.................................................................. Linnerweerd


kapelletje nabij huis Ravenburg in de Linnerweerd





























Laatst bijgewerkt: 12-03-2017 © Jan Ruiten

DE LINNERWEERD
- EEN EERSTE ORIENTATIE -

De aanleiding voor deze pagina was een mei-wandeling door de Linnerweerd met de Mispadenhof als begin- en eindpunt. Over deze boerderij is al een artikel verschenen aan de hand van dhr. L. Theelen in het tijdschrift Echter Landj. De pagina over het boekje van de landmeter uit 1680, elders op deze website, mag gezien worden als een aanvulling daarop. Over de verdere ontwikkeling van het grootgrondbezit te Maasbracht en in het bijzonder het buitengoed Ravenburg in de Linnerweerd gaat deze vervolgpagina. Uiteindelijk resulteerde het onderzoek in de herkomst van de familie Janssens op Ravenburg, de stamvader en naamgever en de snelle opkomst in het Roermond van drie, vier eeuwen terug in de tijd.


Detail Topografische Kaarten 745-746 ca. 1890, GAR: beeldbank D220

Van het schepenbankarchief van Linne zijn slechts enkele stukken bewaard gebleven. De rest is verloren gegaan. Dat belet uitgebreid onderzoek naar het verleden van de gemeente en haar inwoners. Meer dan het bijeen sprokkelen van losse gegevens zal het daarom niet geven. Het veldboekje van de landmeter uit 1680 geeft toch enkele aanknopingspunten om het een en ander te recontrueren.

De twee pachtboerderijen die vielen onder het leengoed Mispaden stonden respectivelijk op naam van scholtis Boshuijsen (Odenhof) en van de erfgenamen van jonker Elshout (Mispelhof). Boshuijsenshof werd begin 1722 verkocht aan de wijnkoopman Johan Coolen (1662-1738), schepen te Roermond, voor 1600 pattacons, plus de verplichting de schuldenlast van nog eens 2000 pattacons af te lossen. Naast huis en hof telde de boerderij 47 bunder* bouw- en grasland. Twee jaar later droeg hij het goed op voor de leenbank van het Huis Walborgh te Stevensweert namens zijn enige overgebleven zoon Gerard. (J. Theelen: De Höäf onder Maasbracht-Beek, in Echter Landj 2005-9, blz. 66.)

*Het aantal morgentalen op naam van scholtis Boshuijsen telde volgens het meetboek uit 1680 niet meer dan 34 bunder. Dat zou erop kunnen wijzen, dat er nog land in de Linnerweerd gelegen moet hebben als onderdeel van het goed Mispadenhof.

|_____
De naam Ravenburg
verwijst naar de familie Raeve, eigenaars van de
boerderij in de 17e eeuw.

















De schrijver van het artikel over het leengoed Mispaden maakt dan een sprong van ruim een eeuw. De boerderij stond in 1840 (nog) op naam van Joseph Janssens (1779-1831) op Ravenburg in de Linnerweerd, in zijn leven getrouwd met Cunegonda van der Schoor. De grootgrondbezitter, zoon van Roermondse burgers, was burgemeester van Maasbracht (1814-1830) en wethouder te Linne. In januari 1831 trad hij als zodanig aan in zijn eigen woonplaats. Na al die jaren mag het niet verwonderlijk zijn, dat Janssens de eerste akte in de burgerlijke stand te Linne begon met de vermelding "burgemeester van Maasbracht". Om dat spoorslags te veranderen in "Linne".

Het grondbezit van burgemeester Janssens te Maasbracht was een veelvoud van de landerijen van zijn voorganger schout Boshuijsen in 1680. Anders was het verlopen met de Mispelhof van de erfgenamen Elshout aan de overkant van de weg. Diens grondbezit in de gemeente besloeg meer dan 80 bunder akker- en weiland, waaronder de baand, genoemd De 7 Boender, aan de Maas.

In 1840 restte daarvan buiten de boerderij zelf niets meer. Jan Slangen (1802-1841), getrouwd met Anna Maria Rulkens, bezat hiervan naast huis en hof slechts enkele akkertjes van zijn eigen. De bezittingen van jonker Elshout waren in de loop der tijd versnipperd. Grote stukken akkerland waren opgedeeld in vele kleinere percelen en verkocht aan plaatselijke boeren, die er hun voordeel mee deden. Andere stukken bouwgrond waren uiteindelijk in het bezit gekomen van burgemeester Janssens en andere grootgrondbezitters.

We noemen de gezwagers Jozef de Maes, rechter te Roermond, en J.B. Barbou, rentenier te Luik. De goederen afkomstig van hun (schoon)ouders waren trouwelijk gedeeld. Daarnaast bezat Barbou nog de voormalige landerijen van de abdis van Susteren, afkomstig van zijn schoonvader, baron dePlevitz.

Bij het samenstellen van deze pagina was het nog niet de bedoeling om vervolgens ook de geschiedenis van de pachtboerderijen en de edele woonhuizen in de Linnerweerd te beschrijven. Het is er toch van gekomen. Zie de link hiernaast.


1840. Groen: J. Janssens; geel: Jan Slangen; paars: J.B. Barbou; oranje: J. deMaes; donkergrijs: grondbezitters uit Roermond.
Rechts: gemeentegrens met de Linnerweerd.















































|_____
De Ploegshof verwijst naar Gereth Ploigh die
de boerderij in 1571
liet (her)bouwen.

