............ Inkwartiering 2

Laatst gewijzigd: 16-11-2020 © Jan Ruiten

HUIZEN EN BEWONERS 2

"het derde quartier der huijsen binnen Ruremonde"

Een beeld zegt meer dan duizend woorden, luidt het spreekwoord. In dit geval is het beeld de kaart van de ommuurde stad Roermond, in 1671 getekend door Herman Janssen, korte tijd na de tweede grote stadsbrand. Met de zogenaamde duizend woorden wordt hier bedoeld een lijst, in 1677 opgemaakt wegens de inkwartiering van soldaten bij de burgers thuis.
Deze lijst bevat een opsomming van de huizen en gezinnen uit het 3de kwartier, vanaf het begin van de Varkensmarkt en verder doorlopend aan weerszijden van de Steenweg, voorbij De Meelwaag naar de Christoffelstraat en vervolgens de Schuitenberg. De notulist ging van huis naar huis, noteerde daarbij de gezinssamenstelling en de indeling van elk pand. Tevens werd per huis opgeschreven, wie er ingekwartierd werden. Hieronder zijn die laatste gegevens weggelaten, omdat de inkwartiering slechts een momentopname is.

 

In 1676 en opnieuw in 1677 werd in Roermond een heel garnizoen gehuisvest. Daartoe werden lijsten opgesteld per stadskwartier. De lijsten betreffende het derde quartier zijn bewaard gebleven. Daarin staan de huizen afzonderlijk beschreven, qua indeling, de bewoners en vervolgens welke militairen er waren ondergebracht. Tevens werd beroep gedaan op burgers om beddengoed uit te besteden waar dat nodig was. (OAR inv.nrs 964 en 939.)

Uit 1695 bestaat ook een dergelijke lijst. Eveneens van het derde quartier. Daarin wordt voortdurend naar bovenstaande twee lijsten verwezen betreffende de indeling der huizen en eventuele verbouwingen. Tussentijds hebben er geen andere inkwartieringen plaats gevonden. De lijst uit 1683 had waarschijnlijk een andere bedoeling. (OAR inv.nr. 966.)

De huisnummers hieronder zijn toegevoegd voor eventuele verwijzingen en staan niet in de oorspronkelijke stukken. In de lijst anno 1677 wordt geregeld naast de bewoners ook de eigenaar van het pand vermeld, hetgeen verder onderzoek vergemakkelijkt. Hier en daar worden nog hangkamers vermeld. In veel gevallen wordt ook het gebruik van het voorhuis genoemd als werkplaats of winkel.

De visitaties van de grotere huizen, waar welgestelde burgers woonden, zal meer de aandacht van de notulist hebben gekregen. Naar het eind toe, wanneer de armenhuisjes aan de Schuitenberg bezocht worden, lijkt het meer plichtmatig dan geïnteresseerde verkenning.

De opzet van deze pagina is eerder om te laten zien wie waar woonde en hoe elk gezin was gehuisvest. Ook wordt in de meeste gevallen het beroep van de kostwinner (m/v) vermeld. Waar de kaart van Herman Janssen een algemeen stadsbeeld geeft, krijgen we hier een kijkje in de afzonderlijke huizen en een vluchtige blik in ieders huishouden. Ook zonder inwonende militairen, was menig gezin kleinbehuisd.

Wanneer in het verleden geregeld nog sprake was van een "heimelijk gemak", dan mag men aannemen dat er ook zoiets was als een "gemak" met een andere betekenis. In dit geval moet dat verwijzen naar een gerieflijke kamer. Het meest duidelijke voorbeeld vinden we terug onder nummer 17 in de lijst van 1676. In het huis, dat we kennen onder Die Kirch, telde men beneden o.a. 6 gemakken met schouw. Op de verdieping erboven o.a. 6 grote kamers met schouw. Ook in de vorige lijst kwamen we het al tegen in het huis van de kooldrager: 2 gemaexkens met schouw. Een verwarmd toilet? Het mag duidelijk zijn, dat we hier te doen hebben met een leenwoord uit het Duits, namelijk Gemach en Gemächer, in de betekenis van (sjieke) kamer.

De indeling is gelijk aan de lijst betreffende het 1e kwartier uit omstreeks 1680. Vetgedrukt de bewoners. Vet en cursief de indeling van het huis. De niet-opgemaakte tekst is een aanvulling uit andere bronnen, o.a. de overdrachtsboeken van de stad (HGR.). De tekst in rode kleur is ter aanvulling, of om te vergelijken met de lijst uit 1695.

Wat betreft de Varkensmarkt, een benaming vanuit midden 17e eeuw, komen de huidige oneven nummers niet in deze lijsten voor. Die huizen maakten deel uit van het tweede kwartier. Voorheen sprak men hier nog over de Steenweg. Voor de duidelijkheid werd dat: op de Steenweg aan de Markt. Hoewel bij plaatsbepalingen meestal sprake is gezien vanuit het stadhuis, blijkt dat bij de Steenweg toch anders te liggen. Het duidelijkst wordt dit verwoord in een akte dd. 8-3-1621: "aen den Merckt opt eijndt van den Steijnwech", die volgens de notulist dus begon ter hoogte van de gasthuispoel. (Hoofdgerecht inv.nr. 314-f.4.)

NB. Bij de visitatie van de huizen op de Steenweg stak de notulist geregeld de weg over. Met behulp van de aanvullende informatie uit de overdrachten, waarin de huizen gesitueerd worden tussen wederzijdse buren, was het in de meeste gevallen mogelijk dit te achterhalen. Dan wordt verwezen naar de hedendaagse even en oneven nummering, dat is rechts of links vanuit de Markt gezien.

woordenschat: afbehang (aanbouw tegen het huis) 32-75b; boutique 10; commensaal 5; comptoir (kantoor) 5; craemplechterse (kraampleegster, marketentster?) 54; eest/esde (droogkamer) 13; gaffel (gildekamer) 36-40; gemak (sjieke kamer) 4-8-13-19-22-24-29-73-83c; hangkamer (kamer tussen twee verdiepingen) 4-8-9-12-73; mullenkarre (vuilniskar) 5; salet (salon) 2-5-16-17-21-79; schop (open aanbouw) 9-15-17-22-23-39-40-41-45-79; stoofke (hier: kleine deftige kamer. D. Stube) 5-73; winde 58.
2x het woord weeshuis (1646 en 1650) in een andere dan de gangbare betekenis. Niet het gebouw waar weeskinderen werden ondergebracht, maar het huis van de wees zelf, dat met de moeshof verkocht werd. Staat niet in het woordenboek onder die betekenis. (316-f.49 en f. 100.)

NB. Helemaal onderaan deze pagina in alfabetische volgorde de familienamen met huisnummer. Spelling volgens de originele lijst.


Verzamelpunt is de Markt en begint vanaf daar naar de Varkensmarkt die overgaat naar de Steenweg.
Het hoekhuis Markt-Varkensmarkt valt niet onder het derde kwartier.
Evenmin de oneven nummers aan de Varkensmarkt.















Varkensmarkt (tot 1647 nog steeds genoemd als: op de Steenweg aan de Markt)
tegenwoordig:: de even nummers

1695: Van het hoekhuis aan de Markt (tweede kwartier) is na 1677 het achterhuis plus twee kamers afgesplitst, met de poortweg op de Varkensmarkt en werd sindsdien als eerste genoemd betreffende het 3e kwartier. Bewoner: advocaat v.d. Smitzen.

1. Peter Telen, kleermaker, weduwnaar zonder kinderen, met zijn moeder
voorhuis als winkel, middelgrote kamer
met schouw (vierstadt), boven: twee middelgrote kamers, een open kamer, doorlopende zolder, buiten: achterhofke met klein stalleke
Rond 1677 stond het huis op naam van de lct. Christoffer Laurens Petit, advocaat. Tot voor kort, woonde hij hier nog zelf met zijn vrouw Maria Smeets en twee volwassen kinderen. De jongste was eveneens advocaat. Het huis was afkomstig van hun (schoon)ouders raadsverwant Dirck Smeets en Catharina Spee, eigenaars van het huis De Thooren te Maasniel, dat eveneens op advocaat Petit en Maria Smeets zou vererfd worden. (HGR 316-f.114 en archief familie Van den Bergh, inv.nr. 187.)
Ondertussen werd het huis op de Varkensmarkt verhuurd aan voornoemde kleermaker Peter Thelen, weduwnaar zonder kinderen. In het eerste kwart van het jaar 1679 getuigde de lct. Petit dat hij drie maanden voor Pasen de huur van de woning aan Thelen had opgezegd en aan Michel Spee had beloofd.
Thelen liet weten, dat was afgesproken, dat de huur enkel met st. Remijs (1 okt.) kon worden opgezegd. Hij woonde er pas een jaar. Het gerucht ging, dat iemand anders een hogere huurprijs had geboden dan de 35 rijksdaalders die Thelen betaalde. Hieronder de letterlijke tekst door Petit opgesteld. (HGR: in.nr. 165-1484.)

1695: bewoner Adam Hoffmans

Dat ick onderschreven verhuijrt heb mijn huijs mitte ap- ende dependentie van dyen, gelegen op den Verckensmarckt tusschen die Drij Kroonen ende den Moriaen, hoeck van den Merckt alhier voor een jahr aen mr. Peter Thelen voor de somme van eenhondert guldens Ruremundische weringe, mitte half jaer te betaelen, ende dat dat jaer beginnen sall op st. Remeijs toecomende ende eijndigen op st. Remeijs des jaers sevenenseventich. Des t'oirkundt dese den 26 augusty 1676 binnen Ruremund geteckent. C.L.Petit

2. nachtherberg
De Dry Cronen op de Varkensmarkt


2. In de drij Croonen, Matthijs deBruijn, herbergier, met vrouw en klein kind, drie assisterende zussen, een knecht en drie meiden
grote poortweg, keuxke met schouw, klein kamerke met schouw, een groot salet met schouw, achterhuiske met schouw, twee middelgrote kamers met schouw, 2 zolders, boven: nog twee kamers met schouw, buiten: twee stallen, de een voor 12 en de andere voor 30 paarden(!), nog een stal voor 6 paarden met hooizolder, verder een klein kamerke met bedstee, zonder schouw, twee middelgrote kamers met ledikant, zonder schouw, nog 2 grote kamers, elk met 2 ledikanten en een schouw, de poortkamer met twee ledikanten en schouw, nog een groot salet boven met ledikant, nog een grote kamer met 2 ledikanten zonder schouw, een open voorkamer met 3 bedsteden, verder nog een haverzolder, op de derde etage nog enkele zolders
Volgens de lijst uit 1676 waren enkele kamers verhuurd aan de heren van Gelder en Straelen (wanneer de heren van ridderschap en steden vergadering hielden in Roermond). De grote zaal van het huis, genoemd Den Beer, lag links van het huis, grenzend aan het erf van buurman Buggenum. De Drie Kronen links geven toegang tot de uitgebreide geschiedenis van deze stadsherberg.
1695: Matt. de Bruen (geen wijzigingen na 1677)

3. Joes van Buggenum, weduwnaar, met dochter, en zoon en vrouw
voorhuis als winkel, klein kamerke, middelgrote kamer met schouw, grote keuken met schouw, boven: drie kleine kamerkes, middelgrote kamer met schouw, nog hoger: grote kamer met schouw, belast met koren, en een middelgrote kamer, doorgaande zolder, buiten: achterhuiske met schouw, klein stalleke en hofke
Het huis van Jan van Buggenum grensde deels tegen het erf hierboven onder nr. 2 beschreven. Dat blijkt o.a. uit het koopcontract opgemaakt begin maart 1652, wanneer mr. Baltus Jacobs en vrouw hun huis op de Varkensmarkt voor 2900 gulden verkopen aan schoonbroer Jan van Buggenum en Henrixken Jacobs. Als buren werden genoemd Corst Vossen en herbergier Bordels.
Jan van Buggenum tekende in september 1665, na de stadsbrand als nabuur beschud aan op het huis Het Doufken, bovenaan de Bergstraat. De lege huisplaats met tuin was door de weduwe Worms verkocht.
Volgens de lijst van een jaar later in 1677, zou Hendrickske Jacobs gestorven zijn.
Jan van Buggenum verdiende de kost als lakenkoopman. Hij was getrouwd met Henricxken Jacobs.
1695: eigenaar Buggenum, bewoond door majoor Wittenhorst. Wijzigingen: in het voorhuis een stoofken, daarachter een keuken met met schouw, ook nieuw een achterkeuken, boven: drie nieuwe kamers, waarvan een met schouw, tevens een zijkamer met schouw aangebouwd,


hangkamer

 

 

 

 

 

het spel van naasten en beschudden















oordhuis

4. Willem Schepers, smid, met vrouw, twee kleine kinderen, knecht
smidse, een klein voor-gemachske met bedstee, klein keuxke met schouw, een afhangske met bedstee, boven: doorgaande zolder
Vanouds stond hier de put op de hoek met het Bergske. Willem Schepers was getrouwd met Maria Vossen. Het oordhuis* was afkomstig van hun (schoon)ouders hoefsmid Corst Vossen en Heijlke Beurskens. De vrouw werd al in 1650 genoemd als weduwe.
Anno 1627 waren het de erfgenamen Maes Bartelmans. Corst Vossen en consorten als naaste bloedverwanten, namen daarop bezit van het huis met de gebruikelijke ceremoniën: het openen en sluiten der deuren, vuur stoken, de haal op en neer schorren, eten en drinken enz. Zonder deze handelingen in bijzijn van naburen was de verkoop nog niet geldig. (HGR. 314-f.168.)
Vossen was enkel voor de helft eigenaar. De wederhelft van het hoekhuis stond op naam van zijn consorten. Die hadden besloten hun aandeel te verkopen aan Everardt Jacobs. Drie maanden later tekende Vossen zijn beschudrecht aan als buurman en naast verwant aan een van de verkopers. Als symbolische geste telde hij voor schout en schepenen een gouden en zilveren munt neer. In dit geval een goudgulden en een rijksdaalder die hij in een snutteldoeck bij zich had. Verder verzekerde hij zich aan de voorwaarden in de koopakte te houden en de koper schadeloos te stellen. Vreemd genoeg was deze alweer vergeten hoeveel hij voor het huis had betaald!
Daarmee was de verkoop nog niet besloten. Johan van Lerop de jonge, namens zijn vrouw, tekende eveneens beschud aan. Een van de verkopers was hun oom. Daarbij liet hij weten dat Corst Vossen als vreemde geen recht tot beschudden had.
Vervolgens tekende Marie Maessen, de vrouw van de pachter op de Wijerhof te Maasniel, als naast verwant, meer dan de anderen, haar beschud aan. Lierop liet weten "gein beschud van ein vrouwe t'accepteren". Uiteindelijk blijkt Corst Vossen ook de wederhelft van het huis te hebben verworven.
(HGR. 314-f.169 e.v.)
In maart 1673 verkochten Antoin Schepers en vrouw hun aandeel in het huis voor 375 gulden aan Willem Schepers en Marie Vossen. Vijf jaar later, in oktober 1678, dus na het opmaken van deze lijst, verkochten zij het huis aan Jan Frans Ericx en vrouw Sibilla Vissers. In september 1681 nam het echtpaar Ericx een lening van 100 gulden op het huis. (HGR. 318-f.45 en f.65. )
1695: Jacob Erix; nieuw: voorhuis en keuken, boven: kamerke met schouw
* een oortje was 1/4 stuiver, de vier oorden zijn de vier windstreken, een kruising van twee wegen kent 4 hoeken. Een oort-huis is dus een huis op de hoek van de straat, nl. hoek Varkensmarkt-Bergske.

overkant van de Varkensmarkt tot de hoek Schoenmakersstraat (Niet in deze lijst.)
Rond 1600 lagen hier de huizen genaamd Het Rode Crutz, het brouwhuis In de Buijdel en In den Bonten Os op de hoek.
De huizen aan deze kant van de straat hadden ook al geleden bij de eerste stadsbrand, volgens een verklaring uit 1592 van
de weduwe Windell In den Budel. De huizen zijn daarna nieuw opgetimmerd.
In de 17e eeuw werd dit deel niet als het begin maar als het eind
van de Steenweg gezien.


