Goert Symons
van Paerle, schepen <1588-1598
Geurd Simons, pachter op de boerderij
Paerlo, zal wel goed bij kas gezeten hebben. In augustus 1600 liet de
edele en erentfester Wilhelm van Frimesum optekenen, dat hij
de 108 daalders die zijn zoon Aret nog schuldig was aan (wijlen) Goerdt
Simons als zijn eigen schuld had overgenomen. Hij beloofde het geld
spoedig aan diens zoon Johan Simons in drie termijnen te restitueren,
met de Heuftsgriend als onderpand.
Jan Sijmons,
schepen 1592
Jaren later blijkt voornoemde lening tegen alle beloftes in nog niet
te zijn afgelost. In 1626 toonde Jan Simons de zegelbrief aan de schepenbank,
betreffende de schuld van 108 daalders, ten last van de erfgenamen van
Arnolt van Frimersum. Daar was ondertussen een nieuwe lening van 111
gulden bijgekomen. Verzoek om beslag te mogen leggen op genoemde griend.
Later dat jaar wordt namens Jan Simons
verzocht om ook beslag te mogen leggen op de Lysen-kamp
wegens een schuld van 100 daalders, plus achterstallige rente. Na de
gebruikelijke kerkeroepen gedurende de tijd van 6 weken en 3 dagen,
is Jan Simons in het bezit van genoemde kamp gekomen.
NB. Jan Sijmons werd in februari 1592
eenmalig genoemd -samen met Jaeck Boden- als schepenen (pretori).