ROERMOND-BINNENSTAD

 

In augustus 1884 werden enkele oude (oorspronkelijke) straatnamen in de Roermondse binnenstad opnieuw in ere hersteld. In de late middeleeuwen waren zij teloorgegaan, voor en na door andere namen vervangen. Hetzij officieel, of middels de bewoners zelf in hun dagelijks gebruik. Het Ezelstraatje werd bij de officiële wijziging weer de Molenstraat genoemd. Achter de Meelwaag werd omgedoopt als St. Christoffelstraat en het Koestraatje heet sindsdien weer Wernerstraat. Het rijtje werd volgemaakt met de Swalmerstraat, St. Cornelisstraat en Kloosterwandstraat. Hetzelfde gebeurde met de Leliestraat, sinds onheuglijke tijden in de boeken als De Caniel vermeld. Die liep dan wel door tot aan de Nieuwenhof. Dit laatste deel werd herdoopt tot Begijnhofstraat. De lelie maakt een link naar het gelijknamige huis aan het begin van de straat.

Aanleiding voor dit opstel was het artikel o.a. in De Limburger dd. 19-10-2019, regio-5. Hierin wordt de gevelsteen van een gekroonde valk in verband gebracht met Gysbert van der Vrecken, in 1787 primus aan het college De Valck te Leuven. Het huis zou toen op naam staan van het echtpaar Barbou-van der Vrecken. Maar wat, indien oom en tante nooit eigenaars zijn geweest? Maar wel van het pand ernaast, Jesuitenstraat 2. Dan vervalt de link tussen de gevelsteen en de vermeende eigenaars. Hoog tijd om de oorspronkelijke bronnen, de archiefstukken zelf te laten spreken. Er is wel een link tussen de valk hiernaast en het verhaal achter het pand.
Dit opstel over Swalmerstraat 104 volgt uit een verzoek om een verband te vinden, of mogelijk te reconstrueren tussen de bewoners begin 19e eeuw en het kartuizerklooster . Het verzoek had een zakelijke achtergrond. Al gauw bleek, dat niet aan die verwachtingen kon worden voldaan. Het pand, noch de opvolgende eigenaars, hadden enige band met het klooster. Erstens kommt es anders, zweitens als man denkt. Zo ook hier, en net zoals met meer andere historische panden in de binnenstad: het blijft voor sommigen nog steeds moeilijk, om de akten zelf te laten spreken. Meer weten over het statige herenhuis aan het eind van de Swalmerstraat? Klik dan op de afbeelding links.
Rond 1600 was de naam van De Gouden Leeuw verbonden aan een herberg in de Swalmerstraat. Twee eeuwen later was een gelijknamig hotel gevestigd in de Neerstraat aan het Klein Bergske. Toen nog een bescheiden onderkomen voor de gasten. Het heeft nog wel enkele decennia geduurd van zeg maar 1770 tot 1840 vooraleer het hotel zijn definitieve vorm had gekregen. Telkens werd een aanpalend pand erbij getrokken. Dan eerst kon het hotel tot volledige bloei komen, om zijn vaak vooraanstaande gasten te ontvangen en om plaats te bieden aan jaarfeesten en congressen. Nadien, in de twintigste eeuw kreeg het gebouw andere functies toebedeeld. Meer weten over de geschiedenis van De Gouden Leeuw? Klik dan op de afbeelding hiernaast voor een directe link.
De zoektocht naar het huis Die Fonteyne in de Neerstraat bleef lang vruchteloos. In de oude archiefstukken worden de huizen onder aan de Markt nog gesitueerd als in de Neerstraat, die doorloopt tot aan het Pelserstraatje en tot "aan minderbroeders". Aanvankelijk werd gedacht dat het huis heeft gestaan in de buurt van de pomp in de Neerstraat. De huizenlijst uit 1677, opgemaakt ten dienste van de inkwartieringen van vreemd legervolk, gaf de doorbraak. De notulist volgde een bepaalde route van huis naar huis. Sommige panden in de lijst waren bij de zoektocht een vast orientatiepunt. Dan blijkt, dat het gezochte huis elders in de Neerstraat heeft gestaan.