Linksonder het bergske, linksboven de Schoenmakersstraat, reachtsonder de Oliestraat, rechtsboven aan de gasthuispoel.
Helemaal rechts de Meelwaag.

11.....12.... 13... 14...15....17... 18..19... 20.. 21.. 22.. 23....24.. 25..26. 27..28..29..31....32....38..........................

5.. . .... 6...... 7...... 8...... 9. ... . . 10. . .. 16........30....... 33...... 34... ...... . 35..... 36..... 37.. .. . .. .39.......................





a

a

even nummers
















mullenkarre

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 















Steenweg
De Steenweg dankt zijn naam aan de straatbedekking. Dat waren geen klinkers of tegels, maar kiezelstenen. Die werden gewonnen aan de oevers van de Maas. Denk bijvoorbeeld aan Het Steen. Ook voor eigen gebruik gingen burgers daar stenen verzamelen. Dat er genoeg stenen op straat lagen om te rapen lagen, blijkt uit een proces anno 1630, toen een veldwebel en een soldaat na sluitingstijd door een groep opgeschoten herbergbezoekers met stenen werden bekogeld. (HGR. 131-722.)

vanaf de hoek Steenweg-Bergske tegenwoordig: de even nummers

5. de advocaat Van den Bergh met vrouw, drie kinderen, schoonmoeder mevr. Creijarts, klerk en twee meiden
poortweg, middelgroot kamerke met schouw en ledikant, een groot salet met schouw, een stoofke en een commensaal, grote keuken met schouw, grote achterkeuken met schouw, boven: middelgrote kamer met schouw en een zonder, nog een kamer, kinderkamer; op de plaats: klein comptoir met schouw, achterliggende hof met hoenderhuiske
Het huis stond in 1677 bij het opmaken van de lijst nog op naam van de schoonmoeder. Dat was Anna Bossman, weduwe van burgemeester Matthis Creyarts. Zij had het huis in oktober 1651 voor 4300 gulden gekocht van de erfgenamen Weijdtman, alias Straesborch. Het huis werd toen gesitueerd op de hoek van de Steenweg, tussen het huis van Jan van Ameren (nr. 6) en aan de andere kant Ophovens huis op het Bergske.
Met die gegevens kunnen we verder terug in de tijd naar maart 1591. Toen verkochten Johan Becx en zijn vrouw Marie het hoekhuis met de gang en de moestuin aan Christoffer Weidtman van Straatsburg en Anna Severijns. Als buurman op de Steenweg werd genoemd Lodtwich Schoenmeker (nr. 6) en aan de andere kant op het Bergske stond
het brouwhuis van Hushoven. (HGR. 311-f.438v.)
In september kocht het echtpaar Weidtman een zegelbrief van 155 gulden ten laste van de stad, tegen een rente van 15½ hornse guldens. Het was niet de enige keer, dat het echtpaar waardepapieren kocht.

Een ernstig ongeluk deed zich voor in januari 1604. Voor het huis van Widtmans stond een kar met een voeder wijn gestald, die deels de weg versperde. Toen de zoon van Scheijven met de "mullenkarre" wilde passeren, riep hij het zoontje van Maes Bartelmans toe "om de wijnkarre te halden". Het jongetje liet weten dat hij daarvoor niet sterk genoeg was. Ruth Scheijven heeft toen zolang op de knaap ingesproken, dat die alsnog naar de wijnkar is gegaan. Bij het passeren is de wijnkar omgevallen, waarbij de jongen door de karboom dusdanig is geraakt, dat hij er een gebroken been aan overhield: "gantzlich ten morvel van een gebroken". Toen Bartelmans de zaak voor het gerecht aanhangig maakte, stelde Widtmans zich tot borg voor de beklaagde. (HGR. 107-144.)

In januari 1613 maakten Stoffer en zijn vrouw Anna hun testament. Hun oudste zoon zou bij zijn huwelijk 900 gulden meekrijgen, bovenop een uitzet van 300 gulden aan kleding, ringen, kettingen enz. Hun andere zoon Matthis zou uit de roerende goederen 1200 gulden vooruit krijgen, of eventueel als huwelijksgift. Stoffer stierf voor april 1614. Zijn weduwe bevestigde in 1623 nogmaals het testament tussen beiden opgesteld. Laurens en zijn vrouw hadden toen al enkele keren geld van har ontvangen, bij elkaar ruim 2100 gulden. Op zijn beurt had Laurens hiervan 1200 gulden aan zijn broer gegeven. Het resterende geld zouden zij samen delen. Het geld dat Matthis had ontvangen wegens zijn uitrusting om als ruiter te monsteren stond los daarvan.. (HGR. 313-f.116.)

Van de vijf kinderen Weidtmans, alias Straetsburg, worden naderhand alleen de broers Laurens (geb. ca.1590) en Matthias (geb. 1600) genoemd en dan ook alleen zijdelings. Van de jongste is het bekend dat hij naderhand als ruiter in het Staatse leger diende. Van zijn broer mogen we dit ook aannemen, gezien het beroep van zijn zoon en schoonzoons. Daarbij komt, dat zijn kinderen niet in Roermond zijn geboren. Laurens Weidtmans kreeg met zijn vrouw drie kinderen: Peter, Anna en Lysbeth, die eind 1644 met hun aanhang het huis beleenden met resp. 250 en 150 rijksdaalders. Hun oom Mathias Weydtman was met andere goederen en kapitalen bedacht. (HGR: 316-f.25.)
De kinderen Weytmans gnd. Straesborch waren de dochter Elisabeth, getrouwd met Caspar Melchior Dijckman, kornet van de compagnie van ritmr. Berchum (o.a. te Maastricht), dochter Anna (+ voor 1644), in haar leven getrouwd met voornoemde Conrard van Berchum, ritmr. van de heren Staten Generaal. Uit dit huwelijk drie kinderen. En tenslotte zoon Peter Weydtman, alias Straesborch en vrouw Margrieth van Marheuls.
In oktober 1651 verkochten zij het hoekhuis voor 4300 gulden aan Anna Bossman, de weduwe Creyarts. Naderhand ging het huis over op haar dochter Elisabeth Creyarts, in huwelijk met advocaat Arnold van den Bergh. Zoals blijkt uit de lijst van 1677 en die van 1695 zijn zij hier inderdaad gaan wonen. (HGR: 316- f.153.)
1695. adv. van den Bergh: ondertussen een tweede zolder gemaakt en de twee keukens bij de kamer getrokken.

6. Hendrick van Ameren, schoenmaker en winkelier, met vrouw, drie kinderen en een meid
voorhuis als winkel, keuken en kamer met schouw, een gang, boven: 2 middelgrote kamers met schouw, klein kamerke, een doorgang en erboven de zolder, buiten: een klein hofke met varkensstal
Met de gegevens onder nr. 5 is ook het huis van Hendrick van Ameren gesitueerd. Hij was in mei 1655 getrouwd met Jenne Coenen. Zij kregen zeven kinderen. Het gezin woonde hier nog in 1695. Hendrick was geboren uit tweede huwelijk van Jan van Ameren met Marie van Gangelt. Zij woonden hier al in 1614. In 1605 stond het huis nog enkel voor de helft op naam van Ameren. In beide gevallen met als buren aan weerszijden Christoffer Weizman van Straatsburg (nr. 5) en Gerardt van Bracht (nr. 7). (HGR: 312-f.168.)
1695. Hendrick van Ameren: een kamer is nu doorslagen.

7. Linnart Wimmers, vetbereider, met vrouw en drie kleine kinderen, knecht; inwonend de kremer Derick Vossen met de vrouw (voordien Jacob Maurits als huurder in de achterkamer)
klein voorhuis als winkelke, kleine keuken, een achterkamerke met schouw, boven: ongetimmerd, de doorgaande zolder in gebruik als 3 kamers, achterplaatske
Lenart Wimmers, of Wummers was getrouwd met Elisabeth Thijssen. Voorheen stond het huis bekend als Den Gulden Casack op naam van Thijs van Bracht (lees: Mulbracht) en Stijnken Cremers. (HGR: 316-f.49.)
Het huis was afkomstig van zijn ouders. In maart 1598 kochten mr. Gerardt van Mulbracht en zijn vrouw Ummel van Hasselt het huis voor 1400 gulden van het echtpaar Ophoven. Zij hadden toen al het klein huis elders op de Steenweg, dat nog deels op naam stond van Ummels moeder. Dit klein huis verkochten zij in 1599. In 1628 werden de lasten op het groot huis, zoals een cijns aan het schippersambacht met 50 gulden afgelost. (HGR. 312-f.70 en f.82.)
In 1615 werden nog eens onmiskenbaar de naaste buren genoemd. Noordwaarts was dat Jan van Aemeren (6) en zuidwaarts Derick van Herle (nr. 8).
Mr. Gerard van Bracht, meester van het gewandmakers ambacht, zat goed bij kas. In 1618 stond hij borg met zijn huis voor Jan Nyessen wegens de te verwachten proceskosten voor het Hof van Gelder. Daarvoor was het Herman Vuyren, die borg had gestaan voor jkr. Herman van Cortenbach wegens een schuld van 1800 gulden aan koopmanschap, proceskosten en voorschotten. Daarmee werd het arresten op de leengoederen van Cortenbach door het Hof opgeheven. (HGR. 313-f.204.)
Gerard van Bracht stierf eind 1627. Zijn moeder Tisken van Spaenbrugge overleefde haar zoon. Haar drie overige kinderen waren Joost, Giel en Jan van Bracht, alias Mulbracht. Het huis op de Steenweg ging over op zijn zoon Mathis, gewandmaker. Hij overleefde zijn vader slechts zes jaren. In april 1646 nam zijn weduwe Stijnke Cremers twee leningen van resp. 350 en 300 gulden, op haar halve eigendom, bovenop een nog bestaande last van 400 gulden op het hele huis, Den Gulden Casack. (HGR. 316-f.49.)
1695: Michiel Gielissen, schipper, boven 3 gemaakte kamers.

8. de weduwe van Anthoin Meijers, brouwer, met bestemoeder en vier kleine kinderen; inwonend Linnart Simons, brouwer, met vrouw, twee kinderen en meid in het achterhuis
voorkamer met schouw, afhangende zolder als kamer; het achterhuis met middelgroot gemak als keuken, slaapkamer, klein brouwhuis met brouwgetouw, 2 koeien- en varkensstallen, boven 1 kleine zolder
(kan met enige timmer nog tot enkele kamerkes dienen)
In mei 1665 werd het huis van Meijers op de Steenweg gesitueerd tussen Peter Sporen (nr. 9) en de weduwe Mulbracht (nr. 7). Anthoin Meijers en Mettel Cuijpers namen toen een lening op van 355 gulden bij de meesters van het brouwers-ambacht. Het huis was toen al belast met twee kapitalen van resp. 200 en 400 gulden en een rente van 2 goudgulden bij de huisarmen. Meijers werd al eind 1652 als eigenaar genoemd. Hij was afkomstig van Nieuwstad. (HGR: 316-f.174.)
Het hemelwater van de eerstvolgende huizen liep middels een goot af via het erf van Meijers. Ook hadden die naburen het recht van veedrift en dragen van mist. "... mitte servituyt ende gerechticheijt soo 't huijs van Anthoin Meijers, wegen het doordrijven van beesten, draegen van mist, loopen van hamelwaeter ende anderss., van oudts door den ganck, onder den voorss. huijs staende, heeft gehadt." (HGR. 316-f.216.)
Het huis was al enkele generaties in de familie. In 1646 werd hier genoemd Lysbeth van Herle, de weduwe Meijers. In 1657 waren het de erfgenamen Dirck van Herle en in 1665 Anthoin Meijers en Mettel Cuypers. Volgens een belening uit 1645 blijkt, dat het echtpaar tevens mede-eigenaar was van twee huizen aan de overkant van de straat, naast Die Kirch.
1695. Hendrick Meijers (stallingen afgebroken en verbouwd tot achterkeuken, boven nog een schouw gemaakt; het brouwhuis is gebleven.)

9. Peter Spooren, snijder en winkelier, met vrouw, klein kind en meid
voorhuis met winkelke, klein keuxke, klein kamerke, boven een kamer met en een zonder schouw, daarboven een hangkamer en de zolder, achterplaatske met schopke
Peter Sporen werd hier al in 1647 genoemd als buurman van Peter Witlings en Margriet Plonsen. Hij was in eerste huwelijk getrouwd met Stina Rutsen. Vier jaar eerder in 1643 woonde hier nog Dirck van Herle, die overhoop lag met Witlings betreffende de aanbouw van een kamer achter Witlings huis. De processtukken zijn niet bewaard gebleven. Het hele proces had Witlings veel geld gekost.
(HGR: 316-f.13.)
Peter Spooren hertrouwde in mei 1674 met Gertudis Nijssen. Tien jaar later hertrouwde Gertrudis met Hendrick Cruijsbergh. Zij bleven hier wonen.
1695: Hendrick Cruijsbergh

Roermonds oudst-bekende boutiek
1677 *

10. Jan Baptista Bornais, koopman en fabrikant, weduwnaar met zoon, broer en knecht
boutycxken, klein kamerke, middelgrote keuken, boven: kamer zonder schouw en middelgrote kamer met schouw
De bewoners waren afkomstig van Savoye. Zij woonden hier als huurders. Eigenaar was burgemeester en raadsverwant Peter van Wessem (nr. 16), die het huis in augustus 1654 had gekocht. Het huis stond voordien op naam van Peter Witlings, ook Weterincx genoemd, getrouwd met Margriet Plonsen of Slousen. Beiden hadden 400 gulden mee in hun huwelijk gebracht en van het geld en na aankoop van huis en hof nog een nieuwe kamer getimmerd. Sindsdien hadden zij geregeld onenigheid met de buurman Dirck van Herle (9) wegens erfdienstbaarheid. Dat werd via meerdere processen uitgevochten. (Niet meer in het archief van het Hoofdgerecht aanwezig.) Dat zou het echtpaar zeker 700 gulden gekost hebben. Daar bovenop volgden nog enkele nieuwe beleningen. (HGR. 316-f.13 en f. 65.)
Het huis werd vererfd op Marie en Margriet Schrijvers, elk met de echtgenoot, terwijl Margaretha Slousen als weduwe haar tochtrecht behield en in het huis bleef wonen. In augustus 1654 doet zij hiervan afstand. Genoemde erfgenamen verkopen huis en hof, tussen Peter Sporen (nr. 9) en Peter van Wessem (nr. 16), nog diezelfde dag aan voornoemde buurman
Peter van Wessem en Catharina Portiens. (HGR 316-f.216.)
Het huis was belast met een rente van 20 gulden 10 stuivers aan het huurvaarders-ambacht en met 1 gulden 4 stuivers aan juffr. Becx. Het huis had recht van veedrift, dragen van mist en afloop van water via het huis en erf Anthoin Meijers. (Zie nr.8.) Mogelijk het onderwerp van genoemde processen.
*NB. Het boutycxken, hierboven vermeld, kent een voorganger. Daarvoor moeten we enkele decennia verder terug in de tijd. In mei 1606 was sprake van een kraam ofwel boutycque op naam van de minderjarige Trincke Bartelmans uit erfenis van haar ouders. We moeten daarbij eerder denken aan een winkel i.p.v. aan een marktkraam. (HGR. inv.nr. 119-466.)
1695: Jean de Rossot, pirocquier
Het volgende huis aan deze kant van de weg staat beschreven onder nr. 16. Nu volgen de nummers 11 t/m 15 aan de overkant van de weg, vanaf de hoek Schoenmakersstraat.

