Kruisbroerenhof - Te Roer

 



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Laatst bijgewerkt: 28-03-2012 © Jan Ruiten

KRUISBROERENHOF
Kruisbroerenhof: gemeente Roermond, Roerderweg, Roer. (51° 10' 51,68 N - 5° 58' 32,95 O.)

Thoenis rende of zijn leven ervan afhing. Verderop waren twee mannen aan het werk bij de schans. Die konden hem misschien tegen de dronken ruiters beschermen. De herder van Kruisbroerenhof liet die dag als gewoonlijk de schapen grazen op de griend, terwijl hijzelf de tijd verdeed met speelse klanken van zijn doedelzak. Over de dijk kwam een meute soldaten vanuit de stad aanrijden. Opeens was het gedaan met het vreedzame tafereel.
Zoals wel vaker was er ook nu weer drank in het spel en de soldaten hadden weinig om handen. De scheper werd meteen door de ruiters omsingeld. Een van hen had het voorzien op het muziekinstrument. Eerst leek het erop, dat de jongeman wist te ontkomen. Maar voorbij het water werd hij ingehaald en in de rug gestoken. Naderhand is de herder aan zijn verwondingen bezweken.

December 1597. Peter van Reidt en Jan Toenissen waren aan het werk nabij de schans op de Cruysgriend. Opeens kwam een groep van zo’n vijftien ruiters, waarvan de meesten dronken, vanuit de stad over de dijk aanrijden. Bij de Bonenberg hoedde Thoenis de scheper van Kruisbroerenhof die middag zijn schapen. Als tijdverdrijf speelde hij lustig op zijn sackpipken en kommerde zich niet veel om de beesten.

Plots werd hij door de ruiters ingesloten. Ongetwijfeld was de groep aangetrokken door de schelle klanken van het instrument.

Een van de soldaten wilde het speeltuig hebben. Maar Thoenis hield het instrument liever voor zich.

Daarop kwam de ruiter zo onstuimig op hem ingereden, dat de herder zijn schapen in de steek liet en op de vlucht sloeg. Hij probeerde via de gracht van de Cruysgriend te ontsnappen.

De ruiter was hem echter te snel af. De scheper vluchtte daarop richting schans, maar werd opnieuw ingehaald en deze keer werd de ongelukkige van achteren met een rapier gestoken. Toen de jongen hulpeloos te water was geraakt, heeft de ruiter andermaal op hem ingestoken, roepende dat hij hem het spielken moest geven.

Het lukte Thoenis uiteindelijk om de schans alsnog te bereiken. Daar meende hij zich achter de twee werklui te kunnen verstoppen. Maar het mocht niet meer baten.

Naderhand werd het stoffelijke overschot onderzocht door mr. Christoffer, chirurgijn en barbier. Die concludeerde, dat de scheper steekwonden in de buik had opgelopen, waaraan hij jammerlijk gestorven was. (GAR, Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 456.)
De voorstelling past wel heel treffend bij het voorspel van bovenstaand relaas.
Bij de afbeeldingen: Doedelzak spelende herder
uit: D. Heinsius, ‘Pastorael’, opgenomen in Nederduytsche poemata. Amsterdam 1616.) www.dbnl.org/.../smit040nede01_01_0001.htm (NB. sackpijp = doedelzak. Engels: bagpipe.)
Rapier. Illustratie copyright 2001-2006 Ikka Keränen www.digital-eel.com/scans/swords.htm. Links: Schaeferpfeiffe Naar Michael Praetorius, 1620. Wiki.Sackpfeiffen.info (Deutsch).

De soldaten maakten waarschijnlijk deel uit van de honderd kurassiers of ruiters uit de compagnie van graaf Hendrik van den Bergh die sinds kort in de stad gelegerd was. Bovenstaand relaas komen we alleen tegen in de getuigen-verhoren, waarin de twee arbeiders hun verhaal deden over wat er die dag was gebeurd. Het is niet duidelijk of er een proces uit volgde, of dat de soldaten er verder straffeloos van af zijn gekomen. En Thoenis, die had het leven gelaten voor een sackpipken...

De orde der kruisbroeders stamt uit 1248. Naast gemeenschappelijk gebed legden de eerste broeders zich toe op de verzorging van pelgrims en kruisvaarders. In 1422 kwamen de kruisbroeders naar Roermond en vestigden zich op de plaats van de Corneliskapel (hoek Hamstraat).