Burgemeester Janssens had niet alleen de Mispelhof van schepen Coolen verworven. In het boekje van de landmeter was naderhand diens naam toegevoegd aan de bezittingen van zekere jonker Raef. Mogelijk al begin 17e eeuw, ten tijde van landmeter Wackers, was de grond, volgens de aantekening overgegaan: "modo Coolen". En dan is de link naar de burgemeester snel gelegd.

De grootvader van Jozef Janssens was namelijk in juni 1747 getrouwd met Ida Maria Coolen (1717-1785), dochter van Gerard Coolen en Maria Catharina duPree. Haar vader was naast landmeter o.a. ook peijburgemeester van de stad, schatinner van Oostenrijks Gelder en kerkmeester van de kathedraal.

Jonker Raeve bezat in de 17e eeuw naast de landerijen te Maasbracht ook een pachtboerderij in de Linnerweerd. Al deze goederen zijn na het overlijden van de laatste telg uit de familie Raeve verkocht aan de wijnkoopman en schepen Johan Coolen en vervolgens via zijn zoon Gerard vererfd. Zo ongeveer moet het gegaan zijn. De enige persoon met die naam, die we in de buurt tegenkomen, is Hans Leonard Rave, in 1662 in proces verwikkeld met het kathedraal kapittel. In 1633 liet (zijn vader?) jonker Johan Raeve beslag leggen op een huis te Roermond op de Steenweg. Drie jaar later liet hij weten dat de schulden waren afgelost. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 315.)

Het is bekend, dat Arnoldus Janssens (1750-1805), ex-raadsheer aan het Hof van Gelder, rond 1800 de zomermaanden doorbracht op het buitengoed Ravenburg. Wie het herenhuis naast de pachthof heeft laten bouwen, is niet helemaal duidelijk. Burgemeester Janssens die Ravenburg als zijn woonstee had vrkozen, liet weliswaar grote verbouwingen doorvoeren, maar het statige herenhuis hoorde daar (nog) niet bij. Het sterfhuis van Gerard Coolen aan het begin van de Swamakerstraat, was via diens ongehuwde kinderen overgegaan, op Arnold Janssens en na hem op diens zoon en dochter.

Raadsheer Janssens was in 1775 getrouwd met Maria Theresia van Dunghen (1750-1779). Zijn moeder bewoonde toen het huis op de hoek van de Swamakerstraat en de Hoge Hegstraat (Lindanusstraat). Volgens het stadsbestuur was het huis welzeker 2000 gulden waard. In mei 1784 werd het huis tot onderpand gesteld voor een cautie van 600 gulden. Daarmee stond Arnold Louis Janssens garant aan de keizer van Oostenrijk als hertog van Gelder. Sindsdien mocht hij zich dan ook voogd noemen van Cruchten, Wegberg en Brempt. In het verleden was hij daarin voorafgegaan door o.a. Mattheus van Dulcken en Mathijs Maroyen, beiden eveneens vooraanstaande burgers uit Roermond.

Uit het korte huwelijk Arnold Janssens werden twee kinderen geboren: Joseph, de latere burgemeester van Maasbracht, en diens oudere zus Ida Maria (1777-1834), die in september 1797 in eerste huwelijk trouwde met de Franse legerkapitein Charles deLeissegues. Hun moeder stierf in september 1779, een half jaar na de geboorte van haar tweede kind.

Broer en zus erfden niet alleen van hun ouders. Ook van de naaste families vielen hen vele goederen, kapitalen en rentebrieven toe. Van nicht Katz, enig overgebleven kind van het echtpaar Katz de Katzenthal-Coolen, en van hun oud-oom de kanunnik P.A. van Dunghen (1721-1804). Joseph Janssens verwierf o.a. het kasteel Ravenburg met bijbehorende landerijen, terwijl zijn zus, in tweede huwelijk met generaal Jan Joseph van den Broeck, het oud-jezuïetengoed Hoosden te Sint-Odiliënberg kocht.

Van jonker Elshout was ook de Ploegshof in de Linnerweerd afkomstig. (Anno 1571: Gereth Ploigh, eigenaar.) De erfgenamen is het niet gelukt om de bouwhof in de familie te houden. De schulden liepen op en de boerderij raakte in verval. Naderhand (1733) blijkt daarvan Judocus Meijer, advocaat aan het Hof van Gelder, eigenaar te zijn. Hij had uit eigener beweging een voetpad, dat vanuit de Linnerweerd over zijn wei naar de Brachter Oe liep, afgesloten om de doorgang te beletten. Daarvoor werd hij door de schout voor het Hof van Gelder gedaagd. Een eeuw later, werden de goederen van de laatste telg uit de familie Meijer in mei 1830 door diens erfgenamen verkocht. Bij die gelegenheid verwierf burgemeester Joseph Janssen ook deze boerderij met bijbehorende landerijen. (RHCL te Maastricht: 14.A002C archief Officialaat bisdom Roermond, inv.nr. 197-962; idem: archief Hof van Gelder te Venlo, inv.nr. 413-829.)


In groen het grondbezit van de wed. Janssens- v.d.Schoor ca. 1840 in de Linnerweerd, de Oe te Maasbracht e.o.
 

