerderij werd sindsdien verhuurd. Aanvankelijk nog aan de verkopers
zelf. Toen de advocaat de boerderij aankocht, stond het huis er nogal
verwaarloosd bij. Hij zal het wel niet hebben nagelaten de woning grondig
op te knappen.
Nadat Bekkers met vrouw en kinderen was vertrokken heeft hier nog enkele
jaren het gezin Peters gewoond. Zij kwamen van over de grens. Omstreeks
1844 kwam hier het echtpaar Schoenmakers wonen. Willem had tot dien gewoond
in de herberg van zijn overleden oom aan de Roskam. Toen de erven Schoenmakers
huis en hof verkochten, heeft Willem een nieuw onderkomen gevonden. Zijn
jongere broer Michiel woonde bij hem in. Weliswaar hadden zijzelf elders
in het Reutje nog een ander huis uit erfenis afkomstig van hun vaders
erfgoed, maar die woning was weer aan anderen verhuurd. Volgens het bevolkingsregister
van 1850 woonden de gebroeders Schoenmakers wel degelijk
aan de Aerwinkelsweg. Willem stierf in oktober 1856. Een maand later verkocht
de weduwe Schoenmakers al haar spulletjes en vertrok naar Kempen in Pruisen.
Michiel ging in Echt als knecht werken.
---------------------------------------------------------------------------------
Boedelverkoop in november 1856: vijf
schilderijen, twee spiegels, een huisrek, zes stoelen en een tafel,
een bank, een lugter, een heel, rek, twee tuijers, porceleyn, twee
tinnen borden, twee koffiepotten en -molen, een oliekruik, koekepan,
boterteil en -pot, schuimlepel, drie kannen, een trommel, mand,
reek, vier bijkaren, zigt, snijkist, een punder, wan, schoop, aax
en bik, twee zeven, een anker, spoel, tang, emmer, doorslag, spuit,
een ketel, een korenmaat en een ledder. Opbrengst
fl.53,55.
----------------------------------------------------------------------------------
Het uitgebreide grondbezit van Andries
van Mulbracht werd in 1854 vererfd op diens schoonzoon Peter Geradts,
voordien rechtbankvoorzitter te Hasselt. Hij was getrouwd met Julie van
Mulbracht. Nu woonde het
gezin Geradts op de Aerwinkel. Daar liet hij door architect Cuypers naar
de mode van die tijd een kasteeltje bouwen.
Bij die overdracht in 1854 behoorde ook
de Boshof met 63 ha land, merendeels woeste grond, zoals ook de 33 ha
aan de Waerd. Tevens had de advocaat ondertussen zo’n 240 are land,
verdeeld over meerdere percelen van enkele boeren uit het Reutje verworven.
Dit alles was overgegaan op de bewoners van de Aerwinkel.
Daar zouden o.a. Munnichsbosch en het landgoed Hoosden nog bijkomen. In
1910 bezat de familie Geradts in de gemeente Sint-Odiliënberg zeker
450 ha. En deze schatting is nog aan de lage kant.
Terwijl de familie Michiels van Kessenich
steeds meer greep kreeg op o.a. Lerop en Roer, verwierven de erven Geradts
steeds meer land in dit deel van de gemeente. Akkergrond, die door de
keuters met moeite was onttrokken aan de heide, ging nu uit geldgebrek
over op het grootgrondbezit. In 1935 werden de diverse familiebezittingen
opgesplitst.
Het huis aan de Aerwinkelsweg werd in april 1857 betrokken door Frans
Hoeks uit Maasniel. Hij was zojuist aangesteld als onbezoldigd
rijksveldwachter. Volgens de telling uit 1863 had hij twee koeien, een
rund en een kalf in de stal. Ik vermoed, dat de veldwachter ook land van
Geradts heeft gepacht. De weduwe Hoeks verhuisde naar elders in het Reutje.
Daarop kwam jachtopzichter Jan Mathijs Hendriks (1840-1893)
hier wonen met vrouw en kinderen.
