|
Laatst bijgewerkt: 12-08-2014 © Jan Ruiten BEECKENHOF
TE ROER
Naast Rourbosch en Cruijsbroerenhof was er te Roer nog een derde pachtboerderij met zo’n 70 morgen land: de Roerderhof. Het is waarschijnlijk de oudste naam voor deze boerderij, maar komt als zodanig in de stukken niet vaak voor. In de 17e eeuw sprak men vooral van Beeckenhof, daarna van Wassenbergshof en vervolgens van Beltgenshof. Met de bijbehorende grond onder Herten en Lerop telde de boerderij toch al gauw zo’n 30 ha. Bij de verkoop in februari 1812 door de erfgenamen Lom werd de Roerhoff met haar gronden gemeten op ruim 98 morgen. In de nieuwe decimale maat kwam dat inderdaad neer op ruim 30 ha. Naast twee erfcijnzen in graan bleek dat de Beeckerhof toen ook was belast met twee geldleningen. Rourbosch, nu Hattem, kende vanaf het begin een omvangrijk grondbezit. Met de Roerhof en vooral met de Kruisbroerenhof was dit anders. Die zagen het (relatief) geringe grondbezit in de loop der tijd middels nieuwe aankopen duidelijk groeien. Volgens het bunderboek van Sint-Odiliënberg uit 1717, lagen er in het Vrijveld en het aangrenzende Steckveld zo’n 11 tot 12 morgen akkerland van Beltgenshof. Volgens het bunderboek uit 1682 telde de Beeckenhof nog zo’n 13/14 morgen land en beemd te Herten, verspreid gelegen in de Rosslag, op de Ekkerd, aan het Peelbroek en op het Steckveld, waarvan 8 tot 9 morgen aan hooi en weideland. (RHCL: Archief Schepenbank O'berg, inv.nr. 20; GAR: Archief Daelenbroek, inv.nr. 316.) |
Aen de Haene In februari 1537 gaf Henrich
Boetz met instemming van Gertruijde sijns wijeffs een
boerderij te Roer in pandschap uit aan Henrich Gobbels van Wessem en vrouw
Agnes, met de timmer, akkers, beemden, heiden en weiden, zoals zij van
hun ouders hadden geërfd en met nieuw verworven grond hadden uitgebreid.
Daartoe behoorde ook enig land onder de dingbank van Herten. De boerderij te Roer ging over op zoon Christoffer van Wessem, getrouwd met Catharina, dochter van mr. Gerairt Kremer en Catrijne Roeders. In augustus 1557 gingen haar ouders een erfdeling aan tussen hun twee overgebleven kinderen, om onenigheid naderhand te voorkomen. Zoon Gerairt kreeg naast meerdere inkomsten uit erfpachten, o.a. de hof Dasselray te Sint-Odiliënberg. Dochter Catharina en schoonzoon Christoffer van Wessem verwierven toen de lege huisplaats achter de hoogkerk in de stad, een huis Achter de Muur aldaar en de hof opgen Breydenweghe onder Linne. (GAR: Kleine familiearchieven nr. 159; G.v.Bree: RensGestae 3358.) Christoffer van Wessem nam in december 1558 plaats in de schepenbank van de stad, een jaar na het overlijden van zijn (oudere) broer Gadert, die voorheen een schepenstoel bezet hield. Binnen het tijdsbestek van twee jaar waren er vier schepenen overleden. Binnen twee maanden tijds werden evenzovele nieuwe kandidaten benoemd, jr. Steven van Herteveld, Lambrecht van Cruchten, Cristoffer van Wessem, en tenslote Dederich Hoefft. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond inv.nr. 311, lijst van schepenen enz.) Na het overlijden van de broers Christoffel en Goedert van Wessem, heeft een verdeling der goederen en waardepapieren plaatsgevonden tussen de weduwen Catharina Cremer en Margriet van Itter. De eerste verwierf daarbij naast de boerderij (stamgoed?) te Wessem, ook de boerderij te Roer. Van deze erfdeling is een afschrift bewaard gebleven. (Het Utrechts Archief te Utrecht 643-3: archief familie Hardenbroek, inv.nr. 24.) Dat er toen pas een verdeling plaats vond tussen beide vrouwen (en hun erfgenamen), geeft aan, dat de broers deze goederen afkomstig van hun ouders zolang in gemeen bezit hebben