Corst Janssen van Asenray

De stamboom Janssens te Roermond gaat terug naar de gebroeders Jan en Corst Janssen, zoons van Corst. Jan was al vroeg getrouwd met Helena Verbeeck, terwijl Corst in februari 1775 trouwde met de Roermondse burgerdochter Gertrudis Strijthaegen.

De gebroeders Jan en Corst Janssen zaten goed bij kas, getuige de vele leningen die zij uitschreven aan bewoners onder het kerspel van Maasniel. Daar hadden zij ook meerdere akkers in onverdeeld bezit, afkomstig van hun vader.

In beide gezinnen werden de meeste kinderen geboren onder de patroniem Janssen. (De schrijfwijze Janssens stamt uit latere tijd.) Die kinderen vindt men dan ook terug in de gangbare stambomen die over deze familie zijn opgesteld. Hun afkomst moeten we zoeken in Asenray. Onder die naam werden twee kinderen gedoopt van Jan van Asenray en Helena Verbeeck (resp. in 1679 en 1682) en een dochter van Corst van Asenray en Gertrudis Strijthaegen (in 1680). De twee broers waren immers zoons van Corst van Asenraij, die in februari 1632 trouwde met Cornelia Freuen alias Arets.

Corst Janssen van Asenray beproefde zijn geluk in de stad en in 1637 kocht hij een huis in de Steegstraat. De verkoop ging niet door, omdat raadsheer Arnoldt de Haen als buurman het huis wist te beschudden en de koop over te nemen. In 1644 blijkt Corst er dan toch te wonen. Naderhand komen we hem nog in 1665 tegen als voogd van de kinderen Peters-Aelmans bij de verkoop van de (afgebrande) huisplaats van de kinderen in de Schoenmakersstraat aan de raadsverwant Johan Dencken. In de oorspronkelijke akte uit 1665 was het nog "Corst van Asenray". Twintig jaar later, wanneer hiernaar wordt terug verwezen, was het "Corst Janssen", inmiddels overleden, en namens hem tekenden zijn zoons Jan en Christiaen Janssen. (GAR, archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nrs. 311 e.v.; diverse akten van overdracht.)

Onder beide namen komen we Corst tegen als vertegenwoordiger van het bakkersgilde. In 1639 was Corst van Asenray gezworene van het kremersambt. Vijf jaar later was Corst Janssen gezworene van de bakkers, en daarna nog herhaaldelijk tot 1671 toe. Maar tegen die tijd kan het ook zijn jongste zoon geweest zijn, die zijn vaders plaats ondertussen had overgenomen. In 1665 was dat (de oudste zoon) Jan van Asenraey en in 1672 als Jan Janssen. Deze vermeldingen uit de zogenaamde "donderdagse protocollen" van het stadsbestuur, zijn voorlopig niet meer dan een aanwijzing. Ook de schoonvader van Corst jr., Hendrick Strijthaegen was in 1662 tienman van het kremers- en bakkersambt.

Het land dat Corst van Asenray onder den klockenslagh van Maesniel aan zijn zoons had nagelaten, het zogenaamde "stamgoed", stond generaties later nog steeds op naam van hun erfgenamen.

Wijnhandelaar en schepen Johan Coolen

Arnold Janssen (1687-1749) trouwde in mei 1715 met Christina van Tits (1697-1776). Hij was het zevende kind uit het kinderrijke gezin van Corst Janssen en Gertrudis Strijthaegen. Vanaf 1731 wordt de naam definitief als Janssens geschreven. Zoon Christiaen trouwde in juni 1747 met Ida Maria Coolen (1717-1785), dochter van Gerard Coolen en Maria Catharina duPree. Haar vader was naast peijburgemeester der stad, ook ontvanger van de schatkist van Oostenrijks Gelder, kerkmeester in de kathedraal en tevens landmeter.

De grondslag van de uitgebreide familiebezittingen, waarop de erfgenamen Janssens naderhand konden verder bouwen, werd gelegd door diens vader Johan Coolen (1662-1738), oudste zoon van kuiper Gerard Koolen in de Steegstraat en Maria Claessen. Johan trouwde in eerste huwelijk met Cunera Huygens (+1693). Na het overlijden van zijn vrouw, hertrouwde Coolen omstreeks 1695 met Ida Maria sQuaeden (ca. 1670-1719) uit Hasselt, en vervolgens eind 1719 met Theodora van Vogel. Beide huwelijken bleven kinderloos.

In de zomer van 1697 ontsnapte Roermond ternauwernood aan een derde stadsbrand. Een kar volop met hooi beladen, aangekomen op de Hamstraat ter hoogte van het Munster, vatte vlam en brandde geheel af. Het paard kon nog voor het op de vlucht sloeg, ontspand worden, anders "had connen ghebeuren, dat de stadt in brandt waere gheraeckt". De schout stelde Johan Coolen hiervoor verantwoordelijk. Al eerder zouden omstanders nabij de st. Janspoort verdachte rook uit de kar hebben zien komen.

Zijn nering had hem grote kapitalen opgeleverd. Het geld werd uitgezet in leningen en diverse huizen in de stad. Uit eerste huwelijk had Coolen al een groot huis met poortweg in de Swamakerstraat op de hoek van de Hegstraat. In 1712 verwierf hij met zijn tweede vrouw Ida bij een openbare verkoop een huis op den verckensmerckt deser stadt. Op elke zitdag werden 8 vanen bier gedronken, kosten koper.