In juli 1894 nam Leonard van Kempen (1848-1915) uit Posterholt
zijn intrek in de rentmeesterswoning. Hij was in april 1877 te Horst getrouwd
met Maria Agnes Jacops uit die plaats. Van Kempen kocht voor en na zo’n
200 are land in het Reutje. Verder had hij 5 ha land in pacht genomen.
De veestapel in 1910 was navenant: vier koeien en kalveren, twee varkens
en 85 kippen. Naast zijn werk als rentmeester, hield Van Kempen dus nog
tijd over om voor z’n eigen te gaan boeren. In Posterholt had hij
nog een huis op zijn naam staan, samen met zo’n 250 are akker- en
weiland. Maar dat zal hij wel verpacht hebben.
----------------------------------------------------------------------------------------------
Boedelverkoop okt. 1915: dienblad,
glaasjes, schotels, kan, porcelein, servies, kommen, tasschen, messen,
lepels, ketels, keteltje, (14) borden, eierdopjes, koffiemolen en
-ketel, 3 koffiepotten, theepot, (6) vlaplaten, (6) bakplaten, strijkijzer,
kruik, schotel, 2 aanrekken, flesschen;
2 bedden, nachtstoel, wekker, kast, gordijnen, wereldbol, meer dan
7 schilderijen, pot, tuiten, bloempot, tafelkleed, zetelstoel, karpet,
lantaarn, matje, beeld, 4 kapstokken, 2 hanglampen, 17 stoelen, regulateur,
2 banken, ronde tafel, spiegel, kist, 2 kachels, commode, kast, keukenkast,
naaimachine, kachelbeschermer;
korenvat, meelbak, baktrog, broodmachine, botervat, vleeschmachine;
2 fietsen, machineketel, hegschaar, 4 centrifugemelktuiten, boonenmolen,
doorslag, gieter, ladder, 2 tonnen, 2 emmers, bezems, borstels, voerkuip,
kuip, rekje, melkemmer, riem, waschmachine, 2 schoppen, kettingen,
kwetsmachine, zaag, 2 zeisen, gaffel, zicht, hamer, zaag, ladders,
weegschaal en bascule, bak, wals, dwarshout, mesthaak, hakselkist
en -machine, hakken, kolen, seradellenzaad, spurgzaad, ziften, korf,
snijkist, manden, dorschvlegel, karottenmolen;
raderploeg, 4 eggen, 2 ploegen, zaaimachine en -korf, rijtuig met
paardetuig, zadel, riem, achter- en onderhaam, halsterketting, 2 roskammen,
paardedekens, hondenkar, tuig, zwartbonte koe.
-----------------------------------------------------------------------------------------------
Rentmeester Van Kempen in het Reutje
stierf in juni 1915. Enkele maanden later werd de inboedel geveild, meest
keuken- en akkergerei; opbrengst ruim 845 gulden. De meest opvallende
post was het rijtuig met paardentuig (f.111). Maar de koe (f.200) bracht
het meeste op.
In mei 1916 verhuisde de weduwe van Kempen terug naar haar huis in Posterholt.
Uit de Nieuwe Koerier dd. 17-8-1929.
Rentmeester Hendriks
Vervolgens
trok de nieuwe rentmeester Drikus Hendriks (1877-1958)
uit het Reutje in het huis, zoon van de jachtopzichter. Hendriks hield
zich niet alleen bezig met de goederen op en nabij de Aerwinckel. Burgemeester
Geradts had ook nog andere goederen buiten Posterholt en Sint-Odiliënberg.
Het beheer daarvan viel eveneens onder de taken van de opzichter in het
Reutje: de veilingen van voor- en nagras van de beemden en weiden, van
het houtbestand en de verpachting der landerijen.
Drikus was getrouwd met Dora
van den Asdonck uit Nederweert. In september 1940 ging het gezin
op de Hoogstraat in het dorp wonen. Gelijk nam Hubert Muysers hier zijn
intrek. Hij was in augustus dat jaar getrouwd met Marie Timmermans uit
Maasniel. Waarschijnlijk woonde Hubert hier enkel als huurder, zonder
de daaraan verbonden functie van rentmeester.