Maar dan nog bleek het nodig om ook de panden links en rechts bij het onderzoek te betrekken. Huizen werden opgedeeld of samengevoegd. Om de lijn naar de moderne tijd te vervolgen, zijn deze buurhuizen eveneens opgenomen in het opstel. Was De Fonteyn begin 17e eeuw een doorsnee herberg, twee eeuwen later was het pand de halteplaats van de postkoets richting Weert en Eindhoven en oostwaarts naar Gladbach. Meer weten? Klik op het fonteintje hiernaast voor een directe link.
Opnieuw geeft een erfeniskwestie ons enig inzicht in familieverhoudingen van omstreeks 1600. In dit geval ging het om de naaste erfgenamen van schoenmaker Coen Febus in de Steeg. Waren dat de kleinzoons van zijn neef en naamgenoot in de Brugstraat, die omstreeks 1560 bij het kiezelrapen was verdronken. Of was het de zoon van diens broer Joost in Leeuwen? Het huis in Brugstraat werd verkocht aan Dirck van Leeuwen, schoenmaker, evenals buurman Nunhems. Dirck en zijn vrouw Thoniske van Hattem zaten goed bij kas. Evenals de nazaten Nunhems en die van schoenmaker Bordels. Meer weten over het voormalige pand Brugstraat 3? Klik op de schoenmakersleest hiernaast.
Lange tijd stond het huidige pand Brugstraat 2 op naam van de barbier Jan Janssen Truytwijn uit Keulen. Nadien werd het huis binnen de familie enkele generaties, zo'n twee eeuwen lang -met een korte onderbreking- vererfd. Het huis was in juni 1600 door Truytwijn aangekocht en naderhand in 1675 door zijn drie kleinkinderen doorverkocht. Tien jaar later kocht Irmgard Truytwijn het huis terug. Toen de directe erflijn was uitgestorven, ging het huis over op de kleindochters van edelsmid Johan Puytlinck en Marie Truytwijn. Ook deze tak stierf uit met het overlijden van hun kleindochter in 1804. Meer weten over Truytwijn en zijn erfgenamen, klik dan op de afbeelding links.
Het huis staat tegenwoordig geregistreerd als Marktstraat 24. Met nummer 22 vormt het pand gelijkvloers één ruimte, maar niet samen onder één dak. In aloude tijden was het hoekhuis gericht op de Brugstraat en werd in 1624 dan ook vanaf de Brugpoort gesitueerd "op die Brughstraet eyndt". Ook in de overige akten tot 1800 sprak men steeds van het huis op Brughstraeten-oirdt. Van hieruit ontvouwde zich de stad, de Neerstraat af, of richting Markt, dan wel het Bergske op. Het was een groot huis, gezien de koopsom van 1235 rijksdaalders die er in 1603 voor betaald werd. Hier woonde toen het gezin Hacken-Cocx. Merten Hacken was mede-officier van Zijne Koninklijke Majesteits tollen en licenties op de Maas. Meer weten over het pand en de bewoners, klik dan op de afbeelding hiernaast.
De naam van De Pauw kwam in Roermond als huisnaam enkele keren voor, zij het telkens in een andere periode. Het oudst was de gelijknamige herberg (tot 1603) achter de Muur, nu Roersingel, rechts van de Brugstraat. Vervolgens was de naam van De Pauw (1660) verbonden met het huis op de hoek van de Markt aan de St. Joris-put, voorheen De Emmerick genoemd. Ten slotte voor en na 1700 stond een herberg aan het eind van de Steenweg (nu nr. 23) onder het teken van De Gulden Pauw. Het wijnhuis De Pauw concurreerde met de uitspanning van De Drie Kronen op de Varkensmarkt. Maar slechts voor korte tijd. Over de geschiedenis van dit pand, met het naast gelegen klein huis, nr. 25, verhandelt bijgaand opstel. Meer weten over het pand en de bewoners, klik dan op de afbeelding hiernaast.