In januari 1719, kort voor haar overlijden, vermaakte Ida het huis op de Varkensmarkt per testament aan de kinderen van haar nicht Ida Ludovica van Vletingen, in huwelijk met notaris Andreas Smabers. Omdat de dochter des huizes nog minderjarig was, vroeg het echtpaar Smabers in 1744 toestemming aan het Hof, om het huis, afkomstig van hun moeije, te mogen belenen. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nrs. 321 e.v.)

Waarschijnlijk is Coolen pas op latere leeftijd begonnen als wijnkoopman. Aanvankelijk hield de zoon van de kuiper zich vooral als wijnverlaeter bezig met het zuiveren van de wijn voor mede-burgers en kloosters. Het was een beroep op zich, om de geleverde wijnen van droes te ontdoen. Ook komen we hem tegen als wijnsteker, waarbij hij de juiste inhoud van de aangevoerde vaten moest nagaan, wegens het bepalen van de accijnsen. Mogelijk is hij eerst rond 1710 zelf gaan reizen om wijnen in te kopen, met behulp van het geld van zijn toenmalige huisvrouw Ida sQuaeden.

In 1720 toog schepen Coolen naar Londen om van Guillaume Burroughs het geld te innen, dat de Engelse kroon schuldig was gebleven aan de ambten Kessel, Krieckenbeck en het ambt Montfort wegens Duitse inkwartieringen in de winter van 1712/13.* Waarschijnlijk met weinig succes, want het jaar daarop maakte Coolen opnieuw de overtocht, deze keer in gezelschap van zijn vrouw. Voor de te ontvangen gelden stond het echtpaar borg met hun goederen te Helden en Venlo.

(*Bij de vrede van Utrecht werd het Overkwartier opgedeeld, waarbij Pruissen o.a. de ambten Kessel en Krieckenbeck verwierf als onderdeel van Opper-Gelder.)







































































BRIEVEN

Terug van weggeweest kocht de wijnhandelaar een zogenaamd marktschip of cahot, voor 900 gulden contant van de Luikse koopman Godefridus duBien, voor de handel op de Maas.

Johan Coolen had van anderen nog heel wat meer geld te vorderen. In april 1724 sprak de oud-burgemeester de kinderen Joris aan, wegens een schuld van liefst 2.374 rijksdaalders voor geleverde wijnen, uit de nalatenschap van hun ouders. Hyacinth en zijn zus Johanna Joris zetten daartoe al hun goederen ter beschikking, te weten drie huizen in de stad, een pachthof te Posterholt en verder al hun roerende goederen. Broer en zus waren de enige overgebleven kinderen van Rochus Joris (+ ca. 1715) en diens vrouw Mechteldis Arensbergh (+ 1719). Waarschijnlijk is oud-burgemeester Coolen met dhr. A.F. Bosman tot een vergelijk gekomen wat betreft de huizen, die hij anderhalf jaar later, in oktober 1725 aan de Venlonaar overdroeg.

Al in 1719 werd Johan Coolen eigenaar genoemd van een pachthof te Linne. Het is de boerderij in de Linnerweerd, afkomstig van jonker Raeve.

Enkele jaren later gaf de Roermondse koopman volmacht aan een procureur in Holland, om namens hem enkele kapitalen op te eisen van Francois Beaumont, danwel van diens erfgenamen aldaar. Vooreerst wegens een wisselbrief van 1000 pattacons en wegens 3.717 pattacons aan geleverde wijnen, aan Coolen toegewezen na uitspraak van de wethouders van de stad Brussel in juni 1725. Daar bovenop kwam nog een schuldbrief, getekend door genoemde Beaumont wegens geleverde fouragien, brood en andere waren.

In 1718 had Coolen zijn enige overgebleven zoon Gerard (1686-1767) naar de stad Luxemburg gestuurd, om daar een schuldbrief van 161 Louis d'Or in te lossen, zonodig onder rechterlijke dwang. Het jaar daarop trad Gerard Coolen samen met Arnold Janssens op als mede-voogd van de kinderen Dupree-Janssens. Janssens was ook al eerste getuige bij het huwelijk van Coolen geweest.

In april 1724 verwierf Johan Francois Pollardt, na een conflict met de overige erfgenamen van zijn dochtertje uit huwelijk met zijn overleden vrouw Rosa Boshuijsen al de huizen, landerijen en renten, die hem door tussenkomst van het Hof van Gelder waren toegewezen. Daartoe behoorde ook de pachthof te Maasbracht, bekend onder de naam Boshuijsens Hof. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 318 e.v., diverse overdrachts-protocollen.)

Precies een maand later, in mei 1724 legde Johan Coolen, schepen en oud-burgemeester van Roermond, namens zijn zoon Gerard, als nieuwe leenman op het Huis Walborgh te Stevensweert de eed van trouw af van hetzelfde goed te Maasbracht, de Mispadenhof. (L.Theelen: De Höäf te Maasbracht-Beek, in Echter Landj 2005-9, blz. 66.) Naderhand sprak men in de wandel gewoonlijk van Coolens-Hof te Maasbracht. Zowel Johan Coolen, zijn zoon Gerard als hun kleinzoons hebben het grondbezit hier en in Linne verder uitgebreid met steeds nieuwe aankopen.