gehad. Waarschijnlijk wegens het weduwenrecht van hun (schoon)moeder Nese van der Heijden. In augustus 1562 kocht Catharina, de weduwe Wessem, met tussenkomst van haar schoonzoon Jan Hoeufft van Thonys van Rure en vrouw Trijne een huis en hof te Roer, belast met een erfmalder rogge. De juiste ligging werd niet opgegeven. Blijft voorlopig de vraag, of deze laatste aankoop een uitbreiding is geweest van de hof aan de Haene en dan met recht gesproken kan worden van de Roerderhof. Catharina Cremer, de weduwe Wessem, heeft haar man vele jaren overleefd. Haar overlijden moeten we plaatsen tussen maart en mei 1596. Toen verkocht Michiell Hulss namens de erfgenamen haar huis in de Swalmerstraat, tegenover de Bethlehemkapel. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 312, f.48-5.) |
|
Noch den hoff toe Ruer mit sinen rechten ende thubeheur, ouch mit die twe stucken lantz grot sinde ontrint 5½ morgen geleegen in die Rosslaeck, end ouch die gemeinde herkomende van der stadt Ruremundt, ende alles gelick der halffner den int gebruck hefft; item diesen hoff gult ut omtrint 10 erfmalder roggen, noch 2 erfmalder end 4 vat roggen opt Munster, die ingeworven sin, doch op loes. Noch 3 malder havere end 4 vat end 10 st. tsins, diesen hoff is taxiert op 2300- (Het Utrechts Archief te Utrecht 643-3: archief familie Hardenbroek, inv.nr. 24: de post "den hoff toe Ruer".) |
|
|
Maasschipper In 1575 stond Goedert van Beeck zelf
nog in dienst van de zwagers Jan Hoeufft en Adam van ‘t Zevel (+1587).
Jan was volgens huwelijks contract in mei 1561 getrouwd met de oudste
dochter Catharina van Wessem (1542-1626). Adam was getrouwd met diens
jongere zus Anna. In april 1606 droeg de weduwe van ‘t
Zevel al haar rechten op de ouderlijke goederen over aan haar kinderen,
zoals het halve bezit van het huis de Gouden Leeuw, toen
nog een herberg in de Swalmerstraat. Diezelfde dag liet zij een schuldbrief
ten laste van de stad overschrijven op haar zwager Goerdt van Beeck.
Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwde Goerd van Beeck met de weduwe Margriet van Dulcken. Uit dit huwelijk is met zekerheid bekend Agnes van Beeck, vernoemd naar Geurdts eerste echtgenote. Waarschijnlijk werd ook dochter Mechteld uit dit tweede huwelijk geboren. Uit beide huwelijken zijn nu vijf kinderen bekend: Pieter, Adam en een dochter en uit tweede huwelijk Agnes en Mechteld. |
|
|
Bij de verdeling van de kinderen Hoeufft-van Wessem in 1632 kwam de bouwhof te Roer niet voor. Dat Christoffel Hoeufft, zoon van Johan en van Catharina van Wessem naderhand als mede-eigenaar werd genoemd, heeft alles te maken met zijn huwelijk met Agnes van Beeck. Zij was een dochter uit het tweede huwelijk van Goerd van Beeck en Margriet van Dulcken, de weduw Wessem. Aanvankelijk woonde het echtpaar Hoeufft nog in Heinsberg. Daar woonden zowel de ouders van Christoffel als ook van Agnes. Het gezin Hoeufft-van Beeck is naar Utrecht verhuisd en zijn gaan wonen aen de oostzijde der Nije grachte omtrent d'Schalckwijckerbrugge. Op kerstavond 1636 werden in huize Hoeufft ernstige zaken besproken. Het tafereel speelde zich af in de slaapkamer waar Agnes, ziek te bedde, en haar man voor notaris en getuigen lieten vastleggen, wie de zorg over de kinderen zou overnemen, mocht een van beiden komen te sterven. Voor de vader was dat diens broer Johan Hoeufft en voor Agnes haar broer Adam van Beeck. Onder de getuigen bevond zich ook de zoon van haar zuster, Johan Adam van Wassenberg. (Het Utrechts Archief te Utrecht 643-3: archief familie Hardenbroek, inv.nr. 8.) Agnes stierf 9 januari daaropvolgend. In maart 1638 volgde haar man haar in het graf. Beeckenhof