Smid Van Swalmen

Laatst gewijzigd: 30-11-2018 © Jan Ruiten

PETER LITGENS VAN SWALMEN
Brugstraat 15

In februari 1551 kreeg buurman Korst Ruytsen al de kans om ook het huis naast zijn woning te kopen. Coen in gen Holt en consorten verkochten toen de halve eigendom, waarvan Dederich Beckers en zijn vrouw Aleydis de wederhelft hadden. Via tussenkomst van enkele verwanten van de verkopers werd het huis afbeschud en alsnog aan Beckers verkocht. Die bleef voorlopig ook eigenaar van het hele huis. Na de stadsbrand stond de lege plaats op naam van zijn kinderen. Dat waren dochter Anne en haar man, en haar broers Jacob en Jan Beckers. Zij verkochten de plaats, gelegen tussen de erven van Jan van Loosen en Korst Ruytsen, aan Mevis van Lewen en zijn vrouw Bele.

 

Hoe verkoopt men een huis?

Vaste grond onder de voeten krijgen we pas enkele decennia later. De nieuwe eigenaars hadden het huis, tussen resp. Marie van Loosen en Korst Ruytzen, uit erfenis. In maart 1579 droegen Evert van Swaenenbergh en vrouw Gertien hun aandeel in huis en hof over aan de mede-eigenaars Peter Litgens van Swalmen en vrouw. Peter bezat het huis toen tevens namens zijn voor- en nakinderen. (Evert werd al in maart 1558 genoemd in verband met een huis in de Brugstraat, maar de situering komt niet overeen met de hierboven genoemde buren.) (HGR inv.nr. 311-f.313.)

In mei 1597 stond het huis op naam van wijlen Peter van Swalmen. Jaren later bezitten Willem Laeymekers en vrouw Trincken nog het tochtrecht op het huis in de Brugstraat. In augustus 1613 dragen zij dit gebruiksrecht over aan Jan de smid van Swalmen en vrouw Gebele, in ruil voor twee lapjes grond buiten de stadsmuren. (HGR inv.nr. 312-f.8 en f.58.)

De smid van Swalmen was slechts voor een deel eigenaar van het huis. Samen met zijn consorten Jacob Gubbels, Jan Daemen, Corst Rochus, Lambert Croenen en Jan van Laerenberch was hij berechtigd in anderhalve stijl van het huis. Het betrof hier allemaal inwoners van Swalmen, die allen ook uit naam van hun vrouw in december 1613 hun aandeel verkochten aan Jasper Tiepkens en vrouw Geertgen. Twee weken later deed Marieke, de vrouw van Lambert Cillen hetzelfde betreffende een halve stijl voor 150 gulden, en daartoe nog een paar klickers en muilen. Haar man had vanuit Maaseik een volmacht gestuurd. (HGR inv.nr. 313-f.136 en f.142, 145 en 148.)

Jammer genoeg voor Jasper, maakte Corst van Ool gebruik van het beschudrecht en verkocht de halve stijl door aan Gerardt van Neer en vrouw. Diezelfde dag kocht het echtpaar ook een halve stijl van Peter Hermans van Ool en van een drietal echtparen samen een hele stijl. De koopsom van het hele huis werd berekend op 1375 gulden. Voor Jaspar Tiepkens zat er niets anders op dan zijn aandeel in het huis aan Gerard door te verkopen, die zich vervolgens eigenaar van het hele huis (vier stijlen) kon noemen. (HGR inv.nr. 313-f.149 en f.156.)

Gerardt van Neer was een zoon van Jan van Neer en diens vrouw Trijnke. Hij was getrouwd met Jehenne Dyericx alias Peuskens. Zijn ouders hadden in 1586 het huis aan het begin van de Brugstraat, hoek Neerstraat, verworven. Naderhand stond het huis op naam van Gerardt en na zijn overlijden op de kinderen uit huwelijk met Jenne Peuskens.

Omstreeks 1625 hertrouwde Jehenne in tweede huwelijk met Johan Ingelen. In oktober 1625 kochten Gerardt Dericx alias Paeskens en zijn vrouw Baetske Thissen het huis naast Engelen. Geruime tijd woonden de gezinnen van broer en zus naast elkaar. Dan kon het gebeuren, dat sommige zaken gemeenschappelijk geregeld werden. Dat blijkt uit de afspraken, die gemaakt werden bij de verkoop van het buurhuis in 1652. (HGR inv.nr. 314-f.129.)

Het echtpaar Dircks-Thissen bleef kinderloos en het huis ging over naar wederzijdse erfgenamen. Aan de kant van Baetske zullen dat Martin van der Velde en vrouw Jenne van Basel geweest zijn. Van Gerardts kant waren dat de kinderen van zijn zuster Jehenne Peuskens, de weduwe Neer. Uit het kinderrijke gezin waren toen alleen de jongste zoon Hendrik en de oudste, Johan van Neer, die als "onnozel" omschreven werd. In maart 1652 verkochten genoemde erfgenamen, ieder voor zijn deel, het huis aan maasschipper Janssen Knop. (HGR inv.nr. 316-f.161 en f.162.)