Daarvoor al, in 1719 werd Johan Coolen genoemd als eigenaar van een pachthof te Linne, waarschijnlijk het goed afkomstig van jonker Raeve, waar in dat jaar Ruth van de Vinne als halfman boerde. In 1743 trad de 22-jarige kleinzoon Joannes Ludovicus Coolen als doopgetuige op in het gezin van Jacob van de Vinne en Cornelia Leijendeckers. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond inv.nr. 222-2634.)

In mei 1730 verkocht Henricus Lowis zijn ouderlijke woning in de Swamakerstraat en de helft van een ander huis aldaar voor 600 pattacons aan de wijnhandelaar. De verkoper stond op het punt om in te treden in het klooster der predikheren te Sittard.

In juni 1747 trouwde Ida Maria Coolen (1717-1785), dochter van peijburgemeester Gerard Coolen en Maria Catharina duPree, met de advocaat en secretaris aan het Hof van Gelder, Christaen Janssens (1717-1777), geboren Janssen, toekomstig raadsheer aan hetzelfde Souvereine Hof van Hare Majesteit te Roermond. Raadsheer Janssens stierf in september 1777 "tijdens een jachtpartij in het veld".

Niet alleen de goederen te Maasbracht, die voorheen nog deel uitmaakten van Boshuijsens- ofwel Mispadenhof zijn naderhand overgegaan op hun zoon, danwel kleinzoon. Ook de pachthof met landerijen, die in 1680 nog op naam stonden van jonker Raeve, zowel te Linne als in Maasbracht zijn via de familie Coolen op genoemde erfgenamen vervallen. De definitieve verdeling der goederen, de huizen in de stad en de pachthoven ten plattelande, heeft waarschijnlijk eerst na 1796 plaats tussen de zoons van Ida Maria en hun nicht Maria Catharina van Katzenthal.

In de 17e eeuw was het akkerland al verbonden aan een boerderij in de Linnerweerd. De ouderdom van het herenhuis Ravenburg is niet bekend, maar beduidend later dan in de meeste beschrijvingen wordt aangenomen. Gewoonlijk werd de stichting of uitbreiding van gebouwen niet vermeld in de registers van de schepenbank. Het Huis Ravenburg in de Linnerweerd was aanvankelijk ook alleen bedoeld om er aangenaam de zomermaanden door te brengen. Misschien ook wel om vrienden en bekenden uit te nodigen voor een landpartij? Tijdens de wintermaanden verbleef de familie in de stad.

Zie ook de pagina "Brieven van Charles Marie deLeissegues aan zijn vrouw Maria Ida Janssens", brief 3, 4 en 6 waarin de schrijver verwijst naar het aangenaam verpozen "toute la belle saison à Linne" op het buitengoed van de familie. Het verblijf op het platteland in voorjaar en zomer werd beschouwd als weldadig en goed voor de gezondheid.

- Het buitengoed Ravenburg, Linnerweerd, 2013. -










































 


















|_____
In 1593 verwierf Jan Schreurs de jonge een boerderij in Asenray.
O.a. het (verdwenen)
huis aldaar aan het Rosvalderen komt in aanmerking als het geboortehuis van Corst Janssen, die omstreeks 1635 naar de stad trok
en er als bakker ging werken.







Jan Schreurs van Asenray

De herkomst van Corst Janssen, hierboven genoemd als de oudst bekende stamvader van de familie Janssens in Roermond en op Ravenburg, is ondertussen bekend. Hij was omstreeks 1610 geboren in Asenray. Via zijn verwantschap met neef Ruth Peters te Roermond was het uiteindelijk mogelijk om zijn verwantschap nader te duiden.

Aan de Broekhin te Maasniel woonde in de 17e eeuw de brouwer Jan Schrijvers, een welgestelde boer ten plattelande. Via zijn huwelijken met Maria Verstraelen en Anna Gertrudis Streijdthaegen wist hij zijn bezittingen uit te breiden met goederen in Heijthuijsen en Cruchten. Financieel ging het hem voortreffelijk en kon hij aan plaatsgenoten meerdere leningen verstrekken.

In Asenray woonde begin 18e eeuw de rijke boer Jacob Claessen. Meerdere naburen beleenden hun goederen bij schepen Claessen. Jacob had zijn rijkdom deels omgezet in huizen en akkers.

Het waren bij uitstek Roermondse kooplieden en middenstanders die geregeld geld uitleenden aan boeren in de omgeving met als onderpand huis en akkerland. Eind 17e eeuw hadden de gebroeders Jan en Christiaen Jansen, inwoners van Roermond, nog enig akkerland in Maasniel en Asenray. Jan, de oudste was getrouwd met Helena Verbeeck. Zijn jongere broer Christiaen trouwde in februari 1675 met Gertrudis Streijdthaegen.

De twee broers, die goed bij kas zaten, waren oorspronkelijk afkomstig van Maasniel. Dat blijkt uit de kerkregisters van de kathedraal, waarin de pastoor enkele keren in plaats van de patroniem Janssen opschreef Jan van Asenray en Corst van Asenray als vader van de dopeling.