te Roer was via Goerd van Beeck overgegaan op zijn vijf kinderen, evenals Steenenhuis te Lerop. Aanvankelijk nam Adam van Beeck vanuit Heinsberg het beheer der goederen over. Waarschijnlijk deed hij dat mede namens zijn broer en zijn drie zussen. Als zodanig werd hij nog tijdens zijn leven opgevolgd door Johan Adam van Wassenberg, die in Roermond was gaan wonen. De gebroeders Beeck stierven beiden zonder lijfserven na te laten. Hun bezittingen gingen over op (de kinderen van) genoemde drie (half)zussen. Dat waren de kinderen Hoeufft-van Beeck, Gerard van Oisterwijck en vrouw Mechteld Beeck en de kinderen van het echtpaar Wassenberg-Beeck. Dit laatste ouderpaar is niet met name bekend. Wel hun kinderen Godefridus, Hans Adam, Willem, Lysbeth en Agnes. Mogelijk was er nog een derde dochter, C. van Wassenberg, die met haar broer Hans Adam in Roermond was gaan wonen. Beeckenhof te Roer werd niet vernoemd naar de Hambeek die als zijtak van de Roer achterlangs haar eigen loop naar de Maas had, maar aan de toenmalige eigenaar Goerdt van Beeck en diens kinderen. Adam van Beeck was voorlopig in Heinsberg blijven wonen. Naderhand verhuisde hij naar de Beckerstraat in Arnhem. Zijn nicht Margriet Hoeufft woonde voor haar huwelijk bij hem in huis. Vervolgens was het Hans Adam van Wassenberg, die aanvankelijk in Utrecht was gaan wonen. Naderhand was hij naar Roermond verhuisd. Evenals zijn broers bleef hij ongehuwd. Volledig zouden we hem jonker Hans Adam van Hoengen gnd. Wassenberg moeten noemen, maar binnen de familiekring bezigde men de naam Hans Adam Wassenberg. Zij voerden hetzelfde wapen als hun verdere verwanten buiten de streek. De eerste keer dat Hans Adam het beheer van Beeckenhof heeft overgenomen was mogelijk in 1648, bij de verlenging van het pachtcontract met de halfman Jan Ruijtsen. Dezelfde lijn van Goerd, zoon Adam en tenslotte jonker Wassenberg zien we terug bij het Steenhuis te Lerop. Op bovenstaande stamboom van de eigenaars van de Roerderhof zien we op de onderste lijn ook de eigenaren van een niet met naam bekende pachtboerderij te Vlodrop, tevens eigenaars van de Holst te Posterholt en (alweer) de Breewegshof. De wederhelft van de boerderij te Linne was overgegaan op Maria van Wessem, weduwe van Adam van tZevell. |
|
Beeck - Dulcken
|
verkoop door de erfgenamen Beeck Stoffer Hoeufft (1575-1638) trouwde in 1611 met Agnes Beeck (+1637), dochter van zijn aangetrouwde oom Goerd Beeck en diens tweede vrouw Margareta van Dulcken. Agnes zal dan wel vernoemd zijn naar diens eerste vrouw Agnes van Wessem die in 1581 stierf. Goerd Beeck woonde lange tijd in Heinsberg, evenals naderhand zijn zoon Adam. Zijn oudste zoon Peter Beeck had zich als koopman in Amsterdam gevestigd. Stoffer en Agnes woonden in Utrecht. In de Catharijne-kerk aldaar werden in die tijd de familiewapens van beider voorouders opgehangen. In september 1693 verkochten de erfgenamen van Christoffer Hoeufft en van Godefroidt van Hoengen gen. Wassenberg en verder Agnes van Hoengen g.W. in eigen persoon de hof tot Roer aan hun rentmeester Johan Beltgens en vrouw Antonette van den Veldt. Naast Agnes waren dat Abraham Lynen, J.A. de Slechtendael, N. Wuesthaus en jonker Caspar Steinbergh. De akte werd getekend in Emmerich. Daar woonde voorheen Luffrydt van Oisterwijck getrouwd met Anna Hoeufft (1614-1677), schoonouders van de laatste drie. Zij zullen aldus zijn aangetreden als de erfgenamen van Christoffer Hoeufft, grootvader van Elisabeth, Agnes en Anna Maria van Oisterwijck. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 322, akte dd. 1-4-1698, met volmacht dd. 23-9-1693.) Agnes van Hoengen g.W.