11.....12.... 13... 14...15....17... 18..19... 20.. 21.. 22.. 23....24.. 25..26. 27..28..29..31....32....38..........................

5.. . .... 6...... 7...... 8...... 9. ... . . 10. . .. 16........30....... 33...... 34... ...... . 35..... 36..... 37.. .. . .. .39.......................

oneven nummers




vanaf de hoek Steenweg-Schoenmakersstraat tegenwoordig: de oneven nummers

11. Peter Muijrers, kuiper, vrouw en twee kinderen; inwonend als huurders Matthijs Hendricx en vrouw in de middelgrote kamer boven
klein ingangske en keuken met schouw en 2 bedsteden, boven: klein kamerke met schouw en bedstee, een middelgrote kamer met schouw, buiten: een klein achterplaatske.
Peter Muijrers en Anna Baetz (ook: Bauten) kochten het huis in oktober 1661 van oud-peiburgemr. Peter Spee en Gertruy Schoncken voor 1800 gulden. Het pand werd gesitueerd op de hoek van de Schoenmakersstraat en de Steenweg. Aan weerszijden de twee huizen van de erfgenamen Rut Peters. Kopers beleenden het huis met 1000 gulden bij de materse van het klooster Godsweerd.
In oktober 1676 beleende het echtpaar Muijrers-Baeten het huis naast Lins van Helden met 515 gulden en 5 stuivers tegen een rente van 5 per honderd. Als bijpand werd genoemd het huis om de hoek in de Schoenmakersstraat. Geldschieter was kanunnik Jan van Lith namens de kathedrale kerk. (HGR 318-f.116v.)
1695: Peter Muijrers

 

hangkamer

12. Lins van Helden, smid, met vrouw, vier kleine kinderen en leerjongen; als huurders inwonend Marten Hansen, nagelsmid, en vrouw
voorhuis in gebruik als smidse, 2 middelgrote keukens met schouw, boven: een hangkamer* en doorgaande zolder, achter klein steenwegske
Lins van Helden was in juni 1666 getrouwd met Anna Willems. Zij kochten de lege huisplaats op de Steenweg enkele jaren na de stadsbrand in maart 1671 voor 550 gulden van Lenard van Daelen en vrouw Jenne van Suijren. Het huis werd toen gesitueerd tussen Peter Muijrers
(nr. 11), de kuiper, en Herman Simons (nr. 13) als buren naaste buren. (HGR 318-f.17v.)
Een maand later verkochten ze hun eigen afgebrande huisplaats op de Schuitenberg, gelegen aan het gatske naar de Ramen.
Voor het nieuw te bouwen huis op de Steenweg ging het echtpaar een lening aan van 200 gulden bij de geestelijke dochter Lucia de Werimont tegen een rente van 12 gulden. (HGR 318-f.32.)
Daar bleef het niet bij. Anderhalf jaar later, in februari 1673 verkochten Lins en zijn vrouw een zegelbrief uit 1667 ter waarde van 200 gulden, afkomstig uit de nalatenschap van zijn broer Jan van Helden. Of deze daadwerkelijk was overleden, wist men niet. Hij was sedert lang naar elders vertrokken. Sindsdien had men niets meer van hem vernomen. Mocht hij alsnog terugkeren, dan zou Lins hem tegoed doen. Daartoe stond hij garant met zijn nieuw te timmeren huis. (HGR 318-f.60.)
*Dat de hangkamer nog voorkwam in een woning, na de stadsbrand nieuw hertimmerd, geeft aan, dat dit soort kamers -tussen twee verdiepingen- niet alleen voorkwam in huizen van voorgaande tijden.
1695: Laurens van Helden















woningruil
13. Herman Simons, brouwer, met vrouw, twee grote kinderen, knecht en meid
een voorhuis, keuken met schouw, bedstee en esde
[eest], middelgrote achterkamer met schouw, brouwhuis met brouwgetouw, boven: een voorkamer zonder schouw, een open gemak met 2 bedsteden, klein achterkamerke zonder schouw, 2 doorgaande zolders om malt te maken, buiten: kleine zijplaats, koestal met 10 koeien, varkensstallen, stal voor 4 paarden, een tweede plaatske
Herman Simons was getrouwd met Enken Becx.
Bij openbare verkoop in januari 1656 verwierf Simons voor 600 gulden het huis van buurvrouw Baetske Ermen, de weduwe Silvernagel. Aan de andere kant lag toen het huis van Lenert Scherers. Tien jaar later worden als echtelieden genoemd Herman Simons en Lysbeth Broecken bij de verkoop van een ander huis op de Steenweg aan het echtpaar Roubracht (nr. 19).
Tot juli 1636 was dit het huis van Willem Charles en Marie Hansen. Zij hadden het huis in mei 1629 voor 900 gulden gekocht van boekbinder Jan van Bracht en Catharina Wynckens. Als buren werden vermeld Peter Silvernaegel (nr. 14) en Herman Gijseler zlgr. (nr. 12). (HGR. 314-f.198.)
Willem Charles was een zoon van Nicolas Charles en Peetje Wijnandts van Swalmen. Zijn moeder was ondertussen hertrouwd met Tilman van Geray. Uit dit tweede huwelijk werd haar dochter Margaretha geboren. In juni 1631 werd besloten, dat beide kinderen gelijk van hun moeder zouden erven. In alle goederen uit beide huwelijken. (HGR. 315-f.34.)
Toen kwam zij met buurman Silvernaegel overeen om een ruiling aan te gaan.
Een erfwisseling. De een nam het huis van de ander over als eigenaar en bewoner. Daar bovenop ontving het echtpaar Silvernaegel nog 950 gulden van Charles, en voor hun kinderen 75 gulden. (HGR. 315-f.113.)
1695. Hendrick Simons: boven een kamer met schouw gemaakt.






woningruil

14. Francois Brouwer, snijder en winkelier, met vrouw en drie kinderen, waarvan een bij de bestemoeder inwoont wegens plaatsgebrek
voorhuis met kleine winkel, grote kamer, keuken en achterkamerke, boven: ongetimmerd met plaats voor twee kleine kamerkes, de zolder wordt gebruikt door buurman Simons, achter een klein plaatske
In april 1636 liet Jan van Herten wegens een schuldvordering beslag leggen op het huis van Henrick Silvernaegel. Dat gebeurde na een decreet van het Hoofdgerecht. Tot juli 1636 was dit het huis van het echtpaar Silvernaegel. (HGR. 315-f.107v.) Waarschijnlijk is deze immissie de de aanleiding geweest voor de daarop volgende woningruil. Toen kwamen zij met de buren links Willem Charles en Marie Hansen overeen om een erfwisseling aan te gaan. De een nam het huis van de ander over als eigenaar en bewoner. Tevens betaalde Charles nog 950 gulden daar bovenop plus 75 gulden aan de kinderen van Silvernagel.
Nog diezelfde dag nam het echtpaar Charles een lening op van 300 gulden bij Jan van Herten, tegen een rente van 15 gulden.
In oktober 1642 volgde een tweede lening van 250 gulden bij Jan van Vucht als boekhouder der huisarmen. (HGR. 315-f.113 en f.209.)
In maart 1650 verkocht de schout namens de heer het huis tussen Hendrick Silvernaegel (nr. 13) en Linnerdt Scherers (nr. 15) voor 1536 gulden aan Anthoin Meyers en vrouw. (HGR 316-f.109.)

 

 

 

wijwatervat

15. De wed. van Jan Puijtlinck, goudsmid, met zes kleine kinderen
voorhuis met winkel, grote keuken en kamer met schouw bezijden beide vertrekken, boven: 2 middelgrote kamers met en 1 kleine kamer zonder schouw, twee bedsteden, doorgaande zolder, buiten:
plaats waar enkele schoppen geweest zijn

Volgens de lijst van 1676 woonde hier toen nog Francis Dispa, koopman van allerhande koopwaar, met vrouw en kinderen. In augustus 1675 hadden Hendrick van Laer en vrouw Judith Scheijven het huis verkocht aan het echpaar Puijtlinck. Het huis was vanouds belast met een kapitaal van 252 gulden aan het kremersambt. Deze lening zou uit de koopsom afgelost worden. (HGR: 318-f.94v.)
Puijtlinck was inderdaad van plan hier te gaan wonen, omdat zij hun huis in de Brugstraat al hadden verkocht. In eerste instantie had Dispa ook onder eed (handtastinge) beloofd binnen twee weken te verhuizen. Omdat zijn eigen huis nog niet voor bewoning geschikt was, vroeg hij uitstel tot st. Remigius. De pomp was nog niet geplaatst en andere herstelwerkzaamheden lieten op zich wachten. Dat was in juli 1676. Het gerecht liet weten, dat hij zich aan zijn belofte diende te houden en het huis te verlaten. (HGR: 159-procesnr. 1356.)
De goudsmid Johan Puijtlinck en zijn vrouw Marie Truijtwijn namen vervolgens hier hun intrek. De nieuwe eigenaar stierf binnen een jaar. Het huis werd toen gesitueerd tussen pitsburgemeester Zoutelandt (nr. 17) en Herman Simons (nr. 13) als naaste buren.
In 1634 stond het huis nog op naam van mr. Jan Essich en Geertruijdt van Heijden, toen zij een lening van 200 gulden opnamen bij het echtpaar Creyarts-Bossman. (HGR. 315-f.78.) Vervolgens werd het huis vererfd op hun dochter Catharina Essich, getrouwd met Lenart Scherers. In augustus 1664 verkochten zij de woning op de Steenweg voor 2000 gulden en 2 gouden souvereinen als verteergeld (vertychpenninck) aan het echtpaar Laer. Als naaste buren werden genoemd jkr. Gerardt van Zoutelande (nr. 17) en Herman Simons (nr. 14). Hendrick was toen nog in huwelijk met Magdalena Cuijckhoven. (HGR. 317-f.135v.)
1695: huis wed. Puytelinck: vacant

Afbeelding links: wijwatervat van Jan Puytlinck in Cuypershuis Roermond. Klik op afbeelding voor link naar pagina Puytlinck.

Het volgende huis aan deze kant van de weg staat beschreven onder nr. 17. We steken hier de weg alleen over voor een bezoek aan het huis hieronder, nr. 16.

even nummers
16. raadsverwant Peter van Wessem, oud-peiburgemr., brouwer, met vrouw, twee grote dochters en twee meiden
voorhuis en kleine voorkamer zonder schouw en met bedstee, salet met schouw en bedstee, een grote keuken, achterkamer en zijkamer, beide met vuurplaats
(vierstede) en ledikant, achterkeuken, boven: een grote vloer, 2 grote kamers met schouw, 1 kamer zonder schouw en zolder, buiten: grote plaats en achterhuiske met schouw, brouwhuis met brouwgetouw, een grote hof, paarden- en koeienstal, voor 8 paarden
De raadsverwant Peter van Wessem was tevens kerkmeester van de parochiekerk (kathedraal) en van de Kapel Int Zand. Hij bezat meerdere huizen in de stad. Hij was in tweede huwelijk getrouwd met Catharina Theelen (ook: Tielen).
In november 1629 beleenden Johan Tielen, alias Portgens, van Asselt, en vrouw Marie hun huis op de Steenweg met 460 gulden bij de erfgenamen Witmaeckers. Het geld werd in 1637 door Peter van Wessem en vrouw afbetaald. Hij was weduwnaar uit eerste huwelijk van Marie Schotten. In november 1647 werd het huis op de Varkensmarkt, op naam van zijn voorkinderen, verkocht.
In augustus 1648 kochten burgemr. Peter van Wessem en Catharina Thielen (Portgens) ook het huis van buurvrouw Margaretha Slousen, de weduwe Weterinx, en erfgenamen. Zie nr. 10
.

oneven nummers






Die frauw in
Die Kirch

17. De burgemr. jkr. Soutelande met acht kinderen, twee knechten en meiden
een poortweg, een middelgrote kamer, een groot salet met schouw, een zeer grote kamer met schouw, keuken met schouw, nog een middelgrote kamer met schouw, kleine kamer met schouw; boven: 7 grote kamers, waarvan een zonder schouw, daarboven 2 doorgaande zolders; buiten: de plaats, twee stallen voor vijf of zes paarden elk, een schop van 2 carossen, een kleine stal voor 2 paarden, met een hooizolder, een grote hof
Gerard van Soutelande en Margaretha van Albada kochten hier in maart 1657 het huis Die Kirch (rechts) met uigang in de Munsterstraat. In april 1660 volgde daarop een van de twee huizen van buurman Scherers (links) voor de prijs van 300 rijksdaalders en als verering daar bovenop 1 souverein verteergeld en een half malder rogge.
Het jaar daarop bleek dit laatste huis belast te zijn met een lening van 325 rijksdaalders bij de weduwe Graus, en met een jaarcijns van 15 gulden aan het kremers-ambacht. (HGR: 317-f.10-f.22-f.80.)
Lenart Scherers en vrouw verkopen het andere huis in de zomer van 1664 aan Hendrick Laer en vrouw voor 2000 gulden en 2 gouden souvereinen als verteergeld.
In juli 1665 breidt jonker Zoutelande huis en hof uit voor 100 rijksdaalders met een lege plaats achterlangs uitkomend op de Munsterstraat. Het erf wordt afgescheiden met een muur van 8 voet hoog. Verkoper behoudt het recht hierin te timmeren. Verder werd afgesproen dat de wijnstaken langs de muur niet hoger dan 10 voet mogen reiken. (HGR: 317-f.160.)
De stadsbrand van 1665 is verwoestend. Ook schepen Zoutelande ziet zijn huis, Die Kirch, tot de grond toe afbranden. In november dat jaar is het afgebrande huis weer nieuw opgebouwd. Als buren worden dan genoemd Van der Smitsen en Hendrick Laer). Oud-burgemeester Gerard van Zoutelande, was sergeant-majoor in dienst van de koning van Spanje. Inderdaad, de geschiedenis van Roermond is niet Hollands.

In september 1681 nam de weduwnaar, met instemming van zijn kinderen een lening op het huis, groot 200 rijksdaalders. Het pand was al belast met 400 pattacons bij het klooster MariaWee. Het onderpand werd gesitueerd tussen het huis van de lct. Peter van Lom en t.a.z. Arnold van der Smitsen (nr. 21). Het zou niet de laatste belening door de familie Zoutelande zijn. (HGR: 318-f.216.)

18. de voogd van Viersen: Leonart Baenen met vrouw, drie kleine kinderen en meid
klein voorhuis met ernaast de grote kamer met schouw, de keuken, klein achterkeuxke met schouw, een middelgrote achterkamer met schouw en ledikant, boven: 3 kamers met schouw en klein kamerke zonder, daarboven een doorgaande zolder, buiten: een klein hofke
Leonard Baenen, voogd van Viersen, was getrouwd met Elisabeth van Wessem. Het huis stond in 1666 nog op naam van hun (schoon)ouders. Dit pand was het derde huis van Peter van Wessem, .

11.....12.... 13... 14...15....17... 18..19... 20.. 21.. 22.. 23....24.. 25..26. 27..28..29..31....32....38..........................