Beiden blijken de zoons te zijn van Corst Janssen van Asenray (ca.1610-1678), die in februari 1636 trouwde met Cornelia Freuen, alias Arets (ca.1610-1675). Hun oudste zoon werd Jan gedoopt en de tweede zoon kreeg de naam van de andere grootvader, Arnold.

Corst blijkt een neef te zijn van Ruth Peters. In de overdrachts-protocollen van Roermond, vinden we vervolgens de ouders van Ruth. In november 1627 ging Johanna Bursken, weduwe van Peter Cremers, een lening aan van 700 gulden bij het echtpaar Puteanus-deHaen. Het geld was nodig tot aanbetaling van de 1500 gulden aan de materse en kloosterlingen der annunciaten te Venlo. Haar dochter Grietgen was sinds kort als binnen-zuster in het klooster aangenomen.

De weduwe was ondertussen hertrouwd met Peter Stevens en stelde tot onderpand voor genoemde lening haar drie huizen in de stad, bij elkaar gelegen op en aan de hoek Schoenmakersstraat-Steenweg. Ook haar overige kinderen werden in de akte genoemd: Johan Cremers, getrouwd met Catharina Jacobs, en verder Ruth en Guert Cremers.

Bij openbare verkoop in september 1611 verwierven Peeter Schroers en vrouw Jenne voor het kapitale bedrag van 2745 gulden het pand Den Bonten Oss op de hoek van de Schoenmakersstraat-Steenweg, naast Het Roet Cruitz. Al in 1606 en 1608 komen we Peeter Schrueders, weefhouwer, en vrouw Jehenne in Roermond voor als geldschieters. (GAR, archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nrs. 313 en 314.)

Ruth Peters, getrouwd met Anna Aelmans, is identiek met genoemde Ruth, zoon van Peter Cremers, alias Scheurs, en Jenne Beurskens. Naderhand blijken twee van de huizen op hun naam te staan. Dat blijkt o.a. uit de verkoop van de huisplaats in de Schoenmakersstraat (na de stadsbrand) door Corst van Asenraeij en Dries Bijlemaeckers als aangeboren voogden van de kinderen van wijlen Rut Peeters en Anna Aelmans. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 317.)

Zoals Ruth (Schreurs) verder door het leven ging als Ruth Peters, zo was Corst van Asenray een zoon van Jan. Er zijn voorbeelden te over van mensen die bij vestiging in de stad hun gangbare achternaam verloren en voortaan genoemd werden naar hun plaats van herkomst, naar hun beroep, of in de tweede generatie naar de voornaam van de vader. In een bewonerslijst van 1628 werden te Asenray drie boeren genoemd die in aanmerking komen als de vader van Corst: Jan van Elmpt, Jan Schrors en Jan op Melickerholt.

We gaan verder terug in de tijd. In juni 1593 droeg Johan Schreurs van Asenray zijn lijftocht op een bouwvallig huis op de Schuitenberg over aan zijn zoon Johan Schroers de jonge en vrouw Trintgen. Deze verkocht het huis meteen door aan Renier van Melich, in ruil voor een boerderij (hoeffstatt) van 5 vierdel morgen te Asenray. In 1638 werd hij genoemd als boer op de Spick te Maasniel, samen met zijn vrouw Trijn. Hij moet toen zo'n 70 jaar oud zijn geweest. Datzelfde jaar was hij aanwezig bij de doop van het oudste zoontje van Corst Janssen, genoemd naar zijn grootvader Jan. Mogelijk is de boerderij te Asenray overgegaan via een dochter van Jan Schreurs. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nrs. 312; archief Daelenbroek, inv.nr. 550, processen Maasniel.)

Gezien het bovenstaande, kunnen we samenvatten, dat Jan Schreurs van Asenray, twee zoons had, met name Jan Schreurs de jonge en Peter Schreurs, respectievelijk de vaders van Corst Janssen en Ruth Peters.

De geschiedenis van de familie Janssen(s) te Roermond en Linne kunnen we zodoende doortrekken tot 1593. Jan Schroers van Asenray had enkel het gebruiksrecht (lijftocht) op het huis, na het overlijden van zijn vrouw. Niet te verwarren met Jan Schreurs van Melick, of Jan de Schreur van Swalmen.

 

 




 

 

 

























Terug naar het platteland

De geschiedenis van huizen, buitengoederen en pachthoven vindt men grotendeels terug in de overdrachtsakten van de schepenbank en later in de archieven van notarissen. Geregeld zijn we ook afhankelijk van korte notities en zinsneden links en rechts verzameld. Dat zal o.a. blijken uit het onderstaande.

Wijnhandelaar, oud-burgemeester en schepen Johan Coolen was de grondlegger van de uitgebreide kapitale bezittingen waar zijn nakomelingen nog generaties lang op konden voortbouwen. De goederen te Linne, afkomstig van jonker Raeve stonden al voor 1719 op naam van Coolen. Die had ondertussen het grondbezit van de boerderij in de Linnerweerd uitgebreid en zou daar voorlopig ook mee doorgaan.