Bij de verkoop bleven oude afspraken bestaan. Het onderhoud van de dakgoot met het huis van de buren zou gelijk verdeeld worden, evenals de scheidsmuur tot aan het bakhuis, en van de put in de muur, waaraan elk een swingel mocht bevestigen. De watersteen bleef bij het verkochte huis, evenals de heel in de keuken. De glasvensters zouden vrij blijven en dus niet op een blinde muur aankijken.

Hendrick van Neer (1621-1654/55) erfde het huis van zijn ouders in de Brugstraat. Hij trouwde (1645) met Elske van Wessem, jongedochter van brouwermeester Frans van Wessem en Beelken van der Smitzen. Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren, ieder vernoemd naar een der grootouders. Na het overlijden van haar man, hertrouwde Elske van Wessem met de advocaat Jacob Mierlo. (HGR inv.nr. 318-f.170.)

Het huis was in die tijd verhuurd aan Willem Laerenbergh, schoenlapper, evenals zijn broer Laurens. Willem woonde hier met zijn vrouw en hun vier kinderen. Achter het voorhuis was de keuken en een "clochte". Verder bevonden zich hier nog twee kamers, waarvan de kleinere met een schouw. Direct daarboven waren nog twee zolders. Een tussenverdieping werd hier niet genoemd, verder geen achterplaats of bijgebouw. (GAR, Oud-Archief inv.nr. 965, visitatie van huizen ca.1677.)

Uiteindelijk blijkt Jenne van Neer, de jongste dochter, als enige erfgenaam de lijn voort te zetten. In juli 1679 verkoopt zij het huis in de Brugstraat. Dat doet zij met assistentie van haar stiefvader en met instemming van haar moeder. Het huis met de hof daarachter gaat voor 750 rijksdaalders over op Adam Daemen en Sophia Janssen. Zij betalen aan de verkopers nog 2 ducaten verteergeld.

Ruim twintig jaar later is Daemen hertrouwd met Lucia Eskens. Zij zijn de verkopers nog steeds 600 rijksdaalders schuldig. Noodgedwongen verkopen zij het huis aan Bruno Anthoin van Oirth, schepen te Venlo en vrouw. Het huis is terug in de schoot der familie. Oirt was immers (omstreeks 1680) getrouwd met Jenne van Neer uit Roermond. (HGR inv.nr. 323-f.189.)

Waarschijnlijk al ten tijde van Hendrick van Neer zal het huis verhuurd zijn. In elk geval nadat Jenne het huis weer had teruggekocht. Begin 1711 gaan haar erfgenamen over tot verkoop van het huis van de weduwe Oirth.

afb. Gemeente-archief Roermond

Het huis wordt door procureur Petrus van Dalen, namens de erfgenamen van Johanna van Neer, in dit geval de vaederlijcke vrienden, in maart 1711 openbaar met de kaars verkocht. De laatste bieder bij het uitbranden van de kaars was Francis Dispa. De familie van vaders kant was voornamelijk in het Luikse te zoeken, de gebroeders(?) de Fimbresse en Harlé, verder zekere Peter Claens c.s. en de nakomelingen van Margaretha van Neer, zus van Gerard. Dat was al. (HGR inv.nr. 323-f.189.)

Kort na de verkoop tekende oud-burgemeester en schepen Godefroid Cnop (ca.1655-1715) als buurman beschud aan. Godefroid, zoon van maasschipper Janssen Knop, was getrouwd met Isabel van Wessem (1657-1720), dochter van Laurens van Wessem en Catharina Raps. Huis en hof gingen over op hun dochter Maria Elisabeth Cnop, in huwelijk met de koopman Augustin Vallen (1680-1725). Augustijn was de middelste van vijf kinderen uit huwelijk van wijnhandelaar Matthijs Vallen en Maria Appolonia Petit. De twee dochters uit dit huwelijk zijn jong gestorven. (HGR inv.nr. 325-f.287 en inv.nr. 327-f.3.)

Jaren later, in juli 1754 verkocht de weduwe Vallen haar huis in de Brugstraat, met de moeshof daarachter, aan Peter Lemmen en Helena van Straelen. Van de koopsom van 400 pattacons werd een bedrag van 125 direct betaald en bleef het overige geld als hypotheek op het huis staan. (Hoofdgerecht 334-f.41v.)

In de volgende generatie ging het huis over op hun dochter Maria Gertrudis Lemmen (1754-1828) en haar man, de leerlooier (tanneur) Johan Wilhelm Berger uit de plaats Bettmann bij Dusseldorf. Na het overlijden van haar man, zette de weduwe Berger het werk van leerbereider voort, met behulp van haar oudste kinderen. Naderhand (1840) woonde hier het gezin Lauten-Jegers.

1779: nr. 140 J.W. Berghers, leerbereider; 1801: huisnr. 176 Guillaume Berger, tanneur; 1812: huisnr. 179 wed. Berger; 1821: D.861 wed. Berger; 1843: D.691 J.W. Lauten, bakker.

Indien niet anders aangegeven stammen de meeste gegevens uit het Hoofdgerecht van Roermond: overdrachten en processen. Aangevuld met gegevens uit de kerkregisters. Na 1800: BS, notarissen, lijsten deuren en ramen, en kadaster.