5.. . .... 6...... 7...... 8...... 9. ... . . 10. . .. 16........30....... 33...... 34... ...... . 35..... 36..... 37.. .. . .. .39.......................

oneven nummers

 

 

 







19. Michiel Roubracht, timmerman en vetbereider (hier: 'vetwaerier'), met vrouw en drie kleine kinderen, en 'meune' (tante) van zijn vrouw
voorhuis als winkel, middelgrote keuken en grote kamer, beide met schouw, boven: 2 kamers met 'vierstadt' (haard), een open gemakske en een doorgaande zoldering, buiten: achterhuis met varkensstalleke, een kleine hof

In oktober 1654 trad Christiaen van Meysenborch op met twee volmachten van vier jaar terug, getekend te Sas-van-Gent door de kinderen en erfgenamen van wijlen Willem Teirlincx en Gertruy van Berckeler, opgemaakt voor notaris te Sluijs. Als zodanig verkocht hij het huis op de Steenweg aan Hendrick van Neer en Elisabeth Broecken. Het huis werd nader gesitueerd tussen raadsverwant Wessem (nr. 18) en brouwer Geurt Cox t.a.z. (nr. 20). (HGR. 316-f.222.)
Na het overlijden van haar man trouwde de weduwe van Neer met Herman Simons. Zij verkochten de (lege) huisplaats in mei 1666, een jaar na de stadsbrand, voor 500 gulden en 2 souvereinen verteergeld aan Michiel Roubracht en Marie Vleijckers (ook: Blekers). Ook toen met Wessem en Cox als buren. (HGR. 317-f.185.)
Begin 1673 blijkt dat de halve koopsom was betaald door Geertruijt Bongarts. Hiervan werd 200 gulden door het echtpaar afbetaald en voor de resterende 25 gulden zou de timmerman de nodige werkzaamheden verrichten. Die belofte werd gedaan in aanwezigheid van hoefsmid Hendrick Janssen, getrouwd met Maria van Neer. Zij zouden de verkopers geweest zijn in mei 1666! Vermoedelijk dus de schoonzoon en dochter van Hendrick van Neer en Elisabeth Broecken. De resterende 225 gulden bleven voorlopig op het huis staan, tegen een rente van 11 gulden en 5 stuivers aan de erfgenamen van wijlen Elisabeth Broecken. (HGR. 318-f.59.)




















Den Vogel

ook wel De Biese genoemd

20. mr. Goert Cocks, brouwer, grote dochter, en zoon met de vrouw
voorhuis en zijkamer met schouw, keuken en grote achterkamer met schouw, 3 kleine kamers ernaast, waarvan 1 met schouw, boven: doorgaande zolder, buiten: stal voor 5 paarden, brouwhuis met brouwgetouw

Geurd Cox was in eerste huwelijk getrouwd met Jenne Pijnappels. In juni 1640 kochten zij voor 1700 gulden het (halve) huis op de Steenweg. Brouwer Cox hertrouwde in mei 1647 met Mechteld Borckelmans. Tijdens dit tweede huwelijk, kocht hij van zijn schoonzus Marie Pijnappels te Venlo de wederhelft van het pand. In juli 1666 namen Geurd en Mechteld een lening op van 500 gulden, o.a. met de afgebrande huisplaats als onderpand. Die was trouwens al eerder met 400 gulden belast. Het huis werd nieuw opgetimmerd. Kort daarop stierf de vrouw. (HGR. 316-f.222.)
De belening van het huis in september 1678 geeft ons meer inzicht. Als eigenaars worden dan tevens genoemd de twee volwassen kinderen: Frans Cocx met zijn vrouw en Peter Buijckmans, echtgenoot van Jenne Cox. Samen belenen zij het huis met 100 rijksdaalders bij Hendrick van Vlodrop en Geertruijt Cox. (HGR. 318-f.159v.)
In november 1684 verkochten Francis Cox, brouwer, en Lysbeth van Dijck, als ook zijn zus Jenne Cox, in huwelijk met Peter Buchman, het brouwershuis aan Sijbert van Astenbergh en vrouw Beatrix Gerardts. Het huis was met enkele leningen, resp. van 400, 500, 200 en 150 gulden, belast. Het brouwgetouw bleef evenwel van de verkoop uitgesloten. Als buren werden genoemd de weduwe Roubracht (nr. 19) en de weduwe Huijster (nr. 21). (HGR. 319-f.113 e.v.)

Voorheen stond dit huis bekend als Den Vogel, ook wel De Biese genoemd, o.a. in 1599. Vervolgens is geregeld sprake van Johan In den Vogel. Aanvankelijk was het nog hun neef Henrick van Wanloe, die het huis op de Steenweg bewoonde. In 1613 waren het Johan en zijn vrouw Geerdt Clercx. Zij gaven te kennen, dat zij sindsdien meerdere schulden hadden gemaakt wegens timmeringen en onderhoud, proceskosten en vervolgens wegens de aankoop van het huis De Quack tegenover het Bussenhuis, met geld afkomstig van Geerte. Dat huis hadden zij inmiddels weer verkocht. Door meerdere oorzaken genoodzaakt hadden zij hun ander huis tegenover het Bussenhuis moeten verkopen. Johan In den Vogel stelde in zijn testament, dat zijn vrouw na zijn overlijden het huis met 1000 gulden mocht belenen om daar vrij over te beschikken. (HGR. 313-f.135.)
Twee jaar later namen zij nog een lening op van 100 gulden bij Gerardt Kempkens en vrouw. Na het overlijden van haar man nam Geerdtge Clercx in 1625 een lening van 400 gulden op haar huis In Den Vogel bij Corst Jacobs en Heijlken Moetsen.
In oktober 1632 verkocht Martijncken Caerels de halve eigendom van het huis De Biese voor 51 gulden bovenop de lasten aan Guert Bachoven en Agnes Burskens. Martijncken woonde toen met haar man Hendrick Peters in Grave. Zij had het (halve) huis, afkomstig van Johan In den Vogel, verkregen uit erfenis van haar vader Caerl Lenarts. Het huis was nog met meerdere leningen belast
. (HGR. 315-f.60v.)
Vervolgens waren het Ruth Peeters en Anna Aelmans, ook namens Jacob Baechoven en Jan van Lierop, die op hun beurt als erfgenamen in juni 1640 het huis voor 1700 gulden verkochten aan Goordt Cox en vrouw. (HGR. 315-f.177.) In 1682 werden diens erfgenamen gedaagd wegens de resterende schuld uit 1625 op het huis, waarvan over geruime tijd geen rente meer was betaald. (HGR. 170-1604.)








huurcontract

 

 

 

 

 

 

 

 


21. de secretaris A. van der Smitsen, met vrouw, zes kinderen, knecht en twe meiden
een grote poortweg en grote plaats, salet met schouw, grote keuken en opkamerke met schouw, nog een opkamer met schouw, kleine achterkeuken met schouw, boven: 5 kamers met schouw, daarboven een doorgaande zolder, buiten: klein plaatske, onbetimmerd, stal voor 8 paarden, kleine varkensstal en hof

Arnold van der Smitsen was getrouwd met Elisabeth Bossmans. Hij was een zoon van Hendrick van der Smitsen en Catharina Claessen. Het huis stond al in 1629 op hun naam.
Gezien meerdere overdrachten zou dit het huis geweest zijn van Bernardt Huijster, gasthuismeester. (Zie nr. 73.) Hij was in eerste huwelijk getrouwd met Maria Smeets en na haar overlijden met Oda Kempen. Hij had zijn huis op de Steenweg verhuurd aan Bernardt Chanoine. Die had midden 1669 de resterende huurtijd overgelaten aan wachtmeester Thomas Bordels. Daarop tekende de verhuurder beschud aan, binnen de termijn van acht dagen. Advocaat Hillen, namens de verhuurder, liet weten dat Huijster het huis voor een betere prijs en langere tijd kon verhuren, dan hij misschien kon doen na verloop van de huurtermijn. Dat zou hem onnodig nadeel opleveren. Daarbij beriep hij zich op enkele artikelen uit het land- en stadsrecht van het Overkwartier Roermond. (HGR. 317-f.239.)
Tot een proces is het niet gekomen. Het aangehaalde landrecht gaf Hillen gelijk, en de huur was terecht opgezegd. (Berkvens en Venner: Het Gelders land- en stadsrecht pag. 151 art. 15 en 234 art. 9.)
In 1686 beleende Odilia Kempkens, de weduwe Huijster, haar huis op de Steenweg met een rente van 10 rijksdaalders wegens een kapitaal van 200 bij juffr. De Lange, de weduwe Spee. Toen werden Sijb van Astenberg (nr. 20.) en de erfgenamen van raadsverwant Dencken zlgr. (nr. 22.) als wederzijdse buren genoemd. (HGR. 319-f.204.)

22. de promotor Cox met vrouw en vier kleine kinderen, een 'commensael' (kostganger), klerk en twee meiden
klein voorhuiske, middelgrote keuken, 2 kamers met schouw, boven: grote en middelgrote kamer met schouw, een klein kamerke en klein open gemakske onder de trap, nog een doorgaande zolder, buiten: klein achterkeuxke met zolder, open schop met stro gedekt, op de plaats, zijnde 'caducq' (bouwvallig), een hof
Johannus Henricus Cox, getrouwd met Cornelia Baur, was promotor aan het Bisschoppelijk Hof. Uit de overdrachten blijkt nergens, dat hij het huis als eigenaar bewoonde. Mogelijk was dit het klein huis naast het groot huis van hun buurman, secretaris Arnold van der Smitsen (nr.21.).

23. huis van secr. van der Smitsen, waarin de schepen Lom heeft gewoond, nu leeg
voorhuis met kleine zijkamer, middelgrote keuken, achterkamer met schouw, boven: 2 grote kamers met schouw, een klein kamerke, 2 open, doorgaande zolders, buiten: een grote bedekte schop en moeshof
In april 1632 verkochten de voogden van de kinderen Ophoven-Stevens het halve huis op de Steenweg aan Hendrick van Ophoven en vrouw Henrickske Bongaerts. Hendrick ging hier alleen mee akkoord, indien zijn vrouw van zins was bij hem in te trekken. "Mit dem verstaende in soo verre sijne tegenwoirdige huysf. bij hem gelder compt woonen." (*gelder = koper, degene die betaalt.)
In mei 1650 verkochten Willem van Herff en Catharina van Ophoven hun half huis aldaar voor 750 gulden aan Albert Ramaeckers en Beel Cocx. De wederhelft stond toen nog op naam van (hun tante) Henrickske Bongaerts, de weduwe Ophoven. In juni 1654 verkochten haar erfgenamen, te weten Jan Bongarts en zijn volwassen, ondertussen gehuwde kinderen de andere helft aan het echtpaar Ramaeckers.
In november 1667 verkocht de weduwe Beel Cox, met instemming van het Hoofdgerecht wegens de belangen van de minderjarige kinderen Ramaeckers, de afgebrande huisplaats aan Geertruijt Bisschops, de weduwe Reipkens. Als naaste buren werden genoemd (secretaris) Arnold van der Smitzen (nr. 22) en Nijs Lyndemans (nr. 24). (HGR. 317-f.209.)
Twintig jaar later, in september 1687, werden dezelfde buren genoemd. Toen waren het Elisabeth Bosman, de weduwe Smitsen, en haar oudste dochter Beatrix, die een lening van 250 rijksdaalders (ad 62 stuivers) opnamen. Als onderpand stelden zij dit klein huis naast hun groot huis en aan de andere kant nog steeds Nijs Lindemans. (HGR. 39-f.305.)












3 huizen op rij

24. de weduwe van Nijs Lyndemans met zoon en geestelijke dochter
voorhuis, waar de kinderen worden geleerd, met onafgebouwde schouw, klein keuxke, klein kamerke met schouw, boven: kamer met bedstee, niet complete doorgaande zolder, buiten: klein achterhuiske met schouw, klein hofke
Nijs Lindemans en zijn vrouw Jud Rijcken kochten het huis begin 1634 voor 1000 gulden. Nijs was timmerman van beroep. Drie jaar later, december 1637, kochten zij nog het halve buurhuis met de moestuin voor 270 gulden van Frans van der Smitsen en consorten. Als buurman aan de andere kant werd genoemd Engel de bakker (nr. 28). Begin 1638 verwierf Lindemans ook de andere helft van het huis voor 285 gulden. Dat was dus het huis onder nr. 26.
Nijs trouwde in juli 1644 in tweede huwelijk met Lysbeth van Beull. Uit de twee huwelijken werden resp. twee en vijf kinderen geboren.

De volgende twee huizen waren door de weduwe Lyndemans verhuurd.

25. Jan Witmaeckers, bakker, met vrouw en grote dochter, inwonend twee studenten die hun eigen kost doen
klein voorhuiske als winkel, keuken, middelgrote kamer met schouw en bedstee, boven: middelgrote kamer zonder en een open kamer met schouw, nog een kamer met schouw, doorgaande zolder, achter een hof, klein achterhuiske met schouw
NB. huurhuis van de weduwe Lyndemans (nr. 24). Waarschijnlijk is dit het halve huis, dat het echtpaar Lyndemans kocht in januari 1638. Het volgende huis werd gesitueerd naast het huis van Ingel van Werle (nr. 27).

26. De weduwe van kapitein Rouff, woont hier gehuurd tot Pasen
klein voorhuiske (als winkel), klein keuxke (met schouw en bedstee), boven: doorgaande zolder, buiten: achterhuiske met schouw
(Volgens de lijst uit 1676 waren er boven nog twee kamers.)
NB. huurhuis van de weduwe Lyndemans (nr. 24). Eind 1637 Kochten Nijs Lindemans en zijn vrouw het halve buurhuis met de moestuin voor 270 gulden van Frans van der Smitsen en consorten. Als buurman aan de andere kant werd genoemd Engel de bakker (nr. 28). Begin 1638 verwierf hij van de overige erfgenamen, de weduwe Laemakers en haar kinderen, de andere helft van het huis voor 285 gulden. (HGR. 315-f.144 en f.145.)
De weduwe Lindemans, haar dochter Catharina en zoon Peter, ook namens haar zoon Reijner, die nog in het buitenland vertoefde, verkocht eind 1677 het huis met de kamer en het heimelijk gemak, en met het steenwegske tot achter het pilaarke, aan Marten Janssen en Marie Ramaeckers. Het huis werd enerzijds gesitueerd naast de erfgenamen van Adolf van Werdelen (nr. 27) en anderzijds hun ander huis. (HGR 318-f.145.)

11.....12.... 13... 14...15....17... 18..19... 20.. 21.. 22.. 23....24.. 25..26. 27..28..29..31....32....38..........................