Huis en brouwerij De Croon heeft een oude en lange geschiedenis. Het pand lag op de hoek van het Begijnenstraatje. Nu is dat Minderbroedersstraat 2. In 1517 woonde hier Peter in Die Croen. Pas in 1581 is daadwerkelijk sprake van een brouwerij en dat blijft zo van generatie op generatie tot de verkoop in 1883. De brouwketel met bijbehorende spullen werden telkens met het huis meeverkocht. Was het aanvankelijk een hoekhuis met brouwerij, in de loop van de tijd werd het geheel verder uitgebreid met schuur, stalling en tuin. Het straatje werd een opvaart en het hoekpand ernaast werd er naderhand bij betrokken. Het pand is vooral bekend als het atelier van beeldhouwer Jos Thissen rond 1900. Meer weten over bierbrouwerij De Croon, klik dan op de afbeelding hiernaast.
De stadsherberg In 't Hertzhoirn komt in de archieven al voor midden 16e eeuw, nog voor de eerste grote stadsbrand van 1554. Ruim een eeuw later verdwijnt de naam langzaam in de vergetelheid. De herberg lag aan het eind van de Neerstraat, nu is dat de Marktstraat, tegenover de zoutmarkt. In diverse stukken sprak men van: "(onder) aan de Markt". Meer nauwkeurig: rechts naast het Spiesengatske, ofwel Marktstraat 6. Midden 16e eeuw werd Arnt in 't Hertzhorn genoemd als herbergier en eigenaar. Meer weten over de zoektocht naar nachtherberg Het Hertshoorn? Klik dan op het hertshoorn links.
De Gouden Adelaar, De Helm, Het Eenhoorn, De Karre, De Ster, In Nimegen. Deze en andere huizen komen aan bod in "Vizier op de Brugstraat". Er wordt gepoogd van elk pand de periode vanaf de eerste grote stadsbrand in 1554 tot de opmaak van het kadaster midden 19e eeuw te beschrijven, zoveel als de archieven erover kwijt willen. Hier woonden de lakenkoopman, de brouwer, bakker, kolenhandelaar, maasschipper en winkelier naast elkaar. Sommigen als huurder. De familie Loosen had hier wel drie, vier huizen op rij. In het begin van de 19e eeuw was het brouwer Seipgens, die in de Brugstraat zijn woonhuis en bedrijfsgebouwen had. Oorspronkelijk waren dat vier huizen op rij. Met burgemeester "Claes Martels in de Brugstraat" krijgen we ook de bouwer van het gotische huis in 't vizier.
Verdwenen stadsbeeld aan de Minderbroederskerk. De twee huizen naast de kerk moesten in 1907 wijken voor de huidige P. Vogelstraat tussen de Zwartbroekstraat (foto) en de Minderbroederssingel. Het minderbroedersklooster werd in 1797 opgeheven en de kloostergebouwen met de kloostertuin werden in 1809/11 openbaar verkocht. Van de kloostergebouwen bleef niet veel over. De huizen op de foto werden omstreeks 1833 nieuw getimmerd op oude fundamenten door herbergier Ubben, die de goederen kort voordien bij openbare verkoop had verworven. Meer weten over de huizen en de bewoners? Een klik op de foto hiernaast geeft een link naar de pagina.