Van het oud archief van Linne zijn slechts een tiental stukken bewaard gebleven. Bij onderstaand bunderboek door landmeter Anton van der Crabben samengesteld, behoorde ook een overzichtskaart plus 13 afzonderlijke Cartes Figuratives. De eerste omvatte geheel Oosden, de Linner Oe en de Nicodemus grindt. Kaart 2 toonde de Linner Werdt, het Werdtje en Oeveren, enz. Of dat de kaarten zijn verloren gegaan, dan wel in een particuliere verzameling zijn terecht gekomen, is niet bekend.

In 1719 bedroeg het grondbezit van schepen J. Coolen, buiten de boerderij 19 bunder in de Weerd en in het Cravelt, met o.a. een groesveld, Den Hollander genoemd, en Den Camp, bestaande uit akkerland met een bemdje en moesgaerde samen ruim 10 bunders groot, de Pertsbemd en nog ander akkerland.

Nieuw verworven land, zo'n 5 tot 6 morgen, was afkomstig van Jacob Peters en van Cornelis Crans, o.a. Het Horstje en een akker tot moeshof gebruikt. Daar kwam tijdens zijn leven nog het een en ander bij, in totaal zo'n 13 morgen land in meerdere kleine stukken. (RHCL 01.017: oud-archief Linne, inv.nr. 1, bunderboek 1719.)

De hele nalatenschap ging uiteindelijk over op zijn enige overgebleven zoon uit eerste huwelijk met Cornelia Huygens (ca.1660-1693), Gerard Coolen, landmeter, peijburgemeester en ontvanger van de schatkist van Oostenrijks Gelder en aannemer van openbare werken.

Gerard Coolen (1689-1787) trouwde in september 1714 met Catharina duPree. Uit dit huwelijk zijn zeven kinderen bekend, onder wie Cornelia (1715-1782), de latere weduwe Katz van Katzenthall, Ida Maria (1717-1795), die naderhand trouwde met Christiaen Janssens, raadsheer aan het Souvereine Hof van Gelder, verder Catharina Agnes ((1719-1769), en de zoons Joannes (1721-1797) en Theodorus (1726-1795). Het gezin woonde aan het begin van de Swamakerstraat (nu: Swalmerstraat 7-9). Na het overlijden van de laatst overgebleven zoon in 1797 werd het huis verhuurd aan Anthon Burghoff, koopman.

Het zijn de kinderen van Cornelia en van Ida Maria, die in 1806 overgingen tot de verdeling der familie-goederen, dewelke de erfgenamen tot dan toe waarschijnlijk in onverdeeld bezit hebben genoten. Toch blijkt daarvoor al, dat het gezin van Arnold Janssens geregeld op het buitengoed Ravenburg verbleef, en dat zijn broer Henricus in mei 1784 op de Donckshof te Posterholt vertoefde.

Het was geen permanente bewoning. Zoals hierboven al vermeld, vertoefde men daar zodra de kou uit de lucht was, vanaf mei gedurende de zomermaanden. Tot de behuizingen van de grotere pachtboerderijen behoorden ook enkele vertrekken voor de heerschap. Dat was zo op de Aerwinckel, op de Douveshof te Merum en de Jongenhof te Lerop. Van een afzonderlijk buitenhuis was toen nog geen sprake.

Waarschijnlijk was Maria Catharina Katz de Katzenthal het enige (overgebleven) kind uit het huwelijk van Cornelia Coolen met Johan Adam de Katzenthall, kapitein van het Koninklijk en Keizerlijk Infanterie-regiment. Zij erfde het huis halverwege de Swamakerstraat, waar zij woonde met haar dienstpersoneel.

In mei 1784 stond Arnold Louis Janssens borg met inzet van zijn ouderlijk huis op de Swamakerstraat (nu: Swalmerstraat nr.36), wegens zijn benoeming tot voogd van Cruchten, Wegberg en Brempt. Mede-betrokkenen waren zijn moeder en zijn twee broers, kanunnik Joannes Gerardus Janssens, en Henricus Wilhelmus Janssens (1757-1821) te Posterholt. De laatste verbleef toen op de Donckshof. (GAR: archief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 342, fo.1 e.v.)

Omdat hun moeder Ida Maria Coolen toen nog leefde, zullen de ouderlijke goederen nog wel niet verdeeld zijn. Was dat wel het geval, dan had de toekomstige voogd immers ook zijn buitengoed te Linne als pand gesteld kunnen hebben. Sterker nog, waarschijnlijk waren de goederen van zijn grootouders, waartoe de Donckshof deel uitmaakte, evenmin onder de (klein)kinderen verdeeld.

 

 

 

 

 

 

 




|_____
Donckshof te Posterholt, foto: G. Delemarre

In zijn artikel over de pachthof te Posterholt in 'Roerstreek 2009' stelt M.J. Veelen dat de boerderij mogelijk op Theodorus Gerardus Coolen, jongste broer van Ida Maria was overgegaan. Als reden geeft hij aan diens aanwezigheid bij de doop van een kind in het pachtersgezin. Maar hij was als zodanig niet de enige. Zijn broer Joannes Ludovicus werd in 1769 eveneens als peetoom genoemd, en vervolgens in 1771 domicella Maria Mechteldis Coolen en vier jaar later Catharina van Katzenthal, gelijktijdig met haar oom. (M.J. Veelen: De Donkshof te Posterholt, in Roerstreek 2009 blz. 153 e.v.)