5.. . .... 6...... 7...... 8...... 9. ... . . 10. . .. 16........30....... 33...... 34... ...... . 35..... 36..... 37.. .. . .. .39.......................

oneven nummers













2 huizen op rij


27. De weduwe van Reijner Martens, bakkerse, met vier kleine kinderen, als huurders Peter Aleffs, snijder, met vrouw en klein kind (in de kamer boven met schouw)
klein voorhuis met winkel, keuken en middelgrote kamer met schouw, boven: middelgrote kamer, een open kamer met schouw, nog een kamer met schouw (verhuurd), buiten: kleine hof
De weduwe Martens, dat was Gertrudis Draeken. Haar man was kort voordien gestorven. Zij kregen zes kinderen tussen 1662 en 1675. Zij woonden hier gehuurd. Het huis was afkomstig van Ingel de bakker.
De geschiedenis van dit huis en het volgende huis begint met de voorouders van buurman Peter Ingels. In maart 1624 verkochten Johan van Swalmen, alias Mercator, en Beel Paeskens dit huis voor 850 gulden aan Ingel van Werloe, bakker, en Mercken van Erckelenz. Het huis werd toen gesitueerd tussen Lademakers (nr. 26) en de weduwe Cupers aan de andere kant. (HGR. 314-f.73.)
Kopers beleenden het huis met een jaarlijkse rente van 6 gulden en 5 stuivers bij de meesters van het gasthuis op de Schuitenberg, uit een kapitaal van 100 gulden. Eind 1635 werd de lening afgelost. Het huis was al bij meerdere personen met oudere leningen belast. Verkopers beloofden de schulden af te lossen.
(HGR. 314-f.138v.)
Nadat Nijs Lyndemans het huis tussen het zijne en het huis van de bakker had gekocht, deden Engel van Werle en zijn vrouw Mariken hetzelfde met het huis rechts (nr. 28). Het huis was afkomstig van de erven Gruijsen. Buurman daarnaast was jkr. Herteveld (nr.29). (HGR. 315-f.165.)
Dit huis zou na het overlijden van de grootmoeder overgaan op Engel en Gerardt, de twee kinderen van zoon Adolff van Werlo en diens eerste vrouw Elisabeth ten Broeck, zoals in september 1660 nog werd overeengekomen. Zes jaar later na de generale brand, werd dit aangepast. Zij zouden t.z.t. elk 375 gulden uitbetaald krijgen. Het bakkershuis met de bakoven werd derhalve verhuurd aan bakker Martens. Zelf ging Peter Ingels wonen in het ander huis (nr. 28).

28. de weduwe van Peter Ingels met zoon, schoenmaker, en dochter
voorhuis, keuken, boven: 2 kleine kamerkens en zolder, buiten: de hof
Waarschijnlijk Joanna Pieters als weduwe van Peter Ingels, alias Peter van Werle of Werdelo, en haar volwassen zoon Jacob. Het huis was afkomstig van (schoon)vader Ingel van Werlo, de bakker, en zijn vrouw Gertrudis. Zij woonden in het vorige huis (nr. 27), terwijl dit huis werd verhuurd.
Engel en zijn vrouw Mariken hadden dit huis in oktober 1639 gekocht. Verkopers waren Jurgien Gruijsen en broers en zussen. Het volgende huis op rij stond toen op naam van jkr. Herteveld (nr. 29). (HGR. 315-f.165.)
Eind 1666 verkochten Adlolff van Werle en zijn vrouw Sibil, de huisplaats met de afgemeten moestuin daarachter, naast zijn eigen huis en t.a.z. buurman Spee (nr. 29) voor 350 gulden aan zijn broer Peter Engels en vrouw Jenneke.
Kort na het opmaken van deze lijst woonden hier kleinzoon Ingel Ingels en Jenneke Peters. Het huis aan de ene kant stond toen op naam van de weduwe Spee (nr. 29) en aan de andere kant de erfgenamen van Adolff van Weerle zlgr. (HGR. 318-f.168.)

29. De weduwe Spee met zoon, knecht en dochter
grote poort en poortweg, grote voorkamer met schouw, kleine kamer waar simpele zoon slaapt, grote keuken met schouw en ledikant, grote achterkamer met schouw, boven: 4 grote kamers met schouw, klein gemak met bedstee, grote doorgaande zolder, buiten: achterhuiske met schouw en zolder, waarin 4 paarden
Hier woonde de welgestelde Catharina Peters de Lange, weduwe van wijlen de lct. en schepen Jan Spee (+ eind 1657), met haar zoon Peter Gerarus en dochter Aldegonda. In 1643 verstrekte het echtpaar Spee aan de Munsterabdij een lening van liefst 2000 rijksdaalders in klinkende munt. Het geld was afkomstig van verkoop van Catharina's erfgoederen in Amsterdam.
(HGR: 316-f.18.)
Het echtpaar kocht het huis met moeshof op de Steenweg in november 1649 van jkr. Henricus van Hertevelt en diens vrouw, bewoners van De Thooren te Maasniel. De nieuwe aankoop werd toen gesitueerd tussen joffr. Raffs (Rave) huis (nr. 31) enerzijds en t.a.z. Ingel de bakker. (HGR: 316-f.90.)

even nummers
30. huis van erfgenamen Jan Dencken en 2 bijgekochte huisplaatsen, waarin nu woont de overste Zoutelande (verder geen informatie)
Jan Dencken en Mechtelt Smeets hadden het huis in maart 1666 gekocht voor 825 rijksdaalders en 2 gouden souvereinen ter vertering. De afgebrande huisplaats was afkomstig van Agnes van der Voort, de weduwe Steijnen. De huisplaats met de stenen, ijzerwaar, tuin en opvaart werden gesitueerd tussen het erf van Bernart Huijser enerzijds en Lambert van Kessenich (nr. 34) anderzijds. (HGR: 317.-f.177.)
In 1676 beleenden Jan Dencken jr. en Catharina Basel, samen met de overige erfgenamen Dencken het halve huis met 465 gulden bij Joost van Leeuwen en vrouw. (HGR: 318-f.118v.)
1695: advocaat C.L. Petit (x Maria Smeets)

oneven nummers

31. Jan Antoin Feghmer, vrouw, twee dochters en drie zonen, knecht en twee meiden
grote poortweg, grote voorkamer met schouw en ledikant, trap, grote keuken en klein zijkamerke, grote achterkamer met schouw en ledikant, 6 grote kamers en 2 kleine en 2 kamers met schouw, grote kamer met 3 ledikanten, nog een kamer met 2 ledikanten, daarboven een doorgaande zolder en kleine zoldering, buiten: middelgrote kamer met schouw, 3 paardenstallen, een voor 24 paarden, en een voor 14 paarden, nog een voor 4 paarden, al met hooizolder, washuis en de hof
Jan Antoin Vechmer was getrouwd met Catharina Meerts, de weduwe Melis in De Pauw. Het huis was een van de grotere nachtherbergen in de stad. In oktober 1633 nam jonker Johan Rave bezit van het huis met de gebruikelijke handelingen. Evenals de pachtboerderij in de Linnerweerd, naar hem vernoemd als Ravenshof, was dit huis afkomstig van zijn schoonouders. Het huis werd toen gesitueerd naast de woning van jonker Hertevelt en aan de andere kant Hendrick Frericx huis. (HGR. 315-f.74.)
1695: wed. Vechmer, tussentijds is de stal verbouwd tot kookkeuken en 2 kamers boven tot zolder.

32. Jan Storms, schoenlapper, met vrouw en twee kinderen
Dit huis was een afbehang van De Pauw, bestaande uit voorhuis en keuken met planken bedekt.
(Afbehang of aanbouw, naderhand vaak verbouwd tot afzonderlijk "klein huis" naast het "groot huis".)
1695: Joseph Rubach, alias Dubois, in huis van de weduwe Vechmer.

hier terug oversteken

even nummers ½

 

 

33. Henrick Gerarts, snijder, met vrouw en drie kinderen
voorhuis als winkel, keuken, boven: kleine kamer met schouw boven het voorhuis, gehuurd door Encken van Beul met drie kinderen, nog een kamerke, achter kleine varkensstal
De zolder werd gebruikt door de eigenaar van het huis, buurman Lambert van Kessenich, de korver.

34. Lambert van Kessenich, weduwnaar, korvenmaker, inwonend als huurders Henrick Hanssen, kremer, en vrouw, de dochter van Lambert
klein voorhuiske als winkel van Hanssen, keuken met schouw, boven: twee kleine kamers, de ene met 2 bedden en de andere met 1 bed en met huisraad van de huurders, doorlopende zolder, achter: vervallen kamer, voorheen koestal, middelgrote hof
Hendrick Hanssen was nog sinds kort gehuwd met Catharina van Kessenich. In de voorafgaande zomer was hun dochtertje Maria gedoopt. In november 1660 werden hier naast elkaar genoemd Paul Gelissen en Peter van Beul (nrs 35 en 36), en aan weerszijden Lambert van Kessenich en Jacob Baeckhoven (nr. 37). Laemert van Kessenich, ook Van Kessinghen genoemd, en zijn vrouw Magdalena Peters hadden na de stadsbrand de afgebrande (grote) plaats naast hun huis gekocht, regenoten het huis van Peter van Beull (nr. 36). Het huis aan de andere kant stond toen op naam van jkr. Derick van Steijnen. (HGR: 317-f.158-f.165.)

35. Paulus Gelissen, voorheen snijder, nu ruiter onder Dumagny
klein voorhuis, kleine keuken en kleine achterkamer zonder schouw, boven: twee kleine kamers, een met schouw, doorgaande zolder
Eigenaar van het huis was toen nog buurman Peter van Beull (nr. 36). Deze verkocht het huis in maart 1685 aan zijn zoon Reiner, in huwelijk met Marie Gijskens. Voorheen, in 1680, was het huis voor 700 gulden verkocht aan het echtpaar Homoet-Gijskens. Drie jaar later werd de verkoop ongedaan gemaakt middels een rechterlijk akkoord. Het huis werd daarop verkocht aan hun zoon Reijner van Beull en Marie Gijskens voor 700 gulden. (HGR: 319-f.160v.)
Hierbij is sprake van het klein huis naast verkopers groot huis en is waarschijnlijk een afsplitsing daarvan.
Mr. Peter van Beull en zijn vrouw Catharina Hasen verkochten hun klein huis in maart 1680 aan het echtpaar Homoet. Het huis was gelegen naast hun groot huis op de Steenweg en aan de andere kant buurman Lambert van Kessenich (nr. 34). Meer gegevens worden in het protocollenboek niet vermeld. Die waren er wel degelijk. Bij de verkoop in maart 1685 werd verwezen naar de voorwaarden uit de akte van vijf jaar terug. De verkoop was dus tijdelijk, mochten verkopers zich naderhand bedenken. (nr. (HGR. 318-f.192 en 319-f.160v.)

36. Mr. Peter van Beul, stadssmid, vrouw, drie kinderen, drie knechten
voorhuis als smidse, keuken, grote achterkamer met schouw en 2 bedsteden voor het gezin, boven: een kamerke met schouw en bedstee, een kamertje met 2 bedden, grote kamer als snijdersgaffel, doorgaande zolder, buiten: achterhuiske met schouw voor de zoon en de knecht
Peter van Beul was getrouwd met Catharina Haesen. Zij woonden hier al in 1660 als buren van Jacob Baeckhoven. In november van dat jaar nam het echtpaar een lening van 60½ rijksdaalders bij de st. Eligiusbroederschap, patroon van de smeden. De jaarlijkse rente van 3½ rijksdaalders en een ½ blamuiser was bedoeld voor een gezongen mis elke maandag voor de hoogmis. Deze stichting stamde al uit 1493, zij het met een ander onderpand. Nu waren dat hun twee huizen, naast elkaar gelegen op de Steenweg en een moestuin in de Ramen. Als naaste buren werden toen genoemd Lambert van Kessenich (nr. 34) en aan de andere kant Jacob Baeckhoven (nr. 37). Twee jaar later volgde een belening van 64 rijksdaalders bij de weduwe Catharina Peters de Lange. (HGR: 317-f.62-f.98.)
In juli 1669 nam het echtpaar Beull een lening van 400 gulden op bij de meesters van het snijders-ampt. In plaats van een jaarlijkse rente, kreeg het ambacht de beschikking over twee kamers om als hun gaffel te gebruiken. Tevens stelde het echtpaar de zolder ter beschikking voor de keren dat een gezel zijn meesterstuk zou snijden. Reparaties, zoals van glas, bleven voor kosten van de verhuurders. Tenzij het gilde duidelijk schuldig was: door merckelick versuijm der voorss. meisteren wierde gebroecken. (HGR: 317-f.238.)
In juni 1615 kochten Reyner van Buell en zijn vrouw Marie van Hinsberg voor 177 gulden het halve huis op de Steenweg naast het huis van Arndt Meuters (nr. 37) en t.a.z. Johan Cueckhoven. Verkopers waren kooldrager Conrardt Erendt en vrouw Lisbeth. Een half jaar later, in januari 1616, verwierven zij ook de wederhelft van het huis voor 170 gulden van Johan van Nuenhem. Deze had de halve eigendom uit erfenis van zijn tante Mericke Pollarts, eerste vrouw van Stoffer Bruins. (HGR. 315-f.170, f.176 en f.195.)
Het huis stond in 1630 nog op naam van Reyner van Buell, smid. Kort daarop nam het echtpaar een lening van 150 gulden op het huis bij overbuurman jonker Johan Rave. Het geld werd in maart 1636 door de weduwe Buell afgelost.
(HGR. 315-f.74.)
Het huis ging naderhand over op hun zoon Peter van Buell.













koopsom huis:
900 gulden en een vrouwenrok

37. weduwe Baeckhoven, kleinkremerse, met schoonzoon Michiel van den Broeck en dochter Catharina en hun kind, verder zoon Jan Baeckhoven, schoenmaker, en dochter van de weduwe
voorhuis als winkel, keuken en achterkamer met schouw, boven: 2 kamers, waarvan 2 met schouw, zolderkamer verhuurd aan dhr. Oeyen, doorgaande zolder, verhuurd aan rentmr. Boshuijs, buiten: afgebrande plaats, ernaast de hof
De weduwe Baeckhoven, dat was Jenneke Becx, weduwe van Jacob Baeckhoven. Nog in september 1660 namen zij een lening op van 150 rijksdaalders, bij de weduwe Catharina Peters de Lange. Behalve hun huis op de Steenweg werden als bijpand genoemd de vier looikompen buiten de Kraanpoort. De twee huizen links en rechts stonden op naam van nagelsmid Willems (38) en Peter van Beul (36). In augustus 1662 werd zij als weduwe vermeld.
Het waren Guerdt Backovens en vrouw Agnes die het huis met de hof in 1622 kochten van het echtpaar Meuters voor 900 gulden en een vrouwenrok. Als buren werden toen genoemd Reyner van Beull (nr. 36) en de nagelsmid (nr. 39). In 1615 werd Aret Meuters nog aangeduid als gerichtsbode van Swalmen.
Hij was getrouwd met Neesken Puyll, kleindochter van Willem Puyll en Mette van Nunhem. In 1604 werden hun vier minderjarige kinderen genoemd, te weten Johan, Jacob, Thiske en Truytgen. In september 1615 lieten Gerardt Puyll en Aeret Meuters met zijn vrouw Nees weten, dat zij twee jaar voordien de (groot)ouderlijke goederen verdeeld hadden. (HGR meerdere overdrachten.)
De erfgenamen Baeckhoven gingen in 1686 over tot verkoop van het huis. Dat gebeurde op 30 november op de laatste zittingsdag bij openbare verkoop met de kaars aan Hubert Janssen, boekhouder van de huisarmen. Al een week later verkocht hij het huis door aan Albert van Raey en Catharina Gijsen. De lasten op het huis zouden uit de koopsom afgelost worden. Als naaste buren werden toen genoemd Jan Lijsen (39) en Peter van Beull (nr. 36). (HGR: 318-f.253.)