In zijn tijd behoorde de uitspanning van Den Keijser in de Neerstraat tot de grotere nachtherbergen in de stad. Gedurende zijn eerste huwelijk wist hoefsmid Goert Vossen de ouderlijke woning verder uit te breiden tot een drukbezochte herberg. Naderhand komen al zijn erfgoederen, waaronder de boerderij Keijsershof te Lerop, op naam van Reijner Nijssen en Helena Vossen. Ook het huis naast De Keijser was door hun (schoon)ouders aangekocht. De nachtherberg ging naar hun kleindochter Maria Helena Cuyck, om vervolgens gedurende enkele generaties van moeder op dochter te worden vererfd. Het huis ernaast was overgegaan op de goud- en zilversmid Matthey, in huwelijk met Joanna Nijssen. De familiebanden met de nakomelingen van Maria Vossen, de weduwe Ramakers. bleven sterk gedurende enkele generaties. Voor een directe link naar de nachtherberg en zijn bewoners, klik op de afbeelding hiernaast.
Voor veel burgers zat er na de grote stadsbrand in 1665 niets anders op dan hun afgebrande huisplaats te verkopen of met een zware lening te belasten. Voor rentmeester Boschuysen was het de gelegenheid om een groot nieuw huis te bouwen, op de lege huisplek, zoals de stad tot dien nog niet gekend had. Hij had er de middelen voor, de goederen die beide echtelieden mee in het huwelijk brachten. Hoe was het voor die grote brand? Van het verleden resten alleen de verwijzingen uit archiefstukken, die aan de brand ontsnapt zijn. Terug dus naar de tijd van Den Gulden Valck in de Neerstraat.
Van de hoed en van de rand. Hoe kijken wij terug op het plaatselijk verleden? Wordt streekgeschiedenis gedomineerd door de landsgeschiedenis? In alle Ernst, hoe kan de een de geschiedenis ingaan als heulend met de vijand, en de ander als held geëerd worden, terwijl hij notabene onze voorouders de stuipen op het lijf heeft gejaagd? Ooit gehoord van de Burgemeester Peter Bosmanstraat? Nee? Maar waarom niet? Mogelijk ligt het antwoord verscholen onder de hoed van Ernst.
Zijn schilderijen hangen verspreid over meerdere musea en privé-verzamelingen. Over hemzelf is weinig bekend. Er zijn geen verslagen van zijn verblijf in de diverse kunstcentra en een lijst van opdrachtgevers heeft hij niet nagelaten. Niets over zijn leermeesters die hem geïnspireerd hebben en hem de kneepjes van het vak hebben geleerd. Toch is er wel wat meer te zeggen over de Roermondse kunstschilder Christoffel Puytlinck. Zijn afkomst en zijn huwelijken, het ouderlijk huis waar hij gewoond heeft, de verwantschap met "neef" Jan Frans Douven, die bij hem in de leer is geweest, en zijn juiste sterfdatum. Voor een directe link naar de pagina, klik op de afbeelding hiernaast.
In de lijst van huisnamen mogen De Dry Coningen niet ontbreken. Het beroep van de bewoner, die zijn huis in de Schoenmakersstraat deze naam gaf, is niet bekend. Maar hij had wel een speciale reden om juist voor deze naam te kiezen. Ook nadien bleef de gevelsteen verwijzen naar de drie wijzen uit het oosten. De steen hiernaast prijkt nog niet zo lang tegen de voorgevel van het pand Steegstraat 7B. Meer weten over Caspar, Melchior en Balthasar? Klik dan op de afbeelding hiernaast.
In het verleden, toen er nog geen huisnummers waren, gaven de bewoners hun huis een naam, die zij kenbaar maakten door een duidelijk zichtbaar uithangbord of gevelsteen. Vooral in de Neerstraat, waar veel kooplieden, brouwers en herbergiers hun nering hadden. Daar hing De Gouden Valck uit, nu bekend als de Stenen Trappen, en enkele huizen verderop stond het huis In De Marienborgh. Van de bewoners eind 16e eeuw is niet meer te achterhalen hoe ze heetten. In de akten werden ze steeds naar het huis vernoemd, ook toen ze er niet meer woonden. In die tijd en nog lang daarna was het een bekend brouwhuis en de elkaar opvolgende brouwmeesters ging het goed voor de wind. Het geld werd belegd in andere huizen en landerijen buiten de stad. Meer over het wel en wee van de bewoners In de Marienborgh is te vinden via de link hiernaast.