Voor en na verwierven zij enkele boerderijen buiten de stad, die zij in halfwinning uitgaven. In Maasniel-Asenray waren dat de Cornelishof (1445) en de Rheit (1606). In Beesel-Offenbeek was dat de Nederhoeve (later de Cornelishof) en sedert eind 17e eeuw de Cleijne Hoeff te Belfeld, aangekocht van het klooster Maria Wee. In Roer was dat de boerderij van de familie Neutkens (1536), naderhand bekend als de Kruisbroerenhof.

Daarnaast lagen in de wijde omtrek nog vele kleinere bezittingen en verwierf het klooster inkomsten uit andermans grondbezit, zoals erfcijnzen en jaarpachten.

Nalatenschap

Kruisbroerenhof was de derde pachthof te Roer. De boerderij is ontstaan uit de nalatenschap van Arnt Neutkens in 1536. In maart 1539 betwistten twee burgers het klooster in het bezit van de boerderij. Peter Rademecker en Dries Platvoets waren verre verwanten van de overledene en als zodanig diens erfgenamen. Uiteindelijk werd hun aanspraak afgewezen.

Enerzijds had het klooster de boerderij verworven uit een schuldvordering. Ze hadden daarbij de gebruikelijke gang van kommer en kerkeroepen gemaakt. De kruisbroeders bezaten de boerderij nu al sinds jaar en dag zonder dat er enig protest was gekomen. Daarmee was de overdracht in feite afgedaan.

In het kloosterarchief bevinden zich meerdere overdrachten die aan deze schenking vooraf gingen. Ook daarna vond er nog geregeld uitbreiding van grondbezit plaats. In 1549 deed het klooster afstand van vier morgen land buiten de Nielerpoort aan Johan Heyster in ruil voor evenzoveel land te Roer, gelegen naast Wessems land en tussen Luijten en Hillen erf.

In die tijd woonde Johan van Swalmen en vrouw Itgen op de Kruisbroedershof te Roer. In juli 1551 had het echtpaar de boerderij tegenover de pachthoeve verworven, afkomstig uit het grondbezit van de familie Kremers. Huis, hof en land waren 2 morgen groot. Daarbij kwam nog de helft van de zogenaamde Kremershegge (aan de Gulickerweg) nabij de zandkuil. Enkele maanden later werd de aankoop beleend met een jaarlcijns van 6 joachimdaalders. De lening was af te kopen met 120 daalders.

In september 1552 ruilde het klooster een bunder land in het Steckveld tegen een kleiner stuk naast hun boomgaard met Tevis van Dulcken en vrouw Bele. In 1566 vond opnieuw een erfwisseling plaats met Johan Hillen. Het klooster verwierf een akker te Roer. De grond was echter al langer in gebruik bij hun halfman. Hillen kreeg in ruil een stuk grond te Herten aan de Offerkamp. De meerwaarde van dit perceel werd met 25 rozenobels vereffend.

Het grondbezit van de boerderij was toen zeker nog niet afgerond. Belangrijke uitbreidingen zouden nog volgen.


Begin 1638 ging het klooster een lening van liefst 1400 gulden aan, wegens de “langhgeduerige inlandige kriech ofte orloch” maar vooral wegens “dese twe leste belegerunge ende t’overgaen deser stadt”. Het echtpaar Janssen Truijtwijn had aan het klooster het genoemde bedrag in goud en zilvergeld voorgestrekt met als onderpand de “hoff tho Rour, wie denselven ahn landerijen, hooffplaetse ende weiden onder dese gerichtsdwanck gehoeren ende gelegen is (-) genant den Cruijtsbroederen hoff”. Naast de jaarlijkse rente van 87 gulden 10 stuivers kreeg het echtpaar de beschikking over de grasbaand in de Weerd en onder Horn. (G.A.R. Hoofdgerecht inv.nr. 315, dd. 19-1-1638.)

In 1654 verkocht de gemeente een stuk broek van 2 morgen aan het klooster, aan de overkant van de Roerderweg en naast eigen land en wei, als tegemoetkoming voor enkele diensten die het klooster aan de stad gedaan had. (RHCL 14.D050: Archief Kruisheren Roermond, inv. nr. 103.)