oneven nummers











....met uigang op de St. Jorisstraat

38. Peter van Porsselen, brouwer, vrouw en twee kleine kinderen, de meid
voorhuis, keuken met schouw en voorkamer met schouw, de gang, kamer met schouw, waarin als huurder woont Jacob Vischers, brouwer, boven: kamer en middelgrote kamer met schouw, kleine kamer, doorgaande zolder, buiten: hofke, brouwhuis en koestal
In januari 1662 verkochten Areth Fredericx en vrouw, en de weduwe van zijn broer Hendrick zlgr., met name Catharina van Solingen, hun huis op de Steenweg voor 1800 gulden aan het echtpaar Peter van Porselen en Catharina Joppen. Het huis werd nader gesitueerd tussen het erf van Everardt Melis (De Pauw) en Henrick Puijll huis. (HGR: 317-f.85.)
In oktober 1665 verkoopt het echtpaar Porsselen de afgebrande huisplaats met de gang naast de st. Joris-kapel tegenover de gasthuis-poel aan Gerit Bollmans en Alitgen Smeets. (HGR: 317-f.167.)
NB. Die gang is nog te herkennen aan het smalle huis om de hoek aan het Munsterplein.
1695: Peter van Porsselen

hier weer oversteken

even nummers









39. Willem Janssen, bakker, met de vrouw, geen kinderen
voorhuis als winkel en tevens een bed, grote keuken met schouw en bedstee, boven: de zolder, buiten: op de plaets een schobbeken met schouw voor de schansen, nog een kleine varkensstal en een hofken
Dit hoekhuis, vanouds bekend als De Beer, werd in mei 1621 verkocht aan Dirick Willems, nagelsmid, en zijn vrouw Beelken Mullers. Naderhand, in april 1664, verkochten de erfgenamen van Beelken het halve huis aan procureur Johan Craen, om vervolgens over te dragen aan Hubert Willems Donckers, als erfgenaam van zijn oom Dirick Willems en eigenaar van de wederhelft.(HGR. 317-f.128.)
Waarschijnlijk is die verkoop niet doorgegaan vanwege het voor-overlijden van de procureur. Op verzoek van Mevis en Jan Janssen en krachtens ordonnantie van het Hoofdgerecht in maart 1665, dat was dus nog voor de stadsbrand, werd de erfgenamen van procureur Johan Craen opgedragen het hoekhuis te verkopen.
In april 1666 zou de lege huisplaats met de muurresten tijdens drie zitdagen openbaar verkocht worden. Er bleken geen kopers te zijn en het huis bleef onverkocht. Vervolgens werd de huisplaats in bijzijn van de heren commissarissen van het Hoofdgerecht voor 650 gulden verkocht aan Hendrick Bouen en Margriet Visschers.
(HGR. 317-f.182.)
In november 1666 was het huis nieuw opgetimmerd. Het echtpaar beleende het hoekhuis, schuin tegenover de Meelwaag en naast Baeckhovens huis (nr. 37), met een jaarlijkse rente van 6 gulden uit een kapitaal van 120. Drie weken eerder hadden zij het huis ook al belast met 175 rijksdaalders bij hun (schoon)broer en -zus Gerardt Sillen en Margriet Bouen. (HGR. 317-f.193v.)
In oktober 1676 verkochten de wederzijdse erfgenamen Bouen-Visschers het oordhuis van de Steenweg aan Jan Lijsen en Neulken Geulen. Verkopers waren dhr. NN Bouen, contrerolleur van Z.M.'s rechten te Erkelenz, Gerardt Sillen, inwoner van Maasbracht, en verder Claes Visschers en Peter Mevissen, elk met de vrouw. (HGR: 318-f.114.)
In september 1685 nam Jan Lijsen, weduwnaar, een lening van 50 rijksdaalders op het huis. Dat gebeurde met instemming van het hoofdgerecht wegens het belang van de minderjarige kinderen. (HGR: 318-f.192v.)
1695: Jan Lijsen

eind Steenweg, hoek Oliestraat


Linksboven de gasthuispoel, rechts om de hoek de Meelwaag, voorheen het Bussenhuis. Linksonder de Oliestraat.
Middenonder het Pelserstraatje. Rechtsonder de Beckerstraat. Tussen beide straten de Christoffelstraat.
Rechtsboven de O.L.Vrouwepoel met heiligen-huiske. Rechts het begin van de Schuitenberg.

 

Aan de Meelwaag
In de akten van overdracht komt de Meelwaag schuin tegenover de hoek met de Oliestraat hier voor het eerst in 1602 voor. Voorheen was dit het Bussenhuis. De nabuurhuizen werden dan gesitueerd aan of achter de Meelwaag.

40. weduwe Solemaeckers, brouwerse, met haar dochter; als huurder inwonend in de achterkamer Jan Carl, brouwer, met vrouw en twee kinderen
voorhuis en klein voorkamerke met schouw, keuken, grote achterkamer met schouw, boven: een ongetimmerde, doorgaande zolder, geschikt om kamers van te maken en zoldering aan te brengen, buiten: een gang naar de brouwerij, een koe- en varkensstal, een plaats (schop) voor 4 paarden
Bedoeld werd Catharina Meijers, weduwe van brouwmeester Jan Solemackers. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen bekend. De dochters Catharina en Elisabeth en zoon Conrardus. Tijdens hun huwelijk hadden zij van Jan Joosten, alias Houben, het huis gekocht, gelegen tegenover de Meelwaag. Dat was in maart 1646. Het huis werd toen nader gesitueerd op de hoek van de Oliestraat. (Dat is dus tegenover nr. 38.) De koopsom bedroeg 625 gulden. Verder was het huis vanouds belast met een cijns van 15 gulden jaarlijks aan het St. Stefanus-altaar in de parochiekerk. (HGR. 316-f.48.)
Volgens een verklaring van de weduwe in maart 1673 was tot mindering van de koopsom een lening afgesloten van 100 rijksdaalders bij Gertruijdt Maen.
(HGR. 318-f.63v.)
1695: Naderhand ging het huis over op hun schoonzoon en dochter: schrijnwerker Jacob Coenradts en Gertruy Soelemackers. De achterkamer was verhuurd als gaffel voor de gewantmakers.

41. Marten Laeymaeckers, gewezen schoenmaker, met de zoon en geestelijke dochter; in de voorkamer logeert als huurder Willem Stox met vrouw en twee kinderen, en in de kelderkamer Andries Mooren, kok van de heer van Hillenraet, met vrouw en zes kinderen
voorhuis en middelgrote voorkamer met schouw, keuken en kamer zonder schouw met bed, grote kelderkamer met schouw, boven: een kamer met schouw, op de plaats: achterhuis met middelgrote kamer, een hoenderhuiske, kleine schop, varkensstal en een hofke
Merten Laeijmaeker woonde tegenover de Meelwaag als buurman van Roubracht. Merten Laymakers was getrouwd met Maria Conincx. Eind november 1644 werd hun zoon Willem geboren. In augustus 1678 waren het alleen nog Merten en zijn meerderjarige zoon, die genoemd werden bij de belening van hun huis omtrent de Meelwaag, tussen de erven van de weduwe Solemaecker (nr. 40) en Anthoin van Bracht (nr. 42). Zij namen toen bij het echtpaar Vlodrop-Cox een lening op van 400 rijksdaalders. (HGR 318: f.155v.)
1695: Willem Laymakers: voorhuis, 2 kamertjes, 1 met schouw; inwonend: Hubert Thollus; kelderkamer bewoond door de beeldsnijder Joseph van der Hull; zolderkamer bewoond door jkr. Clant

--- De Meelwaag met lege plaats, geschikt voor 25 paarden

42. Anthoin Roubracht, winkelier, met vrouw en meid
voorhuis als winkel, keuken met schouw, een kleine kamer met schouw (niet geschikt om er een bedstee te plaatsen), boven: open ruimte met bedstee, kleine kamer met schouw en grote kamer met bedstee, een doorgaande zolder, buiten: een smal hofke
In november 1665 verkocht Dirck Rast de afgebrande huisplaats met de stenen en het ijzerwerk tegenover de Meelwaag voor 280 gulden aan Anthoin Roubracht en Elisabeth Wouter. Als buren werden toen genoemd Merten Laeijmaeckers (nr. 41.) en Derick van Neer (nr. 43.).
In september 1689 namen burgerkapitein Anthoon Roubrach en Lysabeth Wolffers een lening van 100 rijksdaalders op hun huis tegenover de stads Meelwaag. De lening werd in maart 1730 afgelost.

43. Derick van Neer, kleermaker, weduwnaar
voorhuiske, kleine keuken met schouw en bedstee, boven: 2 kleine kamerkens met bedstee, achter: een klein scheubken (achterstedeke) met schouw, kleine plaats en varkensstal, klein hofke
Het huis werd in 1629 door Lenardt van Nehr en Lisbeth Bongarts voor 310 gulden aangekocht. Toen werd het huis gesitueerd tegenover de Meelwaag, voorheen het Bussenhuis. Verkopers waren Johan Ras en vrouw Grietgen voor de halve eigendom en Johan uyt gen Raetgen en vrouw voor de andere helft.
Naderhand werd het huis vererfd op hun zoon Nelis van Neer. Hij had van zijn ouders ook het huis op de Schuitenberg geërfd.

--- twee lege huisplaatsen als moestuin van Henrick Laer, samen 25 voet breed, waarvan een verhuurd aan Seger Winckelmeulen

44. Christiaen van Lerop met vrouw en kind; in bovenkamer als huurder Henrick Charles, glasmaker, met een kind
klein voorhuis als winkel voor Henr. Charles, kleine keuken en achterkamerke met bedstee, boven: klein kamerke met 2 bedden
In 1653 verkochten de voogden van Lenart Schemans het huis met tuintje achter de Meelwaag (gezien vanaf het stadhuis) aan Jan van Ritberg en Maryken Jorissen (alias Dremmen). Nadere gegevens stonden in de koopakte, die ons niet vertoond werd, zodat verdere details ontbreken. De naaste buren waren toen Hans Wolf en Winand van Cuyckhoven. (HGR: 316-f.181.)

45. Jacob van Broeckhuijsen, timmerman, met vrouw en vijf kinderen
voorhuis als winkel, keuken, achterkamerke zonder schouw, boven: onbetimmerd kamerke met 2 bedsteden, 2 kleine kamers, deels zolder, buiten: een klein plaatske met schop, klein hofke
Begin oktober 1665, kort na de stadsbrand, verkochten de armenmeesters Smeets en Spee een huisplaats aan De Meelwaag, met de resterende stenen en ijzerwerk daarop, voor 250 gulden aan het echtpaar Jacob van Broeckhuijsen en Barbara Wecx een lening op. Enkele maanden later beleenden de echtelieden de plaats met een kapitaal van 132 rijksdaalders, bovenop een schuld van 85 gulden. Als naaste buren aan weerszijden werden genoemd Hubert Tollis (nr. 46.) en Jan van Ritberch. (HGR: 317-f.166 en f.173.
Naderhand (1695) woonde hier de eerw. hr. Broeckhuysen

46. Hubert Tollis, bakker, met vrouw en vijf kinderen en de meid
voorhuiske als winkel, keuken met schouw en bedstee, boven: open plaats als kamer, kleine kamer met bedstee, achter: bakhuiske en klein hofke
Hubert Tollis komen we hier in de akten eerst na de stadsbrand tegen, en dan ook alleen zijdelings als buurman. De geschiedenis gaat terug tot juli 1608. Toen verkocht Johan in den Vogel zijn huis De Quack aan Lenart Tollis van Heinsberg en vrouw Marie Kaelen. Zij beleenden het huis aan de Meelwaag in 1621 met 100 daalders. Kort daarop werd Tollis, ook als Tolhuis vermeld, er op aangesproken nog zeker 6o gulden schuldig te zijn aan zekere inwoner te Neer, wegens de levering van anderhalve aem olie. (HGR: 314-f.4.-f.58.)
In mei 1639 werd verwezen naar een oudere lening van 300 gulden uit 1617 op het huis. In alle gevallen werden Jan en Steven Wolters als naaste buren genoemd. Het huis was gelegen aan het Bussenhuis (later de Meelwaag) tegenover de kloostermuur.

47. Glaude Gerardus, snijder, met vrouw en drie kleine kinderen; inwonend Joes de knecht in De Pauw, met zijn vrouw Willemke
klein voorhuis en keuxke, kleine kamer zonder schouw, boven: open plaats met bed, klein kamerke en middelgrote kamer, beide met schouw en bedstee, zoldering, doorgaande zolder, verhuurd aan naburen
Waarschijnlijk identiek aan Glaudi Sigera, in huwelijk met Sophia Reckum. In april 1664 beleenden zij hun twee huizen met 200 gulden. Dit huis werd gesitueerd achterlangs tegen de muur van het Munster-klooster en het andere huis op de Schuitenberg.
Twee jaar later werden de twee huizen opnieuw belast met 200 gulden. Bij die gelegenheid deed hun (schoon)vader Frans Reckum afstand van zijn tochtrecht op het huis, het gerbuiksrecht als weduwnaar. Het huis aan de Meelwaag werd nader gesitueerd naast het huis van dr. de Winde (nr. 48) en aan de andere kant tegen stads-erf.
1695: Claudi Gerardus

48. de ontvanger Van Limborgh logeert in het huis van doctor Van der Winde (1676: met vrouw, twee kinderen, knecht en meid)
voorhuiske en voorkamer met schouw, keuken, achterkamer, boven: 3 kamers, waarvan 2 met schouw, grote doorgaande zolder, buiten: achterhuis met zoldering, stal voor 2 paarden met gangske op de straat

48b. doctor en burgemr. Van der Winde, met vrouw, twee meiden
voorhuis, grote keuken en grote kamer met schouw, achterkamer met schouw en een kleine achterkamer zonder, boven: grote kamer en 2 middelgrote kamers met schouw, 2 kleine kamers, een doorgaande zolder
Krachtens een testament uit december 1657, opgesteld door schoolmeester Niclaes Scholten, zoon van Frederick Scholten, molenaar te Merum, werd midden november van het jaar daarop zijn huis achter de Meelwaag verkocht. Nieuwe eigenaar was dr. Johan van den Winde, schepen en peiburgemr., en vrouw Jenne Morel, voor een bedrag van 400 pattacons. Als naaste buren werden genoemd de erven Puijtlinck en de kopers zelf.
Naderhand, in september 1662, werd het huis van schepen Winde, doctor in de medicijnen, gesitueerd tegen(over) de muur van het Munster-klooster, naast Frans van Rekum en de stalling van burgemr. Puijtlinck zlgr.

--- 2 onbetimmerde huisplaatsen

--- 39 passen breed, met 2 grote hoven, een grote lege plaats, 28 voet breed, voorheen met stalling, alles eigendom van de erfgenamen van Gerard Puijtlinck zlgr.

--- onbetimmerde huisplaats en hof daarachter van de weduwe en erfgenamen van jkr Voort, en voorheen met stal; nu staat de stal er tegenover aan de poel.
In beide gevallen ging het hier om stallingen pal tegen de muur van het Munsterklooster, zoals blijkt uit een akte opgemaakt in september 1662. (HGR. 317-f.98)

 

St. Christoffelstraat omtrent de poel aan O.L.Vrouwe-huiske
De vermelding van de Christoffelstraat komt in de akten van die tijd slechts twee keer voor: in februari 1666
(zie nr. 49) en vervolgens in 1672 (nr. 51).

49. Corst Mans, muurder, met vrouw en grote dochter; inwonend twee geestelijke dochters op kamer
klein keuxken en kleine kamer zonder schouw, boven: 2 kleine kamerkes met schouw, middelgrote kamer met schouw (verhuurd), nog een klein kamerke, doorgaande zolder, achter: kleine varkensstal en hofken
Corst Mans en Anna Willems kochten in 1658 een huis met moestuin op de Schuitenberg, tussen het groot huis van de verkoopster Jenne Tolhuis en het huis van Idgen Schoncken van Merum aan de andere kant. (HGR: 317-f.28.) Dat zal niet dit huis geweest zijn, maar moet dus een eindje verderop hebben gestaan.
In februari 1666 verkocht Beatrix Smeets, de weduwe Cloussen, mede namens haar dochter Marie, een lege huisplaats op de Christoffelstraat voor 135 gulden aan Corst Mans en Anna Willems. Het huis werd verder gesitueerd tussen de erven van juffr. Voort en Trijne Sloucx. (HGR: 317-f.176.)