In 1919 was het huis met schuur, stal en erf, de boomgaard, tuinen, weien,
sloot, hakhout en bomen, samen 73.55 are groot, overgegaan op burgemeester
Geradts van Posterholt. In 1958 wist Hendrik Senssen
de boerderij met de aangrenzende grond, ondertussen verminderd tot 25.60
are, in eigendom te verwerven. Hij was al in november 1934 met vrouw en
kinderen in het Reutje komen wonen. Aanvankelijk was dat enkele huizen
verderop.
Op de laatste kadasterkaart staat een klein gebouw ingetekend op de plaats
waar in 1835 nog een bakhuisje stond. Toch eens nagaan, wat dat wel zijn
kan.
Het echtpaar Hendriks-Zeegers
Joannes Hendriks *Ob. 20-3-1872 +Ob. 27-12-1948
Margareth Hubertina Zeegers *Ob. 1-7-1867 +Ob. 4-2-1959
Met dank aan mevr. Toos Hendriks-van Pol † Heel
V.l.n.r.: Mia (*1906), Fien (*1903), vader Hannes
Hendriks, Piet (*1901), Sjang (*1900),
Moeder Marg. Hendriks-Zeegers, Harrie (*1908), Anna (*1910) en Nellie
(*1912)
Met dank aan mevr. Toos Hendriks-van Pol † Heel
- 0 -
Het huis dat Amalia Geradts voor haar tuinman liet bouwen
op het eind van de Aerwinkelsweg tegenover de Rentmeesters-woning.
(Foto: Wiel Daemen, Reutje.)
Siertuin en broeikas
De familie Hendriks in het Reutje was lange tijd in dienst van de bewoners
op de Aerwinkel. Sinds april 1887, nog maar 15 jaar oud, werkte zoon Hannes
hier als tuinman. Hij was de oudste zoon van jachtopzichter Hendriks,
die eveneens voor de Aerwinkel had gediend tot zijn overlijden in 1893.
Omstreeks 1897 liet juffrouw Amalie Geradts een nieuw
huis bouwen tegenover de rentmeesterswoning. Daar ging de tuinman wonen.
Op de akker achter het huis werd een siertuin ingericht met daarnaast
een broeikas. Hannes trouwde in september 1899 met Greet Zeegers. Zijn
vrouw kwam van Linssenhof. Naast zijn hovenierswerk had
hij nog 70 are land gepacht. Voor de akkerwinning had hij tevens een koe
en drie varkens. Ruim dertig jaar heeft Hannes hier met vrouw en kinderen
gewoond. In 1928 verhuisde het gezin Hendriks naar het huis aan het Stepken.*
De laatste huurders waren vertrokken en Hannes had de ouderlijke woning
van zijn broers en zussen overgenomen. Sindsdien boerde Hannes (1872-1948)
voor z’n eigen.
Toen kwam het gezin Beerboom uit Heerlen op het eind van de Aerwinkelsweg
wonen. Zij vertrokken in 1933 naar Swalmen. Daarna volgden de huurders
elkaar snel op. Kort voor de oorlog kwam hier Dorus Daemen wonen. Zijn
vrouw Marie Overhof was geboortig van Maastricht. Voordat Daemen zich
in het Reutje vestigde, is het gezin al verschillende keren van de ene
plek naar de andere verhuisd. Dorus en Marie woonden hier met hun zonen
Wiel en Loek tot 1958. Toen verhuisde het gezin naar Roskam 4, het geboortehuis
van Dorus. (Vriendelijke informatie
Har Senssen/Wiel Daemen.)
Foto gemaakt vanaf het einde van de Aerwinkelsweg
(1944) met rechts het woonhuis van Daemen
en links de rentmeesterswoning. (Foto:
Wiel Daemen, Reutje.)
|