Het pand Swalmerstraat 12, waar tegenwoordig de burelen van het gemeente-archief zijn ondergebracht kent een eeuwenoude historie. Voorheen waren dit twee (mogelijk drie) afzonderlijke panden. De kelder onder de kamer van de archivaris behoorde ooit toe aan de herberg In De Gouden Leeuw. Midden 17e eeuw werden de panden samengevoegd. Maar ook de panden nr. 10 en 14 hebben ooit toebehoord aan de bewoners van het huidige pand nr. 12, met uitgang in de Jesuietenstraat en achterlangs doorlopend tot aan het erf van de Vleeshal. Dit jaar is het 150 jaar geleden, dat het huidige gemeente-archief werd opgericht. Voorlopig is de pagina derhalve nog niet toegankelijk.
Tegenwoordig staat het huis bekend onder de naam Au Cheval Blanc, met het jaartal 1767. Dat heeft waarschijnlijk van doen met de toenmalige eigenaars het echtpaar Painsmay-Naus. Hij was afkomstig uit Luik. Daarvoor was er sprake van Int Witt Peerdt. Hendrik Coelmont had die naam overgenomen van zijn schoonmoeder zlgr., de weduwe Severijns uit Ool. Zij had die naam gegeven aan haar huis in de Brugstraat. Coelmont heeft die naam meegenomen. Omdat de papieren van generatie op generatie werden doorgegeven is de geschiedenis van het pand Marktstraat 18 terug te volgen tot in de 15e eeuw. Meer weten over Het Witt Peerdt? Klik op de afbeelding voor een directe link naar de pagina.

Naast een gedegen archeologisch onderzoek betreffende het pand Munsterstraat 10 werd ook onderzoek gedaan naar de voormalige eigenaars van het pand door de eeuwen heen. Dit vond in 2006 zijn beslag in een cultuurhistorische analyse, onder de titel "Van Stadswoning tot Schilderijenkabinet". Dit rapport is niet in boekvorm uitgegeven, maar staat wel onder die naam grotendeels op internet, voor iedereen toegankelijk. Bij nader onderzoek bleef van het historisch verslag weinig heel. Zoveel missers gaan uiteindelijk een eigen leven leiden. Daarom hier op deze pagina een andere versie van het verhaal. Nieuwsgierig geworden? Klik dan op de afbeelding hiernaast voor de alternatieve versie.

Van 1680 tot zijn overlijden eind 1699 was Johann Franz Desiderius, Fürst von Nassau-Siegen, stadhouder van het Overkwartier, namens de koning van Spanje als hertog van Gelre. Het is nog een heel gedoe geweest om voor deze prins een passende woning te vinden. Na de stadsbrand van 1665 bestond de herbouw van Het Prinsenhof alleen nog maar uit papieren plannen. Het huis dat de heren Staten van het Overkwartier voor de prins als alternatief hadden gekocht, beviel hem allerminst. De eigenzinnige vorst heeft toen het huis van postmeester Dulcken aan de Markt gekraakt. Daarna verhuisde de prins met zijn gevolg van het ene naar het andere huis, totdat hij in april 1684 Roermond verliet en op het Prinsenhof te Venlo is gaan wonen. Meer weten? Klik op de afbeelding hiernaast.
Zelf hebben ze naderhand hun aandeel in het oproer van die zondagavond zo klein mogelijk gehouden. Aanvankelijk werd Cristoffel Puytelinck, den schildenaer, als hoofdverdachte genoemd, die er lustig op los geslagen zou hebben. Dan blijkt, dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Het was Jacob Beeck, de zoon In Die Reijp, geweest die het paard van de vaandrig staande had gehouden. Hij wilde voorkomen dat deze Reijner Beckers, die voortvluchtig was, opnieuw kon opbrengen. De schoenmakerszoon stond op de lijst van deserteurs die voortvluchtig waren. Het tumult laaide op tot een volksopstand nabij De Gouden Adelaar in de Brugstraat. Meer weten over de hoofdrolspelers en de procesgang? Klik dan op de afbeelding hiernaast voor een directe link naar de pagina.