Twee jaar later tenslotte gingen de kruisbroeders nog een erfruil aan met het Munsterklooster. De abdij verwierf een flinke lap grond met de aanwas in ’t Ham aan de Roer. De kruisbroeders kregen daarvoor de zogenaamde Kerkenkamp tegenover de boerderij aan vier zijden met een gracht omgeven, grenzend aan die Helle. Aan een kant de Gulickerweg en aan de andere kant de weg van Roer naar Herten. De kruisbroeders verwierven verder de Ganzenbaand (lees: Gaesbemd) te Herten aan de Putkamp en een stuk wei in de Roslag, genoemd de Kiste naast eigen land. Verder werd bedongen, dat de kruisbroeders voortaan de jaarlijkse erfpacht van 10 vat rogge aan de Munsterabdij met 8 vaten kon volstaan. (RHCL 14.D050: Archief Kruisheren Roermond, inv. nr. 64, charter)

Daarmee was het grondbezit van de Kruisbroerenhof zowat afgerond. Volgens metingen uit 1678 telde de boerderij te Roer in die tijd zo’n 60 morgen (20 ha). Daarbij kwam nog minstens zoveel land en wei onder Herten. Daarvan werd dan weer zo’n 10 morgen heide in mindering gebracht, dat het klooster aan de gemeente aldaar had afgestaan. (G.A.R. Archief Daelenbroek inv.nr. 316.)

In april 1667 werd de hof te Roer opnieuw beleend met een kapitaal van 1000 gulden bij Areth Dienraij, tegen een jaarlijkse rente van 60 gulden. Het geld was o.a. bedoeld ter aflossing van een oudere lening van 400 rijksdaalders bij het echtpaar Waels. (G.A.R. Hoofdgerecht inv.nr. 317, dd. 10-4-1667.)

Jaarpachten

Het merendeel van de akkers te Roer werd getiend door de bisschop. Verder was de Kruisbroerenhof belast met enkele jaarpachten of erfcijnzen, zoals de 10 vat rogge aan de Munsterabdij.

Een andere cijns was jaarlijks op het feest van St. Stephanus
(26 dec.) aan de eigenaars van Rourbosch. De pachter leverde namens het klooster een half malder ( = 3 vat) haver, twee kapoenen in natura en 2 schellingen. (RHCL 16.1099: Archief familie Van Holthuijsen te Echt, archiefnr. 109.)

Sommige akkers waren in het verleden door de toenmalige eigenaars ook met een jaarcijns belast. Meestal voor de duur van enkele jaren. Mogelijk dat enkele cijnzen stilzwijgend zijn verlengd.

In 1718 was er onenigheid ontstaan tussen het klooster en zekere Jacob Jacobs. Ook de stad was daarin partij wegens achterstallige cijnzen. De oorzaak van het conflict is niet bekend en de onderlinge verhouding is evenmin duidelijk. Van de kwestie is enkel een arrest op de vruchten bekend. Er was beslag gelegd op de oogst van de Kruisbroerenhof en de vruchten waren naar de stad gebracht en bij Jacobs op de zolder opgeslagen, te weten: een hoop gerst en spelt. Verder was er beslag gelegd op “alle effecten van voorn. Jacobs op den voorss. hoff vindtbaer”. Dat kan erop wijzen, dat hij sinds kort de pacht op de boerderij had overgenomen van Dirck Janssen. Aanvankelijk was besloten om de veldvruchten naar het stadhuis over te brengen om daar te verkopen. Dat bleek geen goede keus te zijn en derhalve werd verzocht om de goederen ter plekke te veilen. (GAR, Hoofdgerecht inv. nr. 351.)

Van Jacob Jacobs is alleen bekend dat hij tegenover de boerderij enige grond in eigendom had; bij elkaar zo’n anderhalve morgen.

Pachters van de hof

In 1551 boerde zekere Jan van Swalmen met zijn vrouw Itgen op de boerderij te Roer. Daar woonde het paar zeker voor de duur van vijftien jaar of meer. Waarschijnlijk werden zij opgevolgd door zekere Lamert Jongen (1572).

Vanaf 1611 woonde hier Sebastiaen van Oest (+1648) met zijn vrouw Tryncken Febus (ca. 1580-1666). De vrouw werd nog op hoogbejaarde leeftijd opgeroepen om te getuigen in het proces tussen de stad Roermond en de familie Spee. Trincken was geboren en getogen te Swalmen. Het gezin heeft volgens haar zeggen 13 jaar op de Kruisbroerenhof gewoond tot 1637 aan toe. Uit dit huwelijk zijn twee dochters bekend.