50. Hans Wolff, kanonnier, met vrouw
klein keuxken met kast en bedstee, boven: een kleine zolder, achter: klein hofken
Een schuld van 125 gulden op het huis werd in juli 1649 afgelost door Hans Wolff en zijn vrouw Peterke Waltmeesters. Het geld werd overgemaakt aan Peter Adams, inwoner van 's Hertogenbosch, door tussenkomst van kooldrager Salentijn van Birgelen. (HGR: 316-f.87.)
De geldschieter woonde in 1640 met zijn vrouw Trynken Janssen nog in Roermond, toen Willem Stocx het geld ontving. Als naaste buur werd toen genoemd Lenart Tollis van Heinsberg. (HGR: 315-f.182.)
Hans Wolff en Peterke Wullems beleenden hun huis omtrent de poel aan O.L.Vrouwe-oord in augustus 1676 met een jaarlijkse rente van 6 gulden 10 stuivers bij de jonge dochter Catharina Camp, wegens een kapitaal van 130 gulden. De huizen aan weerskanten stonden toen op naam van Marten Sloucx
(49) en Peter Cremers (51). (HGR: 318-f.114v.)
1695: Francis van Beringen en Joanna van Ooll. Hij was een zoon van Jan Jacob van Beringen en Anna Michiels, alias Ramaeckers.

51. Peter Cremers, ruiter onder kapitein Roeijen, met de vrouw en twee kleine kinderen
klein keuxken met schouw, bedstee en kast, boven: kleine doorgaande zolder
In 1672 werd de ligging van het huis omschreven als: "In de St. Christoffelstraat omtrent de poel van O.L.Vrouwe-huiske achter de Meelwaag." De dan genoemde naaste buren komen we in deze lijst niet tegen. (HGR: 318-f.47.)
1695: Peter Cremers, bootsgezel (1676: meestal was hij in dienst en dus niet thuis)

52. Andries Murrijs, brouwknecht, met vrouw en twee kinderen
klein keuxken met 2 bedsteden en schouw, en zolder, buiten: half hofken naast volgende huis.
Andries Morry was getrouwd met Aldegondis Ramaeckers. Waarschijnlijk woonde hij hier gehuurd in het huis van de erfgenamen Geelen. In april 1672 verkocht Neulke Lyndemans (alias Cleuvers) haar huis in de Christofferstraat aan de geestelijke dochter Heijlken Geelen voor 350 gulden. Daarvan zouden 200 gulden prompt bij overdracht betaald worden. Het resterende bedrag werd vereffend met de schuld van 150 gulden, die de geestelijke dochter nog van verkoopster tegoed had. Neulke mocht nog tot St. Remeijs (1 okt.) in het huis blijven wonen. Aan de ene kant stond het huis van Peter Cremers (51) en aan de andere kant de (lege) huisplaats van Neulke, "omtrent de poel aan O.L. Vrouwe-huiske achter de Meelwaag". (HGR. 318-f.47.)
In juli 1679, dus na het opmaken van deze lijst, verkochten Peter Geelen en zijn vrouw Elisabet van Heugden, mede namens zijn broer Geel en zussen Mercken en Idtgen Geelen, hun huis op de St. Christofferstraat voor 100 rijksdaalders aan Jan Storms en Marie van Lier. Als naaste buren werden vermeld Peter Cremers (51) en Neulke Kleuvers. (HGR. 319-f.192v.)

52b. Trijn Witlinghs met kind, gehuurd
klein keuxken met schouw en bedstee, buiten: dehelft van voormelde hof
Dan zou dit de huisplaats van Neulke Kleuvers zijn, genoemd in de akte van april 1672. (Zie nr. 52.) In augustus 1679 verkoopt zij de huisplaats met het daarop staande huiske aan Anna Gertruy Francken, de weduwe Haemers, ondertussen hertrouwd met Jan Leys, namens de kinderen uit vorig huwelijk. Het huis was gelegen tegen(over) de poel aan O.L. Vrouwe-oord, naaest de huisplaats van den heer van Hillenraet. (HGR. 318-171.)

--- lege plaats met stal
Hier, op de hoek van de Beckerstraat had Willem van Herle voor en na twee huizen verworven. Hij was weduwnaar van Jenne Bordels toen hij in juli 1639 voor 525 gulden een half huis en met schuur en tuin kocht in de Beckerstraat naast zijn eigen huis op de hoek. In mei 1655 kwam daar een lege plaats bij. (HGR: 315-f.162 en 316-f.239 en f.253.)
Naderhand waren het zijn drie zoons, de lct. Arnold van Herle, de lct. Johan van Herle en hun broer Thomas, die in december 1663 de twee huizen op de hoek aan O.L.Vrouwen-oord voor 1225 rijksdaalders verkochten aan Christoffel Schenck, heer tot Swalmen en Asselt. Naderhand, zo blijkt, krachtens een vermelding uit 1678, was er enkel nog sprake van een lege huisplaats, op naam van voornoemde heer van Hillenraedt, tegen(over) de poel aan O.L.Vrouwe-oord. (HGR: 317-f.120 en 318-f.171.)


Schuitenberg. Linksboven: Achter kloosterwand en rechtsboven Achter Mariagarde.
22 is het gasthuis; schuin daarboven de gats naar de ramen.
 

Schuitenberg oneven nummers vanaf de hoek achter kloosterwand
Hier lagen meerdere armenhuisjes, op naam van welvarende burgers ten gunste van behoeftige mede-inwoners. Verder blijkt, dat een groot deel van de overige huizen verhuurd werden. Zodoende is daarover nauwelijks enige achtergrond-informatie te achterhalen.

53. Hendrik Janssen, bakker, met vrouw en vier kinderen
klein voorhuis als winkel, en kleine kamer, keuken, boven: en kamertje en kleine zolder waarop ligt meel en camysbrood (commiesbrood)
In juni 1666 verkopen de broers Jan en Caspar, zoons van Peter Caelbaerts zlgr., een lege huisplaats achter Kloosterwand op de hoek tegenover het O.L.Vrouwehuiske, aan Hendrick Janssen en Catharina Jonckbloet. Het huis behield het recht van waterloop via het erf van buurman Stass Janssen. Het betrof hier het overtollig regenwater via een goot.
Spoedig daarop namen de aankopers een lening van 200 gulden op het huis bij Tilman Geurts van Bree. Dik tien jaar later was de lening met rente afgelost.
Hendrick Janssen was na het overlijden van zijn vrouw hertrouwd met Jenneke Crompvoets. Het aandeel van Catharina Jonckbloets was overgegaan op haar naaste familie. Dat waren Lodewijck Vossen en Lysbeth Jonckbloets. Zij verkochten de halve eigendom aan Hendrick en zijn tweede vrouw voor 28 rijksdaalders en een paar nieuwe schoenen. (HGR: 318-f.143v.)
Als naaste buren werden toen genoemd Jan Stas en t.a.z. Jan van Kerckraey.
1695: Hendrick Janssen

54. Reinier Janssen, ruiter onder Loeckaert, vrouw met vier kinderen
een kleine keuken, kamer met schouw, de zolder -waarvan de ingang van buiten- is verhuurd aan bakker Hendrick Janssen, en ligt vol hout.
54b. weduwe du Mabihé, barbierster, gehuurd bij Reiner Janssen
In juli 1649 verkochten Jurgen Franssen en vrouw en Jan Caelbaerts namens zijn kleinzoon, elk voor de helft, een huis gelegen aan O.L. Vrouwe-oord aan Fredericx van Melick en Grietgen van Harten. Vervolgens verkopen Frederick Fredericx het huis met moestuintje op de Schuitenberg aan O.L.Vrouwe-oord in april 1656 aan Eustach Janssen en Elisabeth Servaes. In beide gevallen werden als buren genoemd Peter Caelbaerts en Marie Norens. (HGR. 316-f.82 en f.260.)
Het was hun zoon, Jan Stas genoemd, die het huis in december 1667 beleende met bij Jan Douffhuis, uitgezonderd het tochtrecht van Idgen Beckers van Melick. Volgens Stassen was het huis zo'n twaalf jaar voordien gekocht. (HGR. 317-f.212.)

1695: erfg. Stas Janssen; het huis was ondertussen in drie percelen opgedeeld, 2 bewoond door twee craemplechtersen (kraampleegsters/marketentsters?), en het derde door Mathis Melchter

55. Goossen Linnarts, kooldrager, met de vrouw en vier kleine kinderen
voorhuisken, kleine keuken en achterkamerken, boven: kamer met schouw, kamer zonder schouw, doorgaande zolder, buiten: de hof met een kleine plaats
1695: de weduwe Hendrick Goossens met vijf kinderen, inwonend de schoorsteenveger

56. Reijner Bruijns, kooldrager, met vrouw en twee kinderen
keuken met bedstee, boven: een doorlopende zolder, buiten varkensstalke en hofke
1695: Reijner Brouns

57. Derick van Neer, wever, met vrouw en oude bestevader, twee kleine kinderen
voorhuisken en kleine keuken met schouw en 2 bedsteden, achterkamerk met 3 weefgetouwen, boven een kleine zolder, buiten: klein hofke
De geschiedenis van het huis gaat verder terug in de tijd toen dit huis en dat van de buurman nog een geheel waren. Na de opsplitsing tussen Thijs van Neer en Paul Leijendecker eind 16e eeuw, werd een overeenkomst gesloten tussen beiden en naderhand, zo'n dertig jaren later, nog eens bekrachtigd. Het huis van Thijs liep achterlangs verder door en had een raam aan buurmans kant.
Bepaald werd, dat Leijendecker en opvolgers niet achter zijn voorhuis of keuken timmeren en aan zijn buurman het licht ontnemen. De oorspronkelijke overeenkomst was in 1596 bekrachtigd door richter Van den Bergh, Thijs van Neer de oude en Huyb Sluysman, toenmalige eigenaars, en Heyn van Herten als getuige. De laatste drie tekenden met hun handmerk. (HGR: 314-f.190 en 317-f.231.)
1695: de wever Derick van Neer

58. Jan Daemen, leiendekker, met vrouw en drie kleine kinderen
klein keuxken met schouw en bedstee, boven; een klein kamerke met schouw, kleine zolder met gereedschap
In januari 1667 kochten Jan Daemen en Petronella van Impen dit huis aan de Schuitenberg, voor 500 gulden van Lodewijck Vossen. Het huis met de halve winde* was gelegen naast het huis van Jan Beckers en het groot huis van Vossen (nr. 59). De winde was een smalle doorgang tussen twee huizen om achterlangs te komen. In tegenstelling tot een gats alleen te gebruiken door de eigenaars. Hier dus door Vossen en Daemen.
In mei 1669 was het echtpaar Daemen in geldnood geraakt, nadat een zaak tegen Thomas Nabels ongunstig voor hem was afgelopen. Hij zou liefst 100 rijksdaalders moeten ophoesten. Om de zaak alsnog in de hand te houden, stelde hij voornoemd huis tot onderpand.
Het huis achter Kloosterwand had hij al kort voordien, krachtens uitspraak van het Hoofdgerecht, moeten verkopen. (HGR: 314-f.190 e
n 317-f.231.)

1695: de erfgenamen Jan Daemen, verhuurd

59. Lodewijck Vossen, muurder en winkelier, met vrouw en meid, getrouwd met de tuinman van Hillenraedt
klein winkelke, keuken, kleine kamer zonder schouw, boven: kleine kamer met bed, open zolder, buiten: varkensstalleke en hofke
In juli 1654 verkochten Stoffer van Neer en Gertruijt Loijen een huisplaats op de Schuitenberg, voor 100 daalders aan Lodewijck Vossen, metselaar, en Liesbeth Jonckbloedt. Ter verering werd bovenop de koopsom nog een dubbele dukaat neergeteld. Volgens de afspraak, zou Vossen er binnen een jaar een behoorlijk huis bouwen. Dat was dus nog voor de stadsbrand.
Inderdaad. In januari daaropvolgend nam het echtpaar Vossen een lening van 150 gulden op, met als onderpand hun huis en hof tussen het erf van Dirck van Helden enerzijds en Enken Janssen of Janissen ter andere zijde. Dit laatste was een moestuin. In maart 1663 kocht Vossen deze moestuin voor 125 gulden. (HGR 316-f.212 en f. 229. HGR: 317-f.109.)
In april 1671 tekende Vossen beschud aan op de afgebrande huisplaats van buurman Lins van Helden, kort na de verkoop aan het echtpaar Maessen. Na verwanten waren naaste buren gerechtigd de verkoop van onroerend goed naar zich toe te trekken, mits zij zich hielden aan de overeenkomsten in de koopakte en alle overige onkosten zouden vergoeden. De eerste koper mocht aan het beschud geen (financieel) nadeel overhouden. Maessen kon niet anders dan instemmen, omdat hij geen geldende redenen had bezwaar aan te tekenen. Dit naasten, of beschudden, kwam in die tijd veelvuldig voor. (HGR: 318-f.20v.)
Tevens geeft de akte nogmaals aan, dat we hier op de Schuitenberg zijn. De lege huisplaats van Lins grensde aan de andere kant aan het gatske naar de ramen.
Lins van Helden was ondertussen verhuisd naar de Steenweg (zie nr. 12).

60. Hyacint Meschau, korporaal, met vrouw en lein kind
voorhuisken, keuken met 2 bedsteden, klein zijkamerke, boven kleine kamer met poeder en kanonniersspullen, open zolder
Woonde tot kort voordien nog in het 2e kwartier. Hyacint Mischou was getrouwd met Catharina van Borre. Waarschijnlijk woonden zij hier gehuurd. In de overdrachten komt Mischouw niet als huiseigenaar voor.

61. Christiaen van Borren, voerman, en vrouw en twee kleine kinderen
keuken, daarboven de zolder, grote paardenstal, blijft voor de heren van de stad, om materiaal op te slaan, klein hofken
Corst van Borre of Born (niet verwant aan vorig echtpaar), was getrouwd met Joanna Driessen. Hij was een zoon van Matthijs van Borre en Catharina Schrijvers uit de Bakkerstraat.