Gedurende generaties een van de vooraanstaande nachtherbergen in de binnenstad van Roermond, het huis In de Stadt Emmerick, kortweg De Emmerick genoemd. Het grondplan is ook nu nog grotendeels gelijk aan de toestand van voor 1671. Voorheen was de gelijknamige herberg gelegen op de hoek van de Markt naast de St. Joostput. In 1650 verhuisden de huurders naar een eigen pand in de Neerstraat. De naam verhuisde mee, met de inboedel, en mogelijk met de stamgasten en klantenkring. Tot die tijd stond deze herberg onder de bescherming van De Zoete Naam Jezus. Hier alvast een aanzet in de geschiedenis van het gebouw en de bewoners. Meer weten over het verre verleden van dit statige huis in de Neerstraat? Klik dan op de afbeelding hiernaast.
Noem het huis Het Witte Peerdt, zo U wilt, of geef het huis de naam van Het Eenhoorn, maar span de dieren niet voor De Kar. Beide namen komen voor met betrekking tot het gotische huis in de Brugstraat. Het huis zal die namen niet lang gedragen hebben, maar ze staan allebei vermeld in de stukken over het pand nr. 7. De oudst bekende eigenaar was Merten Martels, mede-eigenaar van de Hellmolen. Gedurende enkele jaren stond het pand op naam van de gerechtsbode Peter Scherpkens, die het in 1625 doorverkocht aan Hendrick Kindt, marktschipper. Uiteindelijk verkopen zijn erfgenamen het huis aan Jenne Abrahams, de weduwe Severijns uit Ool, die er is gaan wonen tot haar overlijden in 1729. De elkaar opvolgende eigenaars waren tot het eind van de 18e eeuw andere burgers dan tot nu toe werd aangenomen. Meer weten over het verleden van het gotische huis? Klik dan op de foto hiernaast.
Een oud Roermonds liedeke uit begin 17e eeuw, over een mooi meiske, Jenneke Bres, die de mannen het hoofd op hol bracht. Vooral kapitein Petit, nog maar net weduwnaar, was dol op haar. Dat was algemeen bekend. En een iemand schreef er een liedje over. Mogelijk had hij ook al een passend deuntje in zijn hoofd. Jammer genoeg weten we niet hoe het afliep. Werd de anonieme dichter gestoord in zijn rijmelarij, of heeft hij zich bedacht en het liedje daarom niet afgemaakt? Naam en toenaam werden genoemd. Enkel een verzinsel zal het dus wel niet geweest zijn. Maar wat dan wel? Meer weten over het lied van Jenneke Bres, ondeugend meisje Jenneke Bres...? Klik dan op de afbeelding hiernaast.
Hier kunt U zich inschrijven voor een historische stadswandeling door het 17e eeuwse Roermond. Verzamelpunt is herberg De Zwarte Ruyter te BuitenOp. Vanaf De Hulk aan de Kraanpoort passeren we De Zwaan en De Helm en bezichtigen we De Waag op de hoek van het Visserstraatje, waar later De Zwarte Adelaar uithing. Via De Rodeborg komen we op de Markt. We passeren de Grauwe Thoren en lopen meteen door naar de herberg In den Emmerick. Vandaar naar De Boon en De Peerboom, waar voorheen De Apotheker van de joffers Van Cruchten was gevestigd. Bij De Moriaan slaan we af richting Varkensmarkt en visiteren aldaar het logement De Drie Kronen, met het huis De Beer. Bij Het Duifke steken we de weg over naar De Otter. De wandeling gaat verder langs De Buidel, Het Hoefijzer en De Kroon terug richting Markt. Achter de Vleeshal ligt Het Gouden Hoofd en Het Eenhoorn. Voorbij de herengaffel passeren we het huis De Kraick. Via De Vier Heemskinderen en De Wolfskeel komen we tenslottte bij De Alde Apteeck tegen het kerkrooster, waar we nog snel een blik werpen op het huis van De Zeven Getijden. Op de andere hoek van het Visserstraatje ligt herberg De Vos, het verzamelpunt voor de volgende historische wandeling. Meer informatie? Klik op de afbeelding hiernaast.