Metgen Sebastiaens van Roer trouwde in eerste huwelijk in juli 1631 met Arnold Hermans uit Roermond. De pastoor van Herten, Godefridus Reutsen trad bij dit huwelijk als getuige op, samen met Jan Kempkens (pachter op Munnichsbosch). Een jaar later hertrouwde Metgen met Reiner Schoncken, eveneens uit Roermond. Uit dit tweede huwelijk zijn acht kinderen bekend. In 1638 was Jan Ruijtsen, de pachter van Beeckenhof te Roer getuige bij de doop van dochter Gertrudis.

De andere dochter, Dircksken van Oest trouwde met Nijs Nijssen. Uit dit huwelijk werd Maes Nijssen geboren. Dircksken hertrouwde in mei 1637 met Hendrick Heijnen op Genaen te Swalmen. Met Nijs en Dirckske, de ouders van Maes, hebben we alsnog de stamouders van de familie Niessen/Nijssen o.a. te Maasniel en Herten gevonden.

De Kruisbroerenhof omstreeks 1789. Een groot deel van het omringende land had het klooster in de loop der tijd middels grondruil of verdere aankopen verworven.

Sebastiaen van Swalmen, halfman te Roer, en vrouw Trincken, kochten in juli 1631 een stuk land van ruim twee morgen aan de Roer. De grond was belast met 4½ Hornse gulden aan de O.L.Vrouwe-broederschap en met 4½ kop haver jaarlijks aan het gasthuis. Het echtpaar keerde naderhand terug naar Swalmen. In januari 1646 komen we daar Catharina van Graet, e.v. Sebastianus van Oest, tegen als doopgetuige.

Over de volgende pachters Quirinus van ’t Graet en vrouw Hille, die vanaf Pasen 1637 op de Kruisbroerenhof hebben geboerd, is verder niets bekend. Uit enkele processen voor het officialaat van het bisdom blijken het wel lustige jaren geweest te zijn, vooral tijdens de Vastenavonden. Begin 1641 voerde Anna Pecx, filia villici Cruciferorum in Ruyr, een proces tegen zekere Thijs Cremers (uit Panheel?), enkele jaren daarvoor nog als knecht op de boerderij had gewerkt en daarna in Thorn was gaan wonen, terwijl hij Anna met een kind had laten zitten. Ondertussen was de jonge vrouw, na een kort verblijf in Brussel, weer bij haar ouders in Melick gaan wonen. Inderdaad moeten er reële trouwplannen gemaakt zijn, die op het laatst afgeblazen werden. Waarschijnlijk had hij te horen gekregen, dat Anna, die ook als meid in de Emmerick had gediend, ook kennis met anderen gehad moet hebben. (RHCL, Archief officialaat bisdom Roermond, procesnr. 21.)

Enkele jaren later overkwam haar zuster Catharina hetzelfde. Uit haar kortstondige verhouding met Dirck van Kan, tijdens de vastenavond (bachanaliby) op de zolder van de boerderij en onder voorwendsel van trouwbelofte, werd in oktober 1646 een tweeling geboren. Twee gezonde jongens, met name Dirck en Jan. Zowat iedereen uit Roer deed er zijn of haar zegje over. Dirck kon onmogelijk de vader zijn omdat het dan 8-maands kinderen zouden zijn. Maar niet alleen Truytge de wijsmoeder, ook andere vrouwen kenden weer vrouwen die ook een 8-maands kind hadden gekregen, dat de geboorte gezond en wel had overleefd. Men had zeer te doen met de jonge moeder, die in de steek gelaten was, jammerende: "Is nu niemant die Dirick seght dat hij op mijn bitter lijden pecht?"

Als derde in rij noemen we hier nog Tilman Pecx, geboortig van Asenray (ca. 1620) en gedoopt in Melick. Van 1638 tot 1650 heeft hij op de boerderij gewoond, waarschijnlijk als knecht. Daarna is hij met zijn vrouw naar Lerop verhuisd om daar voor z’n eigen te gaan boeren. (Officialaat, procesnr. 68. GAR, Oud Archief, inv. nr. 464. proces gebr. Spee tegen magistraat Roermond.) In maart 1648 was deze Tilman op den Cruijsbreurenhooff tot Ruer zelf de vader van een onwettig kind, dat in de parochiekerk der stad werd gedoopt.

In tegenstelling tot hetgeen werd aangenomen, viel Roer onder de parochie Herten. Alleen de bewoners van de Kruisbroerenhof en van de (drie) cijnshuizen verderop behoorden in St. Odiliënberg ter kerke te gaan. Van enige kerkelijke zaken betreffende de overige huizen zal men dus niets in de archieven van het bisdom Roermond aantreffen. (Zie inleiding.)