--- 3 armenhuiskes van Scheijven, elk bestaande uit kleine keuken met zolderke
in het eerste: Willemke Lutters en Maria Noetgens; keuxke en zolderke met bedstee en huisraad
het volgende bewoond door: Marie Coolen met drie kleine weeskinderen; keuxke en zolderke
het derde bewoond door: Servaes Camby met vrouw en drie kinderen; keuken en zolder met 2 bedsteden, doorgaande zolder

62. Jan Beckers, wever, met vrouw en zoon
klein voorhuiske, keuken met schouw, bedstee en weefgetouw, boven: open plaats voor 2 bedden, kamer met schouw en bedstee, doorgaande zolder, buiten: klein hofke (NB de bovenverdieping was verhuurd)

--- lege huisplaats en hof van Jan de Hees in De Drie Koningen

63. Joost Tant, wever, met vrouw en vier kleine kinderen
klein keuxke en kleine kamer met 2 weefgetouwen, kleine zolder en een kleine openslaapkamer

64. (in de hoek) gereformeerde luitenant van de gouverneur, met vrouw en twee kinderen
voorhuiske, 2 kleine keukens met schouw, boven: de zolder

--- 3 lege huisplaatsen, nu als hof in gebruik, waarvan 2 van de kuiper in de Neerstraat, genoemd Jesusmanneke

65. Joost Colen, bakker en kremerke, met vrouw en klein kind
voorhuis als winkel, keuken met schouw en bedstee, boven: klein zolderke, achterkamer met bedstee en bakhuis, varkenssstal en klein hofke (alles eigendom van Jan Bruinsmans en Jn van Bracht)

66. Jan van Bracht, leiendekker, met vrouw en klein kind
klein keuxken en achterkamerke, zonder schouw, boven: een kleine, open zolder
In november 1686 verkoopt Petronella van Geijlekirchen haar huis met moeshof op de Schuitenberg voor 200 gulden aan het echtpaar Berens-Deckers. Verkoopster was weduwe van Jan van Bracht. Het huis werd gesitueerd tussen het erf van dhr. van Lobos en t.a.z. Francis Soustera.
1695: weduwe van Jan van Bracht

--- 2 kleine armenhuiskes, eigenaar: Berckelaer, elk met klein keucken en zolderke

--- nieuwe grote stalling of logies voor de zieken, gelegen bij het gasthuis

67. Hubert Willems, brouwer, met vrouw en twee kleine kinderen en meid
klein voorhuisken, keuken en 2 kamers, waarvan een met schouw, boven: 2 zolders en ernaast een opgaande kamer met schouw, buiten een stal voor 2 paarden en nog een stal voor 8 paarden, koeienstal en varkensstal
Hubert Willems en Anna Janssen beleenden hun huis op de Schuitenberg in juli 1675 met een rente van 18 gulden, 12 stuivers uit een kapitaal van 310 gulden, aan de gelders, het echtpaar Coolen-Baes. Als naaste buren werden genoemd Simon van Wassenberg (66) en aan de andere kant de armenhuisjes van Jan Rijcken. Het huis was tevens belast met een cijns van 12½ schelling aan de st. Jacobskapel. (HGR: 318-f.93v.)
Naderhand, omstreeks 1690, verhuisde het gezin naar het Melicker Gebroek. Daar dreven Hubert en zijn vrouw een brouwerij met herberg.
1695: Jan Middelaer, schoolmeester, in huis van Hubert Willems

68. Simon van Wassenberg, daghuurder, met de vrouw
voorhuis caducq, klein keuxken en boven een zolder, bouwvallig achterkamerke

69. de weduwe van Lins Janssen, met twee dochter, beiden getrouwd met een ruiter, afwezig wegens gevangenschap
voorhuisken, keuxken, kleine achterkamer zonder schouw, boven: een kleine zolder, lein hofke

70. Peter van Aessenraey, muurdersknecht, met vrouw en klein kind
voorhuisken, zijkamerke met bedstee, keuken, achterkamer met 2 bedsteden, boven: een doorgaande zolder, achter: koeienstal en kleine hof

--- 2 armenhuiskens van de weduwe Smits

71. het huis van de stad tegenover het Gasthuis, waarin logeert kapitein Palant, met vrouw en twee kinderen
voorhuis, keuxken, achterkamer met schouw, boven: de kamers ongezolderd, achter: een hofke

--- armenhuis van kartuizers: Louwis Groenen







 


 

hangzolder





installatie gasthuismeester

vanaf hoek Beckerstraat, (onder voorbehoud) even nummers

72. de weduwe van timmerman Hendrick Lindemans met vier kinderen
voorhuiske, kleine kamer, keuken, opkamer, boven open zolder, achter: een hofke
Hendrick Lindemans en Elsken Custers hadden het huis nog maar sinds kort in eigendom. Eind 1674 verkocht de raadsverwant Gerard Spee, in zijn functie als boekhouder van de huisarmen, het huis met de moestuin voor 560 gulden aan genoemd echtpaar. Aan de ene kant stonden de armenhuisjes van de kartuizers en aan de andere kant stond het huis van Hans de Muller. (HGR. 318-f.84.)

73. patroon van het gasthuis met vrouw, twee zonen en drie dochters
poortweg, groot gemak met stoofke, oude keuken, grote kamer van jkr. Pollart van Exaten met schouw, nog een kamer met ledikant, boven: 3 grote kamers met schouw, middelgrote kamer boven de poort, 2 afhangende zolderkens, 3 grote zolders, buiten: een achterhuiske zonder schouw, comptoir, groot brouwhuis, koestal, varkensstal, grote schuur met stalleke, grote hof
De patroon van het gasthuis was in die tijd Bernardt Huijster. Meerdere keren werd zijn naam genoemd betreffende zijn huis op de Steenweg, maar heeft hij daar niet gewoond. In elk geval niet gedurende zijn laatste levensjaren als gasthuismeester. In april 1681 werd hij als zodanig opgevolgd door Stephanus Berckeler, door de magistraat en met isnstemming van het kapittel.
Twee schepenen en de secretaris togen naar het oud-manhuis op de Schuitenberg waar de sleutels van het gasthuis aan de nieuwe gasthuismeester werden overhandigd. Deze verrichtte daarop de gebruikelijke handelingen, het stoken van het vuur, het opschorten van de haal, het dicht- en opendoen van de deuren, gaande in de gemakken, de stallingen, het brouwhuis en de schuur, om vervolgens in de moeshof symbolisch te graven en omspitten. De bewoners werd duidelijk gemaakt om de nieuwe gasthuismeester te erkennen en te respecteren. De installatie werd afgesloten met eten en drinken. (HGR. 318-f.203.)
1695: gasthuismeester Berckeler, het manhuis

74. Peter van Horrich, wever, vrouw, twee kleine kinderen; inwonend Jan van Heel met vrouw en klein kind
voorhuisken met een buitenkamerken, keuxken met schouw en bedstee, boven: middelgrote kamer met schouw en zolderke, verhuurd, nog een open zolder, achter: middelgrote kamer met weefgetouw, hof en varkensstal

75. twee huizen van het gasthuis (beide als volgt)
voorhuiske, keuken, middelgrote achterkamer met schouw, boven: 2 middelgrote kamers, waarvan een met schouw, doorgaande zolder, buiten: klein hofke

--- klein afbehang als soldatenhuiske

76. Jan Crouscop met de vrouw en twee kleine kinderen
gangske, keucken, kamerken, boven: doorgaande zolder, buiten: stal voor 2 koeien en 1 paard

77. weduwe van Jan van Gelekirchen met klein kind
kleine keuken en klein zijkamerke, klein achterkamerke, boven: open zolder, buiten: klein hofke
Susanna Beckers, de weduwe Geijlekercken, kocht in maart 1672 het huis op de Schuitenberg van Christaen Borggraef, burger te Lennich, voor 250 gulden plus 6 rijksdaalders ter verering. Het huis werd nader gesitueerd tussen het huis van dhr. Lebos (nr. 79) en t.a.z. Thijs Buskens. (HGR: 318-f.43v.)

--- lege huisplaats van de erfgenamen Grouwels

78. achterhuiske, bewoond door Alitgen van Haelen; gehuurd inwonend Marie Raemaeckers
kleine voorkamer met bedstee, keuxke met schouw en bedstee, buiten een hof met grote schuur

79. huis van dhr. Lobos
voorhuis, grote keuken, groot salet met schouw, middelgrote kamer met schouw, klein kamerke met schouw, boven: gelijke indeling naar advenant, buiten: een schobbe, stal voor 8 paarden, nog een voor 4 paarden, een zeer grote lege hofplaats, geschikt om grote stallingen rondom te plaatsen
Dhr. Lobos, dat was Johan Daniel van Geloes, heer tot Lobos, Elmpt enz., in huwelijk met joffer Isabella Margareta Schenck van Nydeggen. Zij hadden het huis op de Schuitenberg in maart 1664 van de stad gekocht. Als buren werden genoemd de wever Frans Janssen en t.a.z. Jenne Tollis. (HGR: 317-f.125.)

--- lege huisplaats van W. Bijlemaekers aan het Zwartbroek

 

80. Alouis Passage met de vrouw en zeven kleine kinderen
voorhuiske met allerhande gereedschap, 2 kleine kamerkes, keuxke, boven: een buitenkamer en doorgaande zolder
1695: weduwe Alois Passage: ingang, zijkamer, achter een grote kamer als keuken, boven: kleine kamer voor de zoon, een weuste zolder
--- hierbij hoort een armenhuiske: keuckentien en achterkamerken

--- grote hof van apotheker Fabritius
--- een stadshuisken

81. Peter Smits huisken
gangske, keuxke met 2 kleine bedsteden, boven kleine zolder, achter: 2 hofkens
Het huis van Peter Smits werd twee jaar na het opmaken van deze lijst, in oktober 1679 gesitueerd op de Schuitenberg, toen de buren, de gebroeders Mullers, hun huis verkochten aan het echtpaar Snoeck. Een kleine tien jaar later was Smits overleden. Het vermelde huis lag op de hoek van de straat. Een akte uit 1662 laat weten, dat het hier betreft de hoek met de Mariagardestraat. (HGR: 318-f.174 en 319-f.279.)
1695: het huis van de erfgenamen Peter Smeets

82. Coen Buskens, daghuurder, inwonend Carel de pleisteraar met vrouw en klein kind
voorhuis, keuken, zijkamer met schouw, boven: kleine zolder, buiten: koestal met 2 koeien, klein hofke
Coen Buskens was in eerste huwelijk getrouwd met Elisabeth van Borre. In november 1675 verkochten zij hun aandeel in het huis aan Louis Provens namens het gasthuis. Als naaste buren werden genoemd het gasthuis en t.a.z. het erf van MariaWee. (HGR. 318-f.98.)
Het huis was afkomstig van hun (schoon)ouders. In april 1650 beleenden Jacob van Borren en vrouw het huis en hun overige goederen met 150 gulden bij de meesters van het smeden-ambacht. Als bijpand gold zijn kindsdeel in de nalatenschap van zijn vader Peter van Borre. (HGR. 316-f.102.)
Mogelijk was Jacob de niet genoemde koper in in december 1649. Toen verkochten Dirck Coppens te Merum voor 3/4 deel en Jan van Ool met zijn consorten te Ool voor 1/4 deel het vervallen huis met moestuin tussen het gasthuis erf en MariaWee voor 325 gulden aan zekere NN. (HGR. 316-f.94.)
NB. Het is mogelijk dat deze overdrachten betrekking hebben op genoemde huizen naast het gasthuis onder nr. 75.
1695: Coen Buskens

83. Matthijs van Baerl, droogscheerder, met de vrouw en klein kind, zijn vader, moeder en twee broers
voorhuiske, keuxken, boven: kleine zolder, buiten: klein achterplaatske

--- 6 grote hoven achter Mariagade

--- armenhuiske van Chanoine
keuken, kleine, openslaande, doorluchtige zolder, buiten: achtergemakske en hofke

84. Andries Guldemijn, wever, en vrouw
keuken met bedstee, achterkamerke met weefgetouw, zijkamer, boven: zolder met weefgetouw
Het huisje was afkomstig van buurman Dries van Leuth en consorten. Zij verkochten het huis, gelegen Achter Mariagarde, in mei 1672 aan buurman Andries Guldemin en Maria van Rour voor de lieve som van 14 rijksdaalders. Gezien de beschrijving was het inderdaad een klein huis, zoals ook in de akte zelf vermeld werd. (HGR: 318-f.48v.) 1695: Andries Guldemijn

85. Dries van Leuth, wever, alleen, als huurder Peter Conzales, kooldrager, met vrouw en twee kleine kinderen
voorhuis, keuken, achterkamer met 2 bedsteden, boven: doorgaande zolder, een achterzolder (verhuurd aan de halfman op Schundelen), buiten: een hofken en koestal naast het huis
Het huis stond voorheen op naam van de erfgenamen Van Leuth. Dat waren Dries, getrouwd met Engel van Hinsbergh, en zijn meerderjarige voordochter Ummel. (HGR: 318-f.48v.)

86. Thijs Cunnen, ruiter onder duMagny, met vrouw en drie kleine kinderen
keuxken met bedstee, een zijkamerke zonder schouw, boven: doorgaande zolder, achter: klein plaatske met varkesstal
Bij openbare verkoop dd. 6 november 1681 ging het huis van de weduwe Kunnen over op Peter Cuijpers, als laatste hoger, en zijn vrouw Wilhelmina van Beull. Het huis was belast met een jaarcijns van 1 goudguden en 1 kapoen aan het gasthuis, te betalen met 56 stuivers. Als naaste buren werden genoemd Jan Consales (nr. 87) en t.a.z. het huis van Dries van Leut (nr. 85). (HGR: 318-f.228v.)

 

87. Jan Gonzales, kooldrager, met vrouw en vier kinderen
voorhuis en kleine keuken, boven; klein zolderken als kruipruimte, buiten: een klein hofke
Jan Gonzales werd in 1663 genoemd als buurman van het voorgaande huis, dat toen verkocht werd aan Beelke van Beeck en afkomstig van Dries van Leuth. (HGR: 317-f.117.)
Aanvankelijk kochten Jan Peters Gonzales en Jenneke Caelbaerts in oktober 1650 een huisje met tuin op de Schuitenberg tegenover de Kraepoel. Dat ging echter niet door, wegens het beschud door buurman Lenart Tolhuis. (HGR: 316-f.121 en f.125,)

88. de weduwe van Houb Vliegen met drie kleine kinderen
kleine keuken en klein achterkamerke en klein uitgangske (alles heel klein)
1695: weduwe Houb Vliegen, pauper

89. Peter van der Horst, wever, met drie kleine kinderen
voorhuis met 2 weefgetouwen, keuxken, boven: kleine zolder waar zij slapen, buiten: klein hofke
1695: de weduwe Peter van der Horst

90. Marieke Oeyen met grote dochter
voorhuis en grote keuken, boven: de zolder; bouwvallig

--- direct hiertegen een grote boomgaard van de religieuzen van Mariagarde

Spelling van de namen volgens de originele lijst: Aleffs (27), Ameren (6), Baeckhoven (37), Baenen (18), Beckers (62), Berckelaer (66a), Bijlemaekers (79b), Bornais (10), Brouwer (14), Bruijns (56), Buggenum (3), Buskens (82), Camby (61c), Carl (40), Chanoine (83b), Charles (44), Colen (65), Conzales (85), Coolen (61b), Cocks (20), Cox (22), Creijarts (5), Cremers (51), Crouscop (76), Cunnen (86), Daemen (58), de Bruijn (2), de Hees (62b), Dencken (30), du Mabihé (54), Dumaguy (35), Fabritius (80b), Feghmer (31), Geelen (53), Gelissen (35), Gerardus (47), Gerarts (33), Gonzales (87), Groenen (71b), Grouwels (77b), Guldemijn (84), Hansen (12), Hanssen (34), Hendricx (11), Ingels (28), Janssen (39, 53,54, 69), Kessenich (34), Laeymaeckers (41), Lindemans (72), Palant (71), Linnarts (55), Lobos (79), Lom (23), Lutters (61a), Lyndemans (24), Mans (49), Martens (27), Maurits (7), Meijers (8), Meschau (60), Mooren (41), Muijrers (11), Murrijs (52), Noetkens (61a), Oeyen (90), Passage (80), Porsselen (38), Puijtlinck (15), Raemaeckers (78), Roeijen (51), Roubracht (19, 42), Rouff (26), Schepers (4), Simons (8, 13), Smits (70b, 81), Solemaeckers (40), Soutelande (17), Spee (29), Spooren (9), Storms (32), Stox (41), Tant (63), Telen (1), Tollis (46), van Aesenraey (70), van Baerl (83), van Beul (36), van Borren (61), van Bracht (66), van Broeckhuijsen (45), van den Bergh (5), van den Broeck (37), van der Horst (89), van der Smitsen (21, 23), van der Winde (48b), van Erckelenz (62), van Gelekirchen (77), van Haelen (78), van Heel (74), van Helden (12), van Horrich (74), van Lerop (44), van Leuth (85), van Limborgh (48), van Neer (43, 57, 58), van Wassenberg (68), Vliegen (88), Vossen (7, 59), Wessem (16), Willems (67), Wimmers (7), Witlinghs (52b, 56), Witmaeckers (25), Wolff (50).