De nakomelingen van Henrick Gobbels uit Wessem bleven zich noemen naar hun plaats van herkomst, evenals de nakomelingen van Frans Vogels uit Wessem. Na enkele generaties bleef alleen laatstgenoemde familie nog met deze naam in de stad achter. De andere tak ging over op families Hoeufft, Beeck, Luytgens e.a., waarvan sommige personen, vooral in het Holland van de 17e eeuw tot grote welstand kwamen. De erfgoederen in en buiten Roermond werden voor en na verkocht. Meer hierover op de subpagina: de erfgenamen Van Wessem, met links naar de Beeckerhof te Roer, de Breewegshof te Linne en Hoeufftshof in Maasbracht.

Waar kon men zo snel naar toe, wanneer nieuw oorlogsgeweld zich aankondigde? Het lijkt er veel op, dat sommige boeren uit de nabije omgeving zich van een veilig heenkomen in de stad hadden verzekerd. Voor en na 1600 kochten pachters uit de omgeving een huis in de stad. We zitten dan midden in een woelige tijd, die wij de 80-jarige oorlog noemen. Soms kende men jaren van betrekkelijke rust, maar dat kon plotseling omslaan in niets ontziend oorlogsgeweld. Zou dat de reden zijn geweest, om alvast over een veilig onderkomen te kunnen beschikken? Geurd Maessen, Willem Helwegen, Frederick Scholten, de gebroeders Kempkens en meer anderen hadden voorgezorgd door een huis in de stad te kopen. Bij naderend onheil konden zij in de stad hun toevlucht nemen. Meer weten? Klik op de afbeelding hiernaast.

Ze is het niet, maar zo zou ze er uitgezien kunnen hebben. Henrickske van der Velde. In Familie-Album het portret van de weduwe Camps. Naast moeder was zij tevens een succesvolle zakenvrouw in de Roermondse binnenstad van rond 1600. De herbergierster heeft de perikelen van de 80-jarige oorlog meegemaakt. Tot op hoge leeftijd regelde zij de familiezaken. Haar (oudste) zoon werd aangesteld tot schout van het ambt Montfort. En haar kleindochters trouwden met bestuurders in de omgeving. Het waren uiteindelijk de achterkleinkinderen die voor en na de erfgoederen van die frauw in Die Kirch, hun overgrootmoeder, verkochten. Via de afbeelding hiernaast krijgt U een directe link naar het artikel.
Een 15e eeuwse grafsteen van de Roermondse regenten-familie Hoeufft in de kapel van de kartuizers aan de Swalmerstraat. Het is niet duidelijk of daarmee de huidige Carolus-kapel werd bedoeld, dan wel de Bethlehem-kapel die rond 1800 werd afgebroken. Over deze steen is verder niets meer bekend. Alleen een afbeelding uit het archief Familie Grothe in het Utrechts Archief getuigt nog hiervan. De tekening is tevens voorzien van de nodige informatie over de personen.
De brieven van een Franse legerkapitein aan zijn vrouw, die met haar kinderen thuis zat. Getuigenissen van een liefde, alleen te scheiden door de dood. De schrijver was een jongeman uit Bretagne, kapitein in het Franse leger. Zij was de jongedochter van welgestelde Roermondse burgers. Keizer Napoleon was druk doende om de politieke kaart van Europa nieuw in te tekenen en de soldaat en huisvader vertrok spoedig weer met zijn legereenheid. Tussen beide echtelieden ontstond een briefwisseling om hun genegenheid voor elkaar te tonen. Ida Janssens heeft de brieven van haar man zorgvuldig bewaard. De brieven die zij aan Charles schreef, zijn verloren gegaan toen hij in de winter van 1810 in het verre Spanje het leven liet.