Naderhand woonde hier als pachter Jan Janssen, zoon van Jan Peuskens, schepen te Swalmen, en diens vrouw Trincken Reutsen. Zijn moeder hertrouwde (in derde huwelijk) met Jan Cuijpers van Haelen. Zij gingen omstreeks 1660 boeren op de Leropper- of Jongenhof van de familie Puijtlincks. Haar broer Jan Reutsen had toen sinds kort de pacht op Beeckenhof te Roer beëindigd.

Jan Janssen was omstreeks 1645 getrouwd met Fijcken Hommen, herbergiersdochter uit Maasniel. Haar zus Neesken Hommen boerde op het goed Overen, samen met haar man Maes Nijssen, kleinzoon van wijlen Sebastiaen van Oest, die voorheen op Kruisbroerenhof geboerd heeft. Omstreeks 1665 verhuisde Nijssen naar de Wijerhof achter Maasniel en werd hij als pachter op Overen door Maes Janssen, jongste broer van Jan en in juni 1663 getrouwd met Mechteld Slijpen.

Na het overlijden van zijn vrouw Fijcken, hertrouwde Jan met Olitgen Slouns, de weduwe op Kloostershof. Ook van de kinderen komen we er enkele op een pachtboerderij in de buurt tegen. Dochter Catharina Janssen trouwde in eerste huwelijk met Hendrick Leenen, de zoon van Merwijckshof in de kom van Herten. Na het overlijden van haar man, hertrouwde de boerin met Jan Thijssen (van Heijstershof), die de pacht toen overnam. Haar broer Dirck Janssen trouwde in april 1693 met Windel Hendricks (1664-1728), jongedochter op de Kruisbroerenhof te Roer.

Dirck nam in 1708 de pacht over van Windels ouders Herman Hendricks (+ 1702) en Grietgen Janssen. Haar ouders waren omstreeks 1660 getrouwd. Aanvankelijk woonde het gezin nog in Swalmen. Eerst in 1672 verhuisde het gezin Hendricks naar Roer. De overige kinderen werden in de kerk van Berg gedoopt.

Dirck Janssen verhuisde omstreeks 1717 met vrouw en kinderen naar de Wijerhof achter Maasniel. Daar boerde hij tot zijn overlijden in 1722. De pacht werd (volgens de naamlijsten van de jaarlijkse voogdgedingen) door de weduwe Janssen voortgezet met behulp van haar schoonbroer Jan Janssen. Na diens overlijden nam schoonzoon Corst Claessen uit Asenray, in 1725 over. Hij was getrouwd met de dochter Sophia Janssen (ca. 1700-1769).

Jan Janssen, die ongehuwd was gebleven, had tijdens zijn leven meerdere akkers te Roer en Herten gekocht. In 1715 kocht hij van de eigenaars van de Jongenhof een akker van 5 morgen op het Steckveld te Herten voor 70 pattacons. De grond werd nog een jaar beakkerd door de halfman in Lerop. Dat gold ook voor de zesenhalve morgen akkerland in Roer die Janssen in 1713 had gekocht. De grond zou nog drie jaar door de halfman in Lerop beakkerd worden. Daarvoor kreeg Janssen dan 1 malder vruchten per morgen. Deze overdracht werd mede ondertekend door broer Derick, zwager Jan Thijssen (van Merwijckshof) en Hendrick Korsten, halfman op de Jongenhof. (GAR Archief Daelenbroek inv. nr. 265: overdracht dd. 1-10-1715. GAR Archief Hoofdgerecht, inv. nr. 324: overdracht dd. 8-3-1713.)

In juni 1722 lag Jan Janssen op de Wijerhof ziek te bed. Hij maakte toen zijn testament, waarin hij zijn bezittingen verdeelde. De kinderen van zijn broer Dirck werden daarin extra bedacht. Verder kreeg de zoon diens kleren en de dochter het bed met toebehoor. Naderhand komen we beiden nog tegen in verband met bovenstaande aankopen. Een deel van de grond was overgegaan op Theodorus Janssen, schepen te Herten, oudste zoon van Herman Janssen en Mechteld Hendricks. Een ander deel werd voorheen al verkocht door genoemde dochter Sophia Janssen, in huwelijk met Corst Claessen, inwoners van Maasniel.

(wordt vervolgd)

Grootgrondbezit in de buurtschap Roer in 1789. Op de kaart zijn de percelen ingekleurd van resp. het goed Hattem, Lomshof en de Kruisbroerenhof. Klik HIER voor grotere afbeelding.