In april 1797 stierf Joannes Ludovicus Coolen als laatste van zeven kinderen uit het gezin Coolen-duPree. Als enige erfgenamen bleven de gebroeders Janssens en hun nicht Katz. In het familie-archief Geradts bevindt zich een stuk genaamd: erfdeling Coolen in december 1806 tussen beide partijen. Bekijken we bovenstaande stamboom, dan zou daaruit volgen dat Maria Catharina Katz de Katzenthall voor de helft gerechtigd was in de uitgebreide erfgoederen. Daarvan is niets terug te vinden in haar nalatenschap. En dat, terwijl de erfgenamen van Joseph Janssens te Linne het leeuwendeel van de bezittingen van wijlen hun overgrootvader Gerard Coolen in bezit hadden. Mogelijk is de rente ten laste van genoemde erfgenamen Janssens een aanwijzing in die richting; namelijk fl. 1066,- over twee maanden. De jaarlijkse rente zou dan het 6-voudige bedragen. (GAR: Memorie van Successie, Roermond dd. 1-3-1837.)

Zonder over een betrouwbare koopakte te beschikken, kunnen we de overdracht van de pachthof te Posterholt toch nader bepalen. In zijn artikel over de Donckshof vermeldt Veelen als oudst bekende pachter zekere Hendrick Hinssen in 1708. Wie de toenmalige eigenaar van de boerderij was, kon de schrijver niet aangeven. Maar dan vallen de resterende puzzelstukjes toch op hun plaats. Hinssen werd kort daarop genoemd pachter te zijn (geweest) van het echtpaar Joris. In oktober 1710 liet Hinssen twee boeren uit het Reutje arresteren, omdat zij zonder hem te verwittigen twee karren met zijn rogge hadden opgeladen en weggevoerd. De beklaagden gaven daarop te kennen, dat zij hadden gehandeld in opdracht van mevrouw Joris. De vrouw was in het dorp (Berg) geweest en had gevraagd de veldvruchten in zekerheid te stellen, wegens naderend krijgsvolk: voor't aenkomen der trouppen. We zitten dan in de Spaanse Successie Oorlog. (RHCL te Maastricht: 01.021 archief Schepenbank Sint-Odiliënberg, inv.nr. 3: gedingenregister.)

Dan verwijzen we naar de schuld (hierboven al vermeld), waarmee de overgebleven zoon en dochter uit het kinderrijke gezin van wijlen dhr. Rochus Joris en diens vrouw Mechtildis Arensbergh waren blijven zitten na het overlijden van hun ouders. Buiten de achterstallige betaling van meer dan 2.000 rijksdaalders voor geleverde wijnen, was er nog het resterende bedrag van 200 rijksdaalders voor de aankoop van de hof te Posterholt. Al hun ouderlijke goederen stelden zij tot borg om de schulden te betalen. De drie huizen in de stad gingen uiteindelijk naar een andere schuldeiser. De pachthof te Posterholt zou dan met andere goederen omstreeks 1725 op Coolen zijn overgegaan. (GAR: achief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 326, fo. 149 e.v.)

Hetzelfde blijkt uit een schuldbekentenis door de kinderen Joris in oktober 1720. Het waren toen de dochters Johanna Baptista en Anna Mechtildis, die beiden met hun broer Hiacintus Joris lieten weten nog 1200 rijksdaalders schuldig te zijn aan het echtpaar Cruijsancker-Maroyen. Voor de helft wegens de aflossing van een oude schuld aan dhr. Gijsselen, en voor 600 rijksdaalders als restant van 1000 rijksdaalders wegens de aankoop van "den hoff ende bosch tot Postaert", waarvoor hun ouders een lening waren aangegaan bij Willem Gijsen. (GAR: achief Hoofdgerecht Roermond, inv.nr. 325, fo. 289 e.v.)

En inderdaad, bij openbare verkoop in mei 1725 te Venlo bood Gerard Coolen meteen 30 hoogsels bovenop de openingsprijs en kocht hij de Donckshof namens zijn vader voor 460 gulden. Een schijntje voor de welgestelde zakenman. Andere interessenten zullen er wel niet geweest zijn, want met de boerderij zouden ze tevens de zware hypotheken overnemen. (RHCL 01.017: archief Hof van Gelder te Venlo, inv.nr. 703.)

In die jaren was burgemeester Johan Coolen ook bezig om de landerijen zowel van de erfgenamen Joris als van de erfgenamen Bernardt te Maasbracht en ander land te Linne op te kopen.

Jozef Janssens woonde de eerste jaren van zijn huwelijk met Cunera van der Schoor nog in Roermond in het kapitale pand aan het begin van de Swamakerstraat (nu: Swalmerstraat 5-9). Daar werden hun twee oudste kinderen geboren. Spoedig volgde hij het voorbeeld van zijn oom Hendrik Janssens, die ondertussen was verhuisd naar de Donck te Posterholt, en ging op zijn buitengoed Ravenburg in de Linnerweerd wonen. De familie was na twee eeuwen teruggekeerd naar het platteland...


Aanverwante artikelen op de site:
- hieraan vooraf het bunderboek van Maasbracht anno 1680;
- hierop volgend de levensloop van Johan en Gerard Coolen, vader en zoon;
- de geschiedenis van het pand Swalmerstraat 5-9 te Roermond;
- het verleden van Ravenhof en het Huis Ravenburg nieuw onderzocht.