"Den Ingel is gevloage!" Ruim driehonderd jaar geleden zou die kreet nog wel midden december door de straten van Roermond hebben geklonken. En de koorzanger, die boven het priesterkoor zijn vleugels had gespreid, was opgelucht, dat hij weer veilig geland was. Dat vernemen we uit het kasboek van de kathedraal eind 17e eeuw. Maar er was meer. De Christoffelkerk stond ook toen opnieuw in de steigers. Veel ramen werden van nieuw glas voorzien. De vloertegels verlegd. Nieuwe balk-constructies boven de koren. De klokken werden hergoten, onder aan de wal. De steenhouwer uit Maaseik legde nieuwe dorpels. Het beste hout werd per boot uit Holland aangevoerd en tot nieuwe koor- en kerkbanken verwerkt. En tussen al die drukke werkzaamheden gingen de gebruikelijke erediensten gewoon door. Meer weten? Klik op de foto hiernaast.
Wijnsteker, aannemer, burgemeester en schepen, handelaar en vervolgens grootgrondbezitter, ofwel de succesvolle zakenman Johan Coolen (1662-1738). Naast eigenaar van meerdere panden in de binnenstad, had Coolen ook nog een maasschip. Zijn zoon Gerard Coolen (1689-1767) trad al vroeg in de voetsporen van zijn vader, o.a. bij werkzaamheden aan de vestingwerken van Maastricht, Stevensweert en Venlo. Hij begon als gediplomeerd landmeter en was daarnaast kerkmeester, peyburgemeester en schatinner van Oostenrijks-Gelder. Van zijn kinderen is vooral bekend, dat zij op de zaak pasten en de erfgoederen bij elkaar hielden. Dit is het vervolg op de twee vorige artikelen. Meer weten? Klik op de afbeelding hiernaast.
Swalmerstraat 5-9. Aannemer Gerardt Coolen was op vele markten thuis. Hij was naast schatinner ook nog landmeter, kerkmeester en aannemer van openbare werken. In 1732 kocht hij het kapitale pand aan het begin van de Swamaekerstraat. Het huis bleef ruim een eeuw gedurende drie generaties in de familie, tot de verkoop in 1847. Verder terug in de tijd stond het huis bekend onder de naam Het Gulden Cruytz, maar meestal 't Cruitz genoemd, en in de akten nog korter als 't . Zowel links en rechts als richting de huidige Pastoorswal werd de huisplaats in de loop der eeuwen uitgebreid. Of de naam verwijst naar een herberg, is niet bekend. Het pand kende wisselende periodes, wanneer ijverige zakenlieden van hieruit hun handel dreven, dan weer werd het pand verhuurd, of bood onderdak aan een administratief kantoor van waaruit licenties werden uitgegeven aan kooplieden voor de doorvoer van hun handelswaar. De bedrijvigheid kwam terug toen overbuurman en zakenman J.L. Baudrihaye van het pand gebruik maakte, eerst als huurder en vanaf 1846 als eigenaar en bewoner. Meer weten? Klik op de foto hiernaast.
Uit het verleden van het voormalige Christoffelhuis, ofwel Lindanusstraat 5. Een voorlopig verslag van twee eeuwen familie- en bewoningsgeschiedenis van het statige herenhuis aan de Hoge Heghstraat in Roermond, dat van generatie op generatie werd doorgegeven. Nieuw herrijzend uit de as na de grote stadsbrand. Over rijkdom en verval, huwelijk en gezin. Over jonkers, raadsheren en advocaten. Een landscholtis die steeds meer in de schulden raakte en het huis binnen enkele jaren weer moest verkopen. Meer weten? Klik op de afbeelding hiernaast voor een directe link naar de pagina.