komen we in die tijd enkele keren tegen als partij in processen o.a. voor
de schepenbank van Vlodrop en voor het Hof van Gelder. Zij woonde toen
te Arnhem. Hoewel bij de verkoop van een stuk land aan de gebroeders Beeck in 1620 enkel een zuster werd vermeld, geeft verder archiefonderzoek aan, dat zij zeker nog een, dan wel twee zussen hadden, waarvan echter (nog) niet bekend is uit welk huwelijk. Een van beiden was getrouwd met zekere jonker Wassenberg. De andere, met name Mechteld was getrouwd met Gerhardt van Oesterwijck, een oom van Luffridt. Het is vooral de bewaard gebleven correspondentie binnen de familie, die een en ander duidelijk maakt. Zo blijkt dat uit het gezin Wassenberg vijf kinderen geboren zijn, met name Godefridus, Hans Adam Willem en de twee zussen Lyesbeth en Agnes. Godfrid Wassenbergh noemde in een brief uit 1648 Pieter van Beeck zijn oom zaliger en verderop, diezelfde oom in een adem met zijn moeder. Verder sprak hij over zijn broers en zussen, waarvan Hans Adam tevens met naam genoemd werd. In een ander schrijven, noemde hij nog zijn broer Willem, die verder in het hele gebeuren geen rol meer blijkt te spelen. |
Geldrenten en erfpachten Bij de verkoop waren tevens drie jaarlijkse
schuldbrieven of renten inbegrepen ten laste van de stad
Roermond. De loop van zulke renten kan soms meer duidelijkheid verschaffen
over de eigendoms-geschiedenis van andere goederen, in dit geval Beeckenhof
te Roer. |
|
Beltgenshof De eigenaren van Beeckenhof te Roer woonden
in het Rijnland, in Dordrecht en elders. Hun belangen werden hier waargenomen
door een rentmeester. Voorheen was dat o.a. Johan Engelen,
dan weer Philip van Ophoven, alias Soetermans, beiden burgers van Roermond.
Daarna trad kerkmeester Beltjens op als vertegenwoordiger van de erfgenamen
van Hoengen g.W. Johan Ignatius Beltjens was in november 1677 getrouwd met Antonetta van den Veldt. Het echtpaar kreeg negen kinderen. Naast rentmeester stond Beltjens vooral bekend als kerkmeester. In 1698 was hij tevens peyburgemeester der stad Roermond. Onder zijn bezielende leiding werd de kathedrale kerk van Roermond grondig gerenoveerd. Jois Beltjens overleed in maart 1725. Daarna stond Beltjenshof geruime tijd op naam van zijn erfgenamen. De pachthoeve te Roer met al haar bezittingen
werd vererfd via Johan Baptist Beltgens, getrouwd met Joanna Theresia
van Afferden, op hun dochter Maria Anna (1716-1764). |
|
Pachters Begin 17e eeuw boerde zekere Maes
op Beeckerhof, getrouwd met Elisabeth. De vrouw is waarschijnlijk
in 1618 hertrouwd met Jan Ruijtsen, geboortig van Swalmen, de nieuwe pachter.
In elk geval blijkt Jan nog voor april 1626 te zijn getrouwd met Mercken
Scheepers. Het paar kocht toen van Adam van Beeck een stuk land te Roer. Grootgrondbezit in de buurtschap Roer in 1789. Op de kaart zijn de percelen ingekleurd van resp. het goed Hattem, Lomshof en de Kruisbroerenhof. Klik HIER voor grotere afbeelding. Graanpachten Al bij de verkoop in 1693 werd vermeld,
dat de boerderij was belast met een erfpacht. In februari 1729 verkochten
de eerw. heer vicaris Joannes Hoeufft en zijn broer Ferdinand Hoeufft,
genoemd Huschen, deze erfpacht aan het echtpaar Van Dam-Gelissen, zoals
zij hadden geërfd van hun vader Adolf Daniel Hoeufft.
Van het goed Beltienshof werd jaarlijks een erfpacht betaald van 4 malder
en 4 vat rogge met 1 blamuiser retourgeld. |
|
Michiels van Kessenich Het waren de kleinzoons van Pierre
Mathieu de Lom die in 1812 de Beecker- of Roerhoff bij een zitting
in de Gouden Leeuw door notaris Louis Dirix te koop aanboden. De nieuwe
eigenaar werd dhr. Henri Joseph Michiels de Kessenich, maire van Roermond,
chevalier de la Légion d’honneur, voor de prijs van 17000